boek 1

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 898 woorden
  • 21 oktober 2015
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Fix onze energie!

Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past! 

Check Power Up The Planet!

Economie boek 1 H1

  • Welvaart in enge zin is de koopkracht. Welvaart in ruime zin is een breder begrip. Hieronder vallen ook immateriële behoeften.
  • Bedrijven en overheid produceren met arbeid, natuur, kapitaal en ondernemerschap, de zogenaamde productiefactoren.
  • De beloning van de productiefactoren bestaan uit loon, winst, rente en huur. Optellen van deze primaire inkomens levert het nationaal inkomen op.
  • De toegevoegde waarde van bedrijven = de omzet min de ingekochte grond- en hulpstoffen.
  • De toegevoegde waarde van de overheid = de som van alle ambtenarensalarissen.
  • De toegevoegde waarde van alle bedrijven en overheid samen = het bruto binnenlands product (BBP).
  • De arbeidsproductiviteit = de productie per werknemer per tijdseenheid.
  • De reële waarde van het inkomen is gelijk aan de nominale waarde, gecorrigeerd voor de inflatie.
  • Reëel inkomensindexcijfer = nominale inkomensindex     x100%

         Prijsindex

  • Het CPI geeft aan met hoeveel procent de kosten van het levensonderhoud stijgen ten opzichte van een basisjaar.

(w x prijsindex) + (w x prijsindex) + (w x prijsindex) = CPI

                                                                      100

  • Nivelleren brengt de inkomens in verhouding dichter bij elkaar.

Denivelleren betekent dat het verschil tussen arm en rijk relatief groter wordt.

Economie boek 1 H2

Natuurlijke personen

  • Eenmanszaak:  één eigenaar, aansprakelijk met privévermogen
  • VOF: 2 of meer eigenaren, aansprakelijk met privévermogen

Rechtspersonen

  • BV: één of enkele aandeelhouders, aandelen niet vrij verhandelbaar, aandeelhouders aansprakelijk voor geïnvesteerd vermogen, startkapitaal €18.000.
  • NV: veel aandeelhouders, aandelen worden verhandeld op de beurs, aandeelhouders aansprakelijk voor geïnvesteerd vermogen, startkapitaal €45.000.
  • Een balans is een overzicht van de bezittingen, het eigen vermogen en het vreemd vermogen (de schulden) van een bedrijf op een bepaald tijdstip.

Activa (wat is met het geld gedaan?)

Passiva (hoe is het geld verkregen?)

Bezittingen, onder te verdelen in:

Eigen vermogen

-Vaste activa

Vreemd vermogen, onder te verdelen in

-Vlottende activa

Waaronder liquide middelen

-Langlopende schulden

-Kortlopende schulden

  • Resultatenrekening: overzicht van de opbrengsten en kosten van een bedrijf in een bepaalde periode.
  • Op een balans staan voorraadgrootheden.

Op een resultatenrekening staan stroomgrootheden

Dit wil je ook lezen:
  • Bij de break-even afzet zijn de kosten gelijk aan de opbrengsten en is de winst precies nul.
  • De totale kosten zijn voor een deel variabel en voor een deel constant: TK = TVK + TCK.

Economie boek 1 H3

  • De collectieve sector bestaat uit de overheid en de sociale fondsen.
  • Collectieve goederen zijn goederen die niet gesplitst kunnen worden in individueel te leveren eenheden en zijn, zodra ze geproduceerd worden, voor iedereen beschikbaar.
  • Quasi-collectieve goederen zijn te splitsen in individueel te leveren eenheden, maar worden toch door de overheid verschaft.
  • Individuele goederen zijn te splitsen in individueel te leveren eenheden en worden door particuliere bedrijven geleverd.
  • Bij negatieve externe effecten zijn er ook kosten voor de samenleving, niet alleen voor de koper.

Bij positieve externe effecten zijn er niet alleen opbrengsten voor de verkoper maar ook voor de samenleving.

  • Draagkrachtbeginsel: de bijdrage van de burger aan de kosten van de overheid hangt af van zijn draagkracht (inkomen).
  • Profijtbeginsel: bijdrage van de burger aan de kosten van de overheid hangt af van de mate waarin hij gebruikmaakt van overheidsvoorziening.
  • De inkomsten van de overheid bestaan uit belastingen en niet-belastingen.
  • De belastingen bestaan uit directe en indirecte belastingen.
  • Bij een progressief belastingstelsel stijgt het belastingpercentage als het inkomen stijgt.
  • Bij een proportioneel belastingstelsel is het belastingpercentage bij elk inkomen gelijk.
  • Bij een degressief belastingstelsel daalt het belastingpercentage als het inkomen stijgt.
  • De berekening van het te betalen belastingbedrag in Nederland gaat zo:

Bruto-inkomen – aftrekposten = belastbaar inkomen.

Op het belastbaar inkomen pas je het schijventarief toe. Het schijventarief levert het belastingbedrag op. Daar haal je de heffingskortingen nog af en dan is het te betalen bedrag bekend.

  • Overheidsuitgaven bestaan uit overheidsbestedingen en overheidsoverdrachten. Overdrachten herverdelen alleen maar het inkomen. Bestedingen zijn uitgaven waarvoor de overheid wel een tegenprestatie verlangd.
  • De structuur van de economie staat voor de aanbodkant. De conjunctuur voor de vraagkant.
  • Het begrotingstekort is het verschil tussen inkomsten en uitgaven van de overheid.
  • Het financieringstekort is het begrotingstekort min de aflossingen.

Economie boek 1 H4

  • Handelsquote = waarde van de import en export x 100%

       BBP

  • Internationale handel leidt tot arbeidsverdeling. Hierdoor stijgt de welvaart.
  • Protectionisme is het beschermen van de eigen markt door importheffingen, exportsubsidies, contingenten of non-tarifaire belemmeringen.
  • Vrijhandelszone: de deelnemers handelen zonder invoerheffingen met elkaar.
  • Economische unie: douane-unie plus vrij verkeer van arbeid en kapitaal, een gemeenschappelijk economisch beleid en gemeenschappelijke instellingen.
  • Douane-unie: vrijhandelszone plus een gemeenschappelijk buitentarief.
  • Economische en monetaire unie (EMU): economische unie plus één munt en één centrale bank die de waarde van die munt bewaakt.
  • Het handelsbalanssaldo is gelijk aan de exportwaarde minus de importwaarde.
  • De koers is de waarde van één eenheid van een munt, uitgedrukt in een andere valuta.
  • De koers van een munt wordt bepaald door vraag en aanbod.
  • Appreciatie = stijging van de koers.

Depreciatie = daling van de koers.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.