Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Arbeidsmarkt

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1508 woorden
  • 7 februari 2002
  • 817 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
817 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Lesbrief: Arbeidsmarkt
Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op
Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders van arbeid elkaar in het echt ontmoeten (de banenmarkt) Abstracte markt: een markt die het geheel van vraag en aanbod omvat, maar waar je geen vaste plek kunt aanwijzen. (Nederlandse arbeidsmarkt, de markt voor tandenborstels en de huizenmarkt) Onderdelen van de arbeidsmarkt: - personeelsadvertenties - bestanden van de arbeidsbureaus - uitzendbureaus
Vragers zijn de kopers, aanbieders zijn de verkopers. Aanbod van arbeid is de beroepsbevolking. Beroepsbevolking: de mensen die willen, kunnen en mogen werken

Aanbod van Arbeid: werklozen, werknemers en zelfstandigen
Vraag naar arbeid: de vraag van bedrijven en overheid naar arbeidskrachten, ook de zelfstandigen en de openstaande vacatures horen bij de vraag naar aanbod. Vacature: als een bedrijf op zoek is naar een werknemer voor een bepaalde functie
Werkgelegenheid: het aantal mensen dat werkt (werknemers en zelfstandigen) Beroepsbevolking: werkzame beroepsbevolking (zelfstandigen en werknemers) en de werkloze beroepsbevolking
Niet-beroepsbevolking: mensen tussen de 15 en 65, die niet werken en niet op zoek zijn naar werk. Potentiële beroepsbevolking:beroepsbevolking + niet-beroepsbevolking = beroepsgeschikte bevolking
beroepsgeschikte bevolking: mensen tussen de 15 en 65 jaar
Beroepsbevolking: - werkzame beroepsbevolking - niet-werkzame beroepsbevolking
Werkzame beroepsbevolking: - zelfstandigen - werknemers
Deelnemingspercentage = participatiegraad: Aantal personen in de bevolkings(groep) dat tot de beroepsbevolking hoort totaal aantal personen in de bevolkings(groep) x 100% Oorzaken van de groei in de beroepsbevolking: - demografische groei (meer mensen in Nederland) - Bevolkingssamenstelling (arbeidsaanbod groeit als er meer mensen komen in de beroepsgeschikte bevolking) - deelname van vrouwen - wetgeving (leerplicht, pensioensleeftijd) - organisatie van het arbeidsproces Hoofdstuk 2: Loondienst of zelfstandig Vereniging  rechtsvorm, komt in de wet voor. En moet een bestuur hebben

Ondernemingsvorm  Rechtsvorm van een onderneming - Eenmanszaak - VoF - BV - NV
Eenmanszaak: - 1 eigenaar - privé aansprakelijk - eenvoudige manier van beginnen - je kunt je eigen beslissingen nemen
Vennootschap onder Firma (VoF): - meerdere eigenaren - privé aansprakelijk - betere mogelijkheden tot lenen
Besloten Vennootschap en de Naamloze Vennootschap: - scheiding tussen bedrijf en eigenaren - Rechtspersonen (juridisch zelfstandig) - aandeelhouders zijn de eigenaren
BV = aandelen zijn op naam
NV = aandelen zijn niet op naam, ze zijn vrij verhandelbaar
Dividend  Jaarlijkse uitkering uit de winst die je over een aandeel krijgt
Individuele arbeidsovereenkomst is tussen een werkgever en een werknemer
In een Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) staan de rechten en plichten van werkgever en werknemer zwart op wit. Bedrijfstak  alle bedrijven die zich bezig houden met dezelfde soort productie
Vakbond  werknemersbonden en vakverenigingen
Primaire arbeidsvoorwaarden zijn bijvoorbeeld loon en arbeidstijd
Secundaire arbeidsvoorwaarden zijn vakantie, pauze, reiskostenvergoeding enz. Rijksbegroting  overzicht van de inkomsten en uitgaven van de overheid
Miljoenennota  Samenvatting van de Rijksbegroting

Sociale Partners  werkgevers en werknemers
werknemerscentrale = vakcentrale = FNV
Hoofdstuk 3: De strijd om de poen
Inflatie  Stijging van het algemeen prijspeil
Prijscompensatie  Loonstijging om het effect van de inflatie teniet te doen  Gelijk aan de % inflatie
Stijging van de arbeidsproductiviteit is de stijging van de gemiddelde productie per werknemer per gewerkte tijdseenheid. Oorzaken van de stijgende arbeidsproductiviteit: - mechanisering en automatisering - arbeidsverdeling en specialisatie - scholing
Initiële loonstijging  Stijging van de arbeidsproductiviteit
Incidentele loonstijging  Loonstijging door promotie
Omzet = afzet x verkoopprijs = totale opbrengst
Winst = omzet – kosten
Reacties op de loonstijging: - Prijzen verhogen - productie verplaatsing naar lagelonenlanden - mensen worden vervangen door machines
Hogere lonen lijdt vaak tot lagere winsten
Hogere loonkosten zorgen vaak voor een dalende werkgelegenheid
Loon = kosten voor bedrijven, koopkrachtbron
Hoofdstuk 4: Wie doet het werk? Investeren  Kopen van kapitaalgoederen door bedrijven

Kapitaalgoederen  Kapitaal
Quartaire sector = niet-commerciële dienstverlening. Hier is moeilijk te mechaniseren. Consumeren  Als een gezin goederen of diensten koopt
Substitutie  Vervanging van arbeid door kapitaal. De productie wordt dan
kapitaalintensiever. Diepte-investering  een arbeidsbesparende investering die tot gevolg heeft dat de
arbeidsproductiviteit stijgt. Het bedrijf koopt dus betere
machines. Breedte-investering  een investering in dezelfde soort machines waarbij de
arbeidsproductiviteit gelijk blijft. (vervangen van oude machines) Schaalvoordelen treden op als met een machine meer producten gemaakt worden. De kosten van de machine kunnen dan over meer producten worden verdeeld. De kosten per product dalen, als de productieomvang stijgt. Er zijn verschillende mogelijkheden, waarop de productie naar het buitenland verplaatst kan worden. 1) sluiten van een vesting in Nederland, en meteen ook in een ander land (vaak bij Multinationals) 2) Het kan ook zijn, dat bedrijven uit Nederland weggeconcurreerd worden door bedrijven uit lagelonenlanden. Concurrentiepositie  het vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten. Er zijn verschillende factoren die een rol spelen in de concurrentiestrijd: prijs, kwaliteit en infrastructuur. De hoeveelheid die bedrijven in een land verkoopt, hangt af van de totale vraag naar goederen en diensten in een land. De vragers zijn gezinnen, bedrijven, overheid en het buitenland. De consumptie stijgt, als mensen meer kunnen kopen. Dit kunnen ze als ze meer geld hebben. Dit krijgen ze dan weer van de incidentele en initiële lonenstijgingen. Hoofdstuk 5: Werkloosheid
Voor werkloosheid zijn verschillende definities. Het ontmoedigingeffect  Door een te hoge werkloosheid raken mensen ontmoedigd
om werk te gaan zoeken. Zo staan ze dus ook niet meer in
de statistieken van de werkloosheid. Ze zijn dan dus verborgen werkloos. Dit effect doet zich vooral voor, als de werkloosheid stijgt. Aanzuigeffect  Mensen die eerst geen werk zochten, gaan nu juist wel
werk zoeken. Dit gebeurt als de werkloosheid daalt. De werkgelegenheid in arbeidsjaren, is de werkgelegenheid in personen, omgerekend naar volledige banen. Er zijn verschillende soorten werkloosheid: 1) Frictiewerkloosheid: Frictiewerkloosheid is werkloosheid die ontstaat omdat het tijd kost voor een werknemer om een baan te vinden. 2) Seizoenswerkloosheid: Seizoenswerkloosheid ontstaat omdat bepaalde bedrijven vooral in bepaalde seizoenen produceren. 3) Kwalitatieve structuurwerkloosheid
Dit ontstaat omdat er andere soorten arbeid gevraagd wordt, dan dat er aangeboden wordt. Dus als er andere opleidingen gevold zijn. De vraag en het aanbod sluiten niet op elkaar aan. 4) Kwantitatieve structuurwerkloosheid

Deze wordt veroorzaakt doordat er te weinig productiecapaciteit is. Dit is de maximaal mogelijke productie in een bepaalde periode. Er zijn dan te weinig kapitaalgoederen om de hele beroepsbevolking aan het werk te houden. Arbeidsplaatsen verdwijnen door: - machines - reorganisatie - verplaatsen naar Buitenland - winst inzakkingen - productie wordt niet meer verkocht - producten zijn te duur
5) Conjunctuurwerkloosheid
Dit wordt veroorzaakt doordat de effectieve vraag kleiner is dan de productiecapaciteit. De bestedingen zijn dan laat in relatie tot de productiecapaciteit. Er wordt dan weinig geproduceerd, en er worden dan dus mensen ontslagen. Productiecapaciteit  geeft aan hoeveel een bedrijf of een heel land maximaal kan produceren in een bepaalde periode. Bezettingsgraad = werkelijke productie
productiecapaciteit x 100% Conjunctuurwerkloosheid wordt dus veroorzaakt, door dat er te weinig besteed wordt. Er zijn 2 mogelijkheden om dit te bestrijden: 1) De overheid moet meer gaan besteden. (aanleg van wegen, bouwen van scholen) De afzet en de productie van die bedrijven stijgen hierdoor. Hierdoor komt er dan weer meer werkgelegenheid. 2) De overheid moet de belastingen verlagen, of subsidies gaan verstrekken. Mensen houden dan meer over en kunnen dus meer besteden. Seizoenswerkloosheid en frictiewerkloosheid zijn bijna natuurlijke verschijnselen. Ze zijn ook moeilijk te bestrijden. Bij seizoenswerkloosheid zou je ervoor kunnen zorgen, dat er in de andere periode een soort hetzelfde werk georganiseerd wordt. Bij frictiewerkloosheid kun je zorgen voor een betere arbeidsbemiddeling zodat openstaande vacatures sneller vervuld worden. Maatregelen tegen kwalitatieve structuurwerkloosheid zijn het omscholen van arbeiders, en het geven van subsidies aan werkgevers die langdurige werklozen in dienst nemen. Kwalitatieve structuurwerkloosheid kan bestreden worden door de arbeidsmobiliteit te vergroten. Het aanbod van arbeid zal zich dan moeten aanpassen aan veranderingen in de vraag naar arbeid. Mensen zullen verder moeten reizen of verhuizen. Niet-werkende zullen moeten gaan zoeken naar een baan. Mensen moeten worden omgeschoold. Kwantitatieve structuurwerkloosheid kan worden bestreden door het verlagen van de loonkosten. Dit kan leiden tot lagere prijzen, het kan de winst vergroten in een bedrijf, het maakt het minder aantrekkelijk om mensen te vervangen door machines en het maakt het minder aantrekkelijk om te verplaatsen naar het buitenland. Loonkosten kun je beperken door het brutoloon te verlagen. Maar ook door de belastingen en premies te verlagen, of door subsidies te geven aan bedrijven. Wig  het verschil tussen de loonkosten en het nettoloon. Het geeft aan wat het
verschil is tussen wat een werknemer kost voor de werkgever (loonkosten) en het
nettoloon dat de werknemer ontvangt. Als er veel werkloosheid is, dan is de arbeidsmarkt ruim. Werkgevers kunnen gemakkelijk aan werknemers komen. Werkloosheid kun je natuurlijk ook bestrijden door deeltijdwerk en flexibilisering te stimuleren. Uitzendbureau  een commerciële organisatie die bemiddelt in tijdelijk werk. Flexibilisering leidt vaak tot lagere arbeidskosten: - werknemers in vaste dienst zijn vaak duurder - het aanpassen van het personeelsbestand aan de productieomvang gaat gemakkelijker. Er zijn verschillende vormen van arbeidsverkorting: 1) ATV-dagen
2) Roostervrije dagen
3) Studieverlof
De regering noemt ook een paar mogelijkheden om de werkloosheid te bestrijden: - verdere stimulering van arbeidstijdverkorting - verlaging van de loonkosten door de brutolonen te verlagen - verlaging van de loonkosten dor de sociale premies voor werkgevers te verminderen - een verhoging van het nettoloon door de belastingen te verlagen - een verhoging van de brutolonen, zodat de nettolonen en de loonkosten stijgen - het creëren van meer werkervaringsplaatsen voor langdurig werklozen - maatregelen die jongeren stimuleren om langer onderwijs te volgen.

REACTIES

J.

J.

thnx voor dit fijne samenvattinkje dat leert een stuk makkelijker

xxx
Joost

21 jaar geleden

B.

B.

Hey Eva!! ik ken je echter niet, maar ik vond dat je echt een supper goede samenvatting hebt gemaakt.. Groetjuhs Burak

21 jaar geleden

J.

J.

Eva ik dank jou voor deze toevoeging dit is zeer usefull voor mijn scriptie

21 jaar geleden

M.

M.

bedankt dit scheelt mij veel werk!!

21 jaar geleden

S.

S.

hoi eva,

ik wil graag weten of je ook voor het val economie van je docent(e) readers hebt gehad en geen echte boeken.
wil je mij alsjeblieft een mailtje terug sturen
alvast bedankt,

saida

20 jaar geleden

J.

J.

sorry da k het zeg, maar ik zie best veel fouten in je sammenvatting over economie, ik weet niet of je het zo zelf hebt geleerd, ik hoop het niet voor je!

20 jaar geleden

F.

F.

meid..je ben geweldig!!!
je heb zonet me leven gered!! heb morgen toets en teld 10 % mee voor examen dus TANXXXXX!!!

check anders voor de fun eens www.geenmarsvoormij.tk die site is van mij en vrind en tis vollop lol ook al ben je een fan van jim...niet vloeken verder is alles toegestaan :-)

xx Frank

20 jaar geleden

A.

A.

dank je wel dat je het naar scholieren.com hebt gestuurd!!!Hele goede samenvatting!!!!!!!!
Ik heb er heel veel aan gehad!

20 jaar geleden

L.

L.

heey eef!!!!!!!!!!!!! mijn bff heet ook eva. daarom goeie samenvatting. doeeeeeeeeeiiiiiiiiiiiiiiiiiii!!!!!!!!!!!!!!!!!! xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxlyknzjbevjwjnmk

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.