Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Blok 3

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo | 1201 woorden
  • 21 januari 2015
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Paragraaf 3:

 

3.1:

Produceren: is het maken van goederen of het leveren van diensten.

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

De productieweg bestaat uit alle bewerkingen die het product ondergaat, van grondstof tot eindproduct.

 

Bedrijfskolom:

Bij de productie van een product zijn meestal verschillende bedrijven betrokken. Het ene bedrijf houd zich bezig met de grondstof. Andere bedrijven verwerken de grondstof tot een product en weer andere bedrijven zorgen dat het product bij de klant komt.

 

Sommige bedrijven produceren geen goederen maar diensten. Een bedrijf dat diensten levert heet een dienstverlenend bedrijf. Het bedrijf van toms vader is daarvan een voorbeeld. De dienst van dit bedrijf bestaat uit het schoonmaken van scholen en bedrijven. Ook worden ze gevraagd voor het wassen van ramen en weghalen van graffiti.

 

Industriële bedrijven: zijn bedrijven die goederen produceren.

Dienstverlenende bedrijven: leveren diensten

Agrarische bedrijven: halen hun grondstoffen direct uit de natuur, voorbeelden van agrarische bedrijven zijn; de melkveehouderij, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven.

 

Btw:

Als je een product koopt, moet je hiervoor betalen. Btw = belasting toegevoegde waarde. Voor de meeste producten betaal je 21% btw. Dit is het normale tarief. Het bedrijf moet de btw afdragen aan de overheid. De prijs van een product inclusief btw berken je zo:
 

Prijs exclusief btw + 21% btw = prijs inclusief btw

Voorbeeld: 200 + 21% van 200 euro + 38 euro = 238 euro

 

Concurrentie:

Producenten die dezelfde producten maken, zijn concurrenten van elkaar. Zij zullen proberen consumenten hun eigen product te laten kopen. Dat kan bijv door reclame of lage prijzen. Concurrentie: is de strijd tussen bedrijven die vergelijkbare producten of diensten verkopen om klanten te winnen. De bedrijven noemen we concurrenten.

 

3.2:

Productiemiddelen: zijn de dingen die nodig zijn om te kunnen produceren. Voorbeelden van productiemiddelen zijn grondstoffen, machines, werknemers, gebouwen, vrachtauto’s en computers.

 

Productiefactoren: zijn de middelen die nodig zijn om te kunnen produceren, je kunt ze in drie groepen verdelen:

  • Alles wat uit de natuur komt zonder bewerking door mensen is de productiefactor natuur.
  • Menselijke inspanning noem je de productiefactor arbeid.
  • Machines, gebouwen, gereedschappen en andere hulpmiddelen zijn kapitaalgoederen en noem je de productiefactor kapitaal.

 

Mechanisatie, automatisering.

Veel  arbeid word nu gedaan door machines,

Mechanisatie: is het vervangen van menselijke arbeid door machines.

Automatisering: is het overnemen van werk door computers. Het kan gaan om lichamelijke arbeid, maar ook om reken- en denkwerk.

 

Investeren:

Door de technologische ontwikkelingen komen er steeds nieuwe en betere machines.

Investeren: is het kopen van nieuwe kapitaalgoederen, zoals machines, gereedschappen of gebouwen. Investeringen zijn bedoeld om meer, beter of goedkoper te kunnen produceren.

 

Arbeidsproductiviteit:
door mechanisatie en automatisering is de arbeidsproductiviteit enorm toegenomen. Per medewerker kunnen er veel meer producten worden gemaakt. De arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten die een arbeidskracht kan maken in een bepaalde tijd.

 

Een kapitaalintensief bedrijf: is een bedrijf waarin machines het grootste deel van de productie verzorgen, in een arbeidsintensief bedrijf doen mensen het grootste deel van de productie.

 

3.3

Brutowinst:
het draagtassenbedrijf verdient geld door spullen in te kopen (papier en inkt) en dit al product (papieren draagtas) te verkopen.

De inkoopwaarde: is de prijs van de ingekochte producten of grondstoffen, de inkoopwaarde is lager dan de verkoopwaarde.

De verkoopwaarde: is de prijs van producten bij verkoop. Het verschil tussen de inkoopwaarde en de verkoopwaarde is de brutowinst van een bedrijf.

 

Afzet, omzet:

De afzet van een bedrijf is het aantal producten dat het bedrijf verkoopt.

De omzet of de verkoopwaarde is het bedrag dat de verkoop van de producten opbrengt,

omzet berekenen doe je zo:

 

omzet (verkoopwaarde) = afzet x verkoopprijs

voorbeeld: omzet = 5000 x 0,76 euro = 3.800 euro

per dag is de omzet van het draagtassenbedrijf 3.800 euro.

 

Bedrijfskosten:

Elke bedrijf heeft bedrijfskosten. Bedrijfskosten zijn kosten voor kapitaal-goederen, zoals machines en gebouwen, en de kosten voor arbeidskrachten.

 

Nettowinst:

De nettowinst word berekend door van de brutowinst de bedrijfskosten af te trekken.

Formule:

 

Omzet – inkoopwaarde = brutowinst

Voorbeeld: 76.000 euro – 20.000 euro = 56.000 euro

Omzet = 5.000 tassen x 0,76 x 4 weken x 5 dagen = 76.000

Inkoopwaarde = 5000 tassen x 0,20 euro x 4 weken x 5 dagen = 20.000

 

Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten

Voorbeeld: nettowinst = 56.000 euro – 39.100 euro = 16.900 per 4 weken

 

Een dienstverlenend bedrijfheeft ook te maken met kosten. Meestal zijn dat geen kosten voor machines en grondstoffen. Soms zijn er bijna geen inkoopkosten zoals bij een adviesbureau. Vaak zijn de loonkosten hoog in vergelijking met de totale kosten bij een dienstverlenend bedrijf.

 

Een bedrijf kan wist maken, maar de winst kan ook negatief zijn: de kosten zijn dan hoger dan de opbrengsten. Een bedrijf lijdt aan verlies. Soms kan een bedrijf een lening krijgen bij de bank om het verlies tijdelijk op te vangen. Of het bedrijf heeft een spaarrekening om het even uit te houden. Als de kosten steeds hoger zijn dan de omzet en een bedrijf lange tijd verliesgevend is, dan gaat het failliet. Het bedrijf moet dan stoppen.

 

3.4

Hergebruik:

Van sommige afvalstoffen kunnen nieuwe producten worden gemaakt.

Hergebruik is het maken van nieuwe producten uit afval.

Door hergebruik (of recyclen) van afval kun je grondstoffen sparen. Als je papier maakt uit oud papier, hoef je minder bomen te kappen. Door glas te maken van oud glas, heb je minder grondstof nodig. Het beste voor het milieu is als alles kan worden hergebruikt en energie wordt gebruik die niet kan opraken.

 

Sommige verpakkingen worden ingezameld door de gemeente. Dit zijn verpakkingen van glas, papier, plastic en soms blik. Deze verpakkingen worden hergebruikt. Op veel verpakkingen staan symbolen zodat je weet wat je ermee kunt doen.

 

Sommige bedrijven proberen duurzaam te produceren. Duurzaam betekent dat je producten en diensten levert die geen schade opleveren voor mensen en hun omgeving, ook niet in de toekomst. Wat moet je doen voor duurzame productie?

  • Afval voorkomen, dus alles hergebruiken.
  • Geen grondstoffen gebruiken die op kunnen raken als je ze gebruikt.
  • Geen energie gebruiken die kan opraken, zoals aardolie en steenkool.
  • Geen vervuiling van de omgeving, zeker niet met gevaarlijke stoffen.

 

Duurzaam produceren is niet eenvoudig. Veel bedrijven kijken eerst hoe ze minder afval, grondstoffen en energie kunnen gebruiken. De bedrijfskosten worden dan vaak ook lager. Dat is heel goed, maar het is nog niet zo duurzaam als zou kunnen als je kijkt naar de regels hierboven. Bij vervuiling en afval geldt in principe: de vervuiler betaalt. Als een bedrijf gevaarlijke stoffen loost of afval produceert, moet het bedrijf dat zelf opruimen of betalen voor het afhalen van het afval.

 

Bedrijven zorgen met sommige activiteiten voor vervuiling van het milieu. Wanneer niet duidelijk is wie moet betalen, draait de maatschappij als geheel op voor de kosten van de vervuiling. Maatschappelijke kosten: zijn de kosten van vervuiling die niet door de veroorzaker, maar door ons allemaal worden betaald.

 

De overheid heeft wetten op het gebied van milieugemaakt. In de milieuwetten staan regels voor bedrijven. Bedrijven zijn verplicht om die regels te kennen en zich eraan te houden. Sommige bedrijven hebben veel te maken met milieuwetten, bijvoorbeeld omdat ze milieugevaarlijke stoffen gebruiken. Soms moet een bedrijf extra investeren door de milieuregels. Ook zijn er bijzondere milieubelastingen. De extra kosten van de investeringen en de milieubelasting zijn bedrijfskosten. Het bedrijf berekent die kosten meestal door aan de klanten, daardoor word je verkoopprijs hoger.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.