Wörter Kapitel 8
Tiere dieren
Das Haustier (die Haustiere)
Het huisdier
Der Hund (die Hunde)
De hond ( de honden)
Die Katze (die Katzen)
De kat (de katten)
Das Kaninchen Het konijn
Der Goldfisch De goudvis
Das Meerschweinchen De cavia
Das Pferd (die Pferde)
Het paard (de paarden)
Die Kuh (die Kühe)
De koe (de koeien)
Das Schaf (die Schafe)
Het schaap (de schapen)
Die Ziege (die Ziegen)
De geit (de geiten)
Das Schwein (die Schweine)
Het varken (de varkens)
Die Maus (die Mäuse)
De muis ( de muizen)
Der Bär (die Bären)
De beer (de beren)
Der Vogel (die Vögel)
De vogel (de vogels)
Der Storch (die Störche) De ooienvaar (de ooienvaars)
Was tun sie?
bellen blaffen
beißen bijten
fressen eten (bij dieren)
sitzen zitten
lieben houden van
im Käfig sitzen in de kooi zitten
Was brauchen sie?
Das Tierheim Het dierenasiel
Der Tierarzt (die Tierärzte)
De dierenarts (de dierenartsen)
Der Tierschutz De dierenbescherming
Der Bauernhof De boerderij
Der Zoo De dierentuin
Das Körbchen Het mondje
Der Käfig De kooi
Die Aufmerksamkeit De aandacht, De oplettendheid
an der Leine aan de riem
spazieren gehen wandelen
das Futter Het voer
füttern voeren
ins Tierheim bringen naar het asiel brengen
sauber machen schoonmaken
versorgen verzorgen
streicheln aaien
Wie sehen sie aus?
Das Fell De vacht
Der Hals De hals, De nek
Der Kopf De kop, Het hoofd
Das Maul De bek
Die Nase De neus
Der Schnabel De snavel
Der Schwanz De staart
Der Zahn (die Zähne)
De tand (de tanden)
Das Ohr (die Ohren)
Het oor (de oren)
Das Bein (die Beine)
Het been (de benen)
Die Pfote (die Pfoten)
De poot (de poten)
Die Feder (die Federn) De veer (de veren)
Wie fühlen sie sich an? Wie sehen sie aus?
weich zacht
niedlich schattig
dick dik
dünn dun
langsam langzaam
leicht licht
schnell snel
schwer zwaar
traurig treurig, verdrietig
bunt gekleurd
krank ziek
Wörter die man schnell vergisst.
wenn als, indien
bald binnenkort. spoedig
sehr heel, erg
weil omdat
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden