1.1 De inkomsten van de overheid
Directe belastingen: Belastingen die rechtstreeks door de belastingplichtige aan de overheid worden afgedragen.
Indirecte belastingen: Kostprijsverhogende belasting, wordt niet rechtstreeks betaald aan de overheid maar door bijvoorbeeld BTW. Een andere vorm van indirecte belasting is de accijns en motorrijtuigenbelasting.
Accijns:
Extra belasting die op een product wordt geheven om zo het gebruik van een schadelijk product af te remmen en de overheidsinkomsten te vergroten.Invoerrechten: Belastingen op ingevoerde producten , hiermee wordt de binnenlandse producent beschermd.
Naast belastinginkomsten heeft de overheid ook nog andere inkomsten, zoals staatsbedrijven. Bijv. de NAM(Nederlandse Aardoliemaatschappij) of de DNB(De Nederlandse Bank). Buiten staatsbedrijven zijn er ook nog de overheidsdiensten als het paspoort, schoolgeld of boetes.
Retributies: In tegenstelling tot de belasting hebben retributies een directe tegenprestatie. Dit werkt volgens het profijtbeginsel, wie er profijt van heeft betaald er ook voor.
1.2 De uitgaven van de overheid
Van de overheidsuitgaven kan gezegd worden dat deze kan worden opgesplitst in 2 soorten uitgaven:
Overdrachtsuitgaven: Uitgaven waar geen tegenprestatie tegenover staat. Bijv. de uitkeringen en subsidies.
Overheidsbestedingen:Uitgaven waar wel een tegenprestatie tegenover staat. Bijv. het aanleggen van wegen of politiesalarissen. De overheidsbestedingen bestaan dan weer uit Overheidsconsumptie en Overheidsinvesteringen,
- Overheidconsumptie: De lopende uitgaven als lonen van politie etc.
- Overheidsinvesteringen: Uitgaven aan projecten en kapitaalgoederen waar de overheid lang profijt van heeft.
1.3 De begroting van de overheid
Rijksbegroting: Overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van de overheid.
Bij de voorbereiding van de begroting zijn ook diverse adviesorganen betrokken zoals het Centraal Planbureau(CPB), Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS) en de Sociaal-Economische Raad(SER).
Begrotingstekort: De uitgaven van de overheid zijn groter dan de inkomsten.
Staatsobligaties: Schuldbewijzen van de overheid met een vaste rente en een lange looptijd.
Financieringstekort: Hoeveel de staatsschuld toeneemt na te hebben gekeken naar de aflossingen en het begrotingstekort. Het tegenovergestelde van het financieringstekort is een financieringsoverschot.
1.4 Begrotingsbeleid
Bij een recessie stijgt het financieringstekort sterk en neemt de staatsschuld toe. Om dit te beperken worden dan weer leningen afgesloten wat weer leidt tot hoge rentekosten.Om het financieringstekort te verkleinen kan de overheid 2 dingen doen, zij kan de belastingen verhogen of de uitgaven matigen. Dit laatste wordt ook wel bezuinigen genoemd.
Hoogconjunctuur: Als de productiegroei groter is dan de gemiddelde groei.
Laagconjunctuur: Als de productiegroei lager is dan de gemiddelde groei.
2.1 Overheidsingrijpen in de inkomstenverdeling
Personele inkomensverdeling: De verdeling van het inkomen over personen en gezinnenLoonmaatregel:Werkgevers en werknemers zijn niet vrij afspraken te maken, maar moeten zich houden aan de richtlijnen van de overheid met betrekking tot loonstijgingen en andere arbeidsvoorwaarden.
2.2 Progressief belastingstelsel
Nivelleren: Het in verhouding kleiner maken van de inkomensverschillen. (progressief)
Denivelleren: Het in verhouding groter maken van de inkomensverschillen. (degressief)
Een belastingstelsel kan behalve progressief en degressief ook proportioneel zijn. Dit wil zeggen dat iedereen hetzelfde percentage belasting betaald.
2.3 De inkomstenbelasting: Drie boxen
Belasting over inkomen wordt geheven in drie verschillende boxen:Box 1: Hier wordt vooral loon en winst belast. Maar ook pensioenen en andere uitkeringen vallen in box 1.
Box 2: Wordt de winst van aandeelhouders belast.
Box 3:Inkomens die voortvloeien uit sparen en beleggen. Bijv. rente en dividend.
Belastingdruk:Inkomensheffing als percentage van het inkomen.
Aftrekposten: Uitgaven die je hebt gemaakt waarover je geen belasting hoeft te betalen. Zoals de hypotheekrente van je eerste huis, (een deel van) de reiskosten die je maakt om naar je werk te reizen, studiekosten, giften aan goede doelen en de kosten voor kinderopvang.
Heffingskortingen: De korting die je krijgt op de uitgerekende belasting. Afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden kan iemand recht hebben op hogere heffingskorting.
Marginaal belastingtarief:Belastingspercentage van de hoogste schijf die op een belastbare som van toepassing is.
Gemiddelde belastingtarief:Percentage van het bruto inkomen dat iemand moet afdragen aan arbeidsinkomensheffing. In andere woorden de belastingdruk.
2.4 Lorenzkromme na herverdeling
Door het progressieve belastingstelsel van Nederland heeft het secundaire inkomen een minder bolle lijn dan het primaire inkomen in de lorenzkromme.
3 Sociale zekerheid
Er wordt bij verplichte verzekeringen niet gekeken naar het risico dat je loopt, iedereen betaald er reëel evenveel voor.
Algemene middelen:Belastingpot
De sociale voorzieningen worden betaald uit de algemene middelen.
De meeste sociale verzekeringen worden betaald uit sociale premies. De sociale verzekeringen zijn op te delen in werknemersverzekeringen en volksverzekeringen.
Werknemersverzekering:
Geld alleen voor werknemers.
- WW (Werkloosheidswet)
- ZW (Ziektewet)
- WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, vroeger de WAO)
- ZVW (Zorgverzekeringswet, is deels een werknemersverzekering)
- IVA (Inkomstenregeling Volledig Arbeidsongeschikten)
- WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten)
Volksverzekering:
Geld voor iedereen die legaal in Nederland verblijft.
- AOW (Algemene Ouderdomswet)
- Anw (Algemene nabestaandenwet)
- AKW (Algemene Kinderbijslagwet)
- AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten)
De hoogte van de uitkeringen bij de volksverzekeringen tegen inkomensverlies is het sociaal minimum , oftewel het bestaansminimum . Dit is vastgesteld op 70% van het minimumloon.
Werknemersverzekeringen worden alleen door werknemers betaald, volksverzekeringen door iedereen die een inkomen heeft. Maar er zijn ook regelingen waar geen premie voor wordt betaald.
Sociale voorziening: -
- WWB (Wet werk en bijstand)
- Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)
Wig: Het verschil tussen de loonkosten en het nettoloon. Met andere woorden de Belastingen en premies ten laste van de werknemer plus de nettoloon.
REACTIES
1 seconde geleden