Hoofdstuk 1
Arbeidsmarkt is een abstracte markt waar vragers naar arbeid (werkgevers, zelfstandigen, overheid) en aanbieders van arbeid (werknemers, werklozen, zelfstandigen) samenkomen. De arbeidsmarkt bestaat uit veel deelmarkten. Vacatures zijn de onbezette arbeidsplaatsen waarvoor personeel gezocht wordt.
Krappe arbeidsmarkt = vraag > aanbod (veel vacatures, weinig werkloosheid)
Ruime arbeidsmarkt = vraag < aanbod (weinig vacatures, veel werkloosheid)
Hoofdstuk 2
Potentiële beroepsbevolking: iedereen van 15 tot 67 jaar. Dit wordt onderverdeeld in:
< >: iedereen van 15 tot 67 jaar, werkend of werkloos, die zich voor minstens 12 uur aanbiedt op de arbeidsmarkt en direct beschikbaar is.< >: mensen die niet werken en ook niet op zoek zijn naar werk (huisvrouwen, vervroegd gepensioneerden, studenten, arbeidsongeschikten)
De structurele groei van de beroepsbevolking
Conjuncturele ontwikkelingen
Aanzuigeffect: bij dalende werkloosheid neemt het aanbod van arbeid toe, omdat mensen die zich eerst niet aanboden, zich nu wel aanbieden.
Ontmoedigingseffect: bij stijgende werkloosheid zullen minder mensen zich aanbieden op de arbeidsmarkt omdat zij zich vrijwel kansloos achten bij het zoeken naar een baan.
Maatschappelijke ontwikkelingen (vrouwenemancipatie)
Toe- of afname van arbeidsmigranten
Wetgeving (leerplichtleeftijd, pensioenleeftijd)
Een persoon die in plaats van 5 dagen drie dagen per week werkt, werkt in deeltijd. De deeltijdfactor is in dat geval 0,6. Een voltijdbaan is gelijk aan één arbeidsjaar. De p/a-ratio geeft de verhouding aan tussen het aantal personen (die werken) en het aantal arbeidsjaren. Een p/a-ratio van 1,3 betekent dat er op 100 volledige banen 130 personen werken.
p/a-ratio = aantal personen met deeltijdbaan of volledige baan / totaal aantal arbeidsjaren
De arbeidsparticipatiegraad (deelnemingsgraad of deelnemingspercentage) geeft aan hoeveel procent van de bevolking van 15 tot 65 jaar (= de potentiële beroepsbevolking) werkt of wil werken en wordt als volgt berekend:
participatiegraad = beroepsbevolking / potentiële beroepsbevolking x 100%
Arbeidsproductiviteit: productie of toegevoegde waarde per werknemer in een tijdseenheid. Een stijging van de arbeidsproductiviteit betekent dat er in dezelfde tijd meer wordt geproduceerd. Er wordt dan niet meer gewerkt, maar slimmer gewerkt. De arbeidsproductiviteit kan stijgen door betere scholing, door mechanisatie/automatisering en door efficiëntere organisatie van het productieproces.
De i/a-ratio is een graadmeter voor de betaalbaarheid van de uitkeringen, de kosten van de vergrijzing, maar ook de concurrentiepositie van een land. Hoe hoger de i/a-ratio, hoe hoger de sociale premies, hoe hoger de loonkosten, hoe hoger de productiekosten en de prijs van de producten.
i/a-ratio = aantal inactieven (mensen met uitkering) / actieven (mensen met inkomen) x 100
Hoe de vergrijzing betalen?
Het verhogen van de sociale premies/belastingen of het verlagen van de uitkeringen zijn onaantrekkelijke maatregelen. Andere oplossingen zijn:
Het vergroten van de productie per werkende (meer uren werken of hogere arbeidsproductiviteit)
Het verlagen van de i/a-ratio (door participatiegraad te verhogen of het aantal inactieven te verlagen, door pensioensleeftijd te verhogen bijv.)
Er is een keuzeprobleem bij de keuze tussen werken of vrije tijd. Voor vrije tijd maak je opofferingskosten. Niet alleen inkomen draagt bij aan de welvaart, ook vrije tijd draagt daaraan bij.
De mate waarin het aanbod van arbeid reageert op een stijging of daling van het loon kan worden weergegeven met behulp van de loonelasticiteit van het arbeidsaanbod.
Loonelasticiteit van het arbeidsaanbod = procentuele verandering van het arbeidsaanbod / procentuele verandering van het loon.
Elasticiteit < -1 of elasticiteit > 1: elastisch.
-1<elasticiteit<1: inelastisch.
Hoofdstuk 3
Werkgelegenheid = Productie / Arbeidsproductiviteit
Of met indexcijfers:
Indexcijfer werkgelegenheid = Indexcijfer productie / Indexcijfer arbeidsproductiviteit x 100
Een hoge arbeidsproductiviteit betekent dat met een beperkte inzet van arbeid een hoge productie wordt gerealiseerd. De centrale motor voor de stijging van de arbeidsproductiviteit is de technologische ontwikkeling. Om technische ontwikkelingen te stimuleren is de prikkel tot innoveren noodzakelijk. De prikkel tot innoveren ontstaat door concurrentie.
Als de productiewijze arbeidsintensief is, wil dat zeggen dat er veel arbeid wordt ingezet in verhouding tot het kapitaal. De loonkosten per product bepalen dan in sterke mate de kostprijs van een product. De productiewijze is kapitaalintensief als er in verhouding veel kapitaal ten opzichte van arbeid wordt ingezet. Het verband tussen loonkosten per werknemer, de arbeidsproductiviteit en de loonkosten per product kan als volgt in een formule worden weergegeven:
Indexcijfer loonkosten per product = Indexcijfer loonkosten per werknemer / Indexcijfer arbeidsproductiviteit x 100
Onrendabele productie: een productie waarbij verlies wordt gemaakt.
Diepte-investering: een bedrijf koopt machines waardoor de verhouding tussen kapitaal en arbeid toeneemt en de productie kapitaalintensiever wordt.
Breedte-investering: een bedrijf koopt machines waarbij de verhouding tussen kapitaal en arbeid gelijk blijft.
De omvang van de werkgelegenheid wordt bepaald door:
- De prijsgevoeligheid van de vraag;
- De ontwikkeling van de welvaart;
- De kostenontwikkeling ten opzichte van het buitenland (lonen en arbeidsproductiviteit).
Indexcijfer productievolume = Indexcijfer productiewaarde / Prijsindexcijfer x 100
Creatie en destructie van werkgelegenheid
Er zijn bedrijven die groeien en werkgelegenheid creëren en er zijn bedrijven die krimpen of failliet gaan en daardoor werkgelegenheid vernietigen. Het saldo van baancreatie en baandestructie is de verandering in de werkgelegenheid. Het proces dat leidt tot groei en krimp van banen noemen we creatieve destructie. De bedrijven die afvallen of krimpen zijn meestal bedrijven met een relatief lage arbeidsproductiviteit ten opzichte van de concurrentie. Als deze bedrijven vervangen worden door nieuwe efficiëntere bedrijven leidt dit tot een gemiddeld hogere arbeidsproductiviteit voor de gehele economie.
Loonelasticiteit van de arbeidsvraag = Procentuele verandering van de arbeidsvraag / Procentuele verandering van het loon x 100
Hoofdstuk 4
Collectieve arbeidsovereenkomst (cao): een overeenkomst over de arbeidsvoorwaarden die per bedrijf of bedrijfstak wordt afgesloten voor de duur van 1 tot 2 jaar. De arbeidsvoorwaarden zijn onderverdeeld in:
Primaire arbeidsvoorwaarden: loon en normale werktijd
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden