Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Consument en producent Hoofdstuk 3

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 695 woorden
  • 29 maart 2010
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Economie Hoofdstuk 3
De concurrentie

Een bedrijf/onderneming moet rekening houden met:
- De vraag  Prijselasticiteit van de vraag
- De kosten  constante
 variabele
- Concurrentie  macht op de markt

Soorten markten:
- concreet
- abstract
Functies van markten:
- Ontmoeting van vraag en aanbod
- Prijs komt tot stand
- “ruimen”. Hiermee wordt bedoeld dat alle aanbieders hun producten kunnen verkopen en alle vragers die iets willen kopen dat ook kunnen. Als de markt niet ‘ruimt’ zal de prijs worden veranderd.

Je kunt macht van de aanbieder op de markt indelen.

 Aantal aanbieders
- Veel
- Weinig
- Een
 Soort product
- Homogeen
- Heterogeen
 Doorzichtigheid
- Doorzichtig (transparant)
- Ondoorzichtig

Hoe meer macht de aanbieder heeft, hoe groter de invloed op de prijs is

Marktvormen

 Volkomen concurrentie/ volledige mededinging
- Veel vragers
- Veel aanbieders
- Homogeen goed (geen kopersvoorkeur)
- Doorzichtige markt
- Bijvoorbeeld: Chocolade
 Monopolistische concurrentie
- Veel vragers
- Veel aanbieders
- Heterogeen goed (kopersvoorkeur)
- Ondoorzichtige markt

- Bijvoorbeeld: auto’s
 Oligopolie
- Enkele aanbieders
- Veel vragers
- Heterogeen/ homogeen
- Redelijk doorzichtig
- Bijvoorbeeld: computers
 Monopolie
- Een aanbieder
- Veel vragers
- Heterogeen/ homogeen
- Redelijk doorzichtig
- Bijvoorbeeld: de NS

De 4 P’s

 Productbeleid
- Nieuwe uitvoering van een product
- Productverbetering
- Productonderscheid
- Naam van het product
- Service
- De verpakking van een product
 Prijsbeleid
- De prijs van een product
- Kortingen
- Acties
- Betaalvoorwaarden
 Promotiebeleid
- Reclame
- Openbare betrekkingen
- Tentoonstellingen

- Evenement marketing
 Plaatsbeleid
- Distributiesysteem (van de ene plek bestellen, op de andere plek leveren)
- Goederenstromen
- Plaats waar je een winkel of zo neerzet

De macht van een bedrijf is afhankelijk van:
- De marktvorm
- Afnemers (zoals consumentenorganisaties)

Activiteiten van consumentenorganisaties:
 Productvoorlichting
De markt wordt doorzichtiger, de consument krijgt meer macht
 Voorlichting over rechten consumenten en juridische ondersteuning
 Beïnvloeden van politiek
Wetten ter bescherming van de consument

Begrippen

- Abstracte markt: Het geheel van vraag en aanbod van een goed, zonder dat er een bepaalde plaats is waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten.
- Concrete markt: Het geheel van vraag en aanbod van een goed, waarbij vraag en aanbod elkaar op een bepaalde plek ontmoeten

- Consumentenorganisaties: Organisaties die opkomen voor de belangen van de consument.
- Distributiebeleid: Bijvoorbeeld het verlenen van service en garantie en het hanteren van een merknaam.
- Doorzichtige markt: Dat alle aanbieders en vragers op de hoogte zijn van alle ontwikkelingen van de markt.
- Garantie: De zekerheid dat een product goed functioneert
- Hoeveelheidsaanpasser: een aanbieder die bij een marktprijs alleen de aangeboden hoeveelheid kan vaststellen.
- Innovatie: Het invoeren van nieuwe technieken in een productieproces
- Kwaliteit: Het geheel aan eigenschappen en kenmerken van een product
- Marketinginstrumenten: Middelen die je kunt gebruiken bij het nastreven van je marketingdoel
- Marketing: Alles wat een bedrijf doet om de verkoop van producten te bevorderen
- Marketingmix: De 4 P’s (productbeleid, plaatsbeleid, promotiebeleid, prijsbeleid)
- Marktleider: Bedrijf of persoon die in een bepaalde tak de grootste omzet heeft
- Merk: Het doel van een merk is om een product of dienst te onderscheiden en een eigen karakter te geven, en een reputatie te laten vestigen.
- Monopolie: Marktvorm waarbij aanbieders kunnen ‘opereren’ zonder concurrentie

- Monopolistische concurrentie: Marktvorm waarbij veel aanbieders een heterogeen product aanbieden.
- Oligopolie: Marktvorm met weinig aanbieders die een heterogeen of een homogeen product aanbieden.
- Plaatsbeleid: Een marketingbeleid waarbij de aanbieders beslissen of ze het via een distributiecentrum laten gaan of bij een winkel verkopen (een product)
- Prijsbeleid: Een marketingbeleid waarbij de aanbieder kijkt wat voor prijs hij voor een product moet bepalen, of of hij korting(en) moet geven.
- Prijsleider: de machtigste aanbieder op een marktvorm die min of meer de prijs bepaald.
- Prijszetter: Aanbieder die zelf zijn verkoopprijs vaststeld.
- Productbeleid: Een marketingbeleid waarbij de aanbieder kijkt wat voor soort product hij op de markt zet, en met wat voor kwaliteit
- Productdifferentiatie: Bedrijven die hun producten aanpassen aan de wensen van verschillende doelgroepen.
- Promotiebeleid: Een marketingbeleid waarbij de aanbieder kijkt hoeveel en welke reclame er wordt gemaakt, en welke media.
- Service: Alles wat een ondernemer doet voor, tijdens en na de aankoop voor de klant.
- Transparante markt: zie doorzichtige markt.
- Volkomen concurrentie: Een marktvorm waarbij veel vragers en veel aanbieders zijn.
- Volledige mededinging: Een marktvorm waarbij een groot aantal vragers en aanbieders zijn, zodat de invloed op de prijs van een product minimaal is.

- Winkelformule: Een manier hoe een bepaalde winkel zijn producten aanbied aan de consument.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.