Hoofdstuk 4: de collectieve sector
Publiekrechtelijke bevoegdheden: recht om regels op te leggen aan het publiek
Publiekrechtelijke lichamen of organen: de instellingen die de publiekrechtelijke bevoegdheden hebben
Privaatrechtelijke bevoegdheden: vereniging -> het lidmaatschap is vrijwillig
Nationale overheid/ Rijksoverheid/de Staat: hogere overheden -> regelen de belastingplicht, en de leerplicht
Lagere overheden: provincies, gemeenten en waterschappen
CWI: centra voor werk en inkomen -> opgericht door werknemers en werkgevers
Collectieve sector: bestaat uit alle overheden, en de instellingen voor de sociale zekerheid
Collectieve uitgaven: totale uitgaven van de collectieve sector
Collectieve ontvangsten/ middelen: de totale inkomsten
Free rider/ lifter: iemand die meeprofiteert van een dienst zonder te betalen
Zuiver collectieve goederen: als de splitsing in individueel leverbare prestatie niet mogelijk is
Individueel goed: als de splitsing in de individueel leverbare prestatie wel mogelijk is
Nachtwakerstaat: samenleving waarin de overheid zich beperkt tot levering van zuiver collectieve goederen
Quasi-collectief: als de overheid de levering van individuele goederen geheel of gedeeltelijk op zich neemt
Ambtenaren: personeel van de overheid -> worden betaald door de gemeenschap in de vorm van belastingen en premies
Bestedingen van de overheid: overheidsconsumptie en overheidsinvestering
- Overheidsconsumptie: daaronder vallen bijv. het salaris van de ambtenaren en de kosten van de spullen die de ambtenaren verbruiken
- Overheidsbestedingen: bijv. infrastructuur -> besteding omdat een weg, een lange tijd ook door de toekomstige generaties gebruikt kan worden
Overdrachten van de overheid: bij inkomensoverdrachten draagt de overheid geld over van de belasting -en premiebetalers naar bijv. De uitkeringsgerechtigden -> verwacht geen tegenprestatie (schenkingen en aflossingen van schulden )
Nationaliseren: de overheid neemt de zeggenschap en de eigendom van particuliere bedrijven over
Privatisering: overheidsbedrijven worden afgestoten naar de particuliere sector
Inkomensvervangende uitkering/ uitkering voor inkomensderving: aantal sociale uitkeringen is bedoeld om inkomensverlies op te vangen
Waardevast: een uitkering is waardevast als de koopkracht van de uitkering gelijk blijft
Welvaartsvast: de uitkeringgerechtigden mogen meedelen in de gemiddelde stijging van de welvaart
Sociale uitkeringen bestaan uit:
- Voorzieningen: worden betaald uit de algemene middelen ( belastingpot ) belangrijkste is ABW ( algemene bijstandswet )
- Verzekeringen: worden betaald uit premies
AOW: Algemene ouderdomswet -> ieder Nederlander ouder dan 65 heeft hier recht op
Omslagstelsel: elk jaar wordt geschat welk bedrag in totaal nodig is voor de uitkeringen, vervolgens wordt dit bedrag omgeslagen over de inkomens die in dat jaar worden verdiend
Kapitaaldekkingsstelsel: het systeem van de pensioenopbouw, waarbij je spaart voor een toekomstige uitkering
AWBZ: algemene wet bijzondere ziektekosten ->zijn kosten van verblijf in een inrichting of een instelling voor gehandicapten of een behandeling bij het RIAGG
ANW: algemene nabestaanden wet ->recht op een uitkering voor de naaste verwanten in geval van overlijden
Wulbz: wet uitbetaling loondoorbetaling bij ziekte -> werkgever is verplicht om aan een zieke werknemer gedurende 52 weken het laatstverdiende loon door te betalen
ZFW: geeft vergoeding voor ‘normale’ geneeskundige verzorging
WAO: als je geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent krijg je een uitkering
WW: werkloosheids wet, als een werknemer wordt ontslagen -> hij moet wel minstens 26 weken in loondienst hebben gewerkt
WAZ: arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen -> zelfstandige ondernemers en beroepsbeoefenaars -> deelname is verplicht
Inkomsten van de collectieve sector bestaat uit:
- Collectieve lasten: alle verplichte afdrachten aan de collectieve sector samen
- Belastingen: belasting die de overheid int verdwijnen in de schatkist, zonder dat daar een directe prestatie tegenover staat
1. directe belastingen: belasting opgelegd aan personen
2. indirecte belastingen: degene die deze belasting afdraagt kan het doorberekenen aan iemand anders (BTW)
- sociale premies: het betalen van de sociale uitkeringen ->zo wordt de AOW-premies gestort in het AOW-fons waaruit de AOW- uitkeringen worden betaald
Collectieve lastendruk/lastenquote: alle collectieve lasten uitgedrukt in procenten van het binnenlandse product -> rond 40%
- Overige ontvangsten: winst overheidsbedrijven + opbrengsten van de overheidsdiensten (zie schema blz. 67)
Wig op de arbeidsmarkt: als gevolg van de belastingen en sociale premies gaapt er een gat tussen het bedrag dat de werkgever betaald en de werknemer ontvangt ( de overheid drijft een wig tussen de arbeidskosten en het nettoloon)
* Wat de werknemer ontvangt:
Brutoloon
-werknemersaandeel in de premies van werknemersverzekeringen
-loonheffing (premies volksverzekeringen+belastingen)
= nettoloon
* Wat de werkgever kwijt is:
Brutoloon
+werkgeversaandeel in sociale premies
=arbeidskosten
Inkomens uit arbeid: loonheffing
Aftrekposten: mensen die op de fiets naar hun werk gaan of kosten betalen voor de kinderopvang. Ook als je een hypothecaire lening hebt afgesloten, verder mensen met buitengewoon hoge lasten voor ziekte, studie en onderhoud van kinderen
Vermogensrendementheffing: belasting op inkomen uit vermogen?opbrengsten uit het vermogen zoals rente op spaarrekening, winstuitkeringen op aandelen, de huur en de pacht
Zie stencils blz. 72
Successierechten: int successierechten over de nalatenschap.
Kansspelbelasting: prijzen tot 454 zijn vrijgesteld verder betaal je 25%
BTW: belasting toegevoegde waarde
- Gangbaar tarief is 19% geld voor de meest niet alledaagse goederen
- Verlaagd tarief van 6% geldt voor de noodzakelijke levensbehoeften bijv. brood, melk en vlees
- Nultarief geldt voor bijv. medische diensten, onderwijs en huur
Accijnzen: bijzondere verbruiksbelastingen ?bepaalde consumptiegoederen zoals alcohol, suiker, tabak en benzine
Milieuheffing: belasting voor het gebruik van gas en elektriciteit
Invoerrechten: als goederen worden geïmporteerd kunnen ze aan de grens duurder worden gemaakt door heffen van invoerrechten
Motorrijtuigbelasting: gebruik van een overheidsvoorziening (autoweg)
Overige ontvangsten:
- Retributies: parkeergeld, marktgeld, paspoort enz.
- Inkomsten uit overheidsbezit: aardgasopbrengsten enz.
Draagkrachtbeginsel: degenen met de meeste draagkracht dienen het zwaarst te worden belast
Gemiddelde heffingsdruk: afdracht in % van het inkomen
Progressie: tarieven lopen op naarmate het inkomen hoger is
Proportioneel: iedereen betaald hetzelfde bedrag
Degressief: sterke schouders dragen de minste lasten? inkomens worden gedenivelleerd
Belastingmoraal: bereid zijn om belasting te betalen
Doelmatigheidsbeginsel: inning kosten moeten opwegen tegen het te ontvangen belastingbedrag
Afwenteling: degene voor wie de belasting bedoelt is laat ze dragen door iemand anders
REACTIES
1 seconde geleden