Hoofdstuk theater

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 998 woorden
  • 29 maart 2004
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
23 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
CKV
ADVERTENTIE
Stap in jouw toekomst

Kom naar de Open Avond van Inholland op woensdagavond 29 maart van 17:00 - 20:00 uur. Proef de sfeer en ontdek onze opleidingen.

Meld je aan!

Theater: speelplek waarop een of meerdere spelers voor een publiek optreden.

Totaal theater: als er verschillende kunstvormen met elkaar gecombineerd worden, bijvoorbeeld: film, mime,video,dans,zang en schilderkunst.

Theater is altijd in levende werkelijkheid omdat: een voorstelling nooit op precies de zelfde manier herhaald kan worden.

De wortels van het theater in west europa liggen in: de kerk, op markten en op kermissen.

Eerste vaste theaters in west europa dateren uit de 16e eeuw
Eerste schouwburg in Nederland, 3 januari 1638 in Amsterdam.

Lijstoneel: in traditionele schouwburg, duidelijk afgebakend hoog podium, publiek zit op enige afstand in de zaal, aan de zijkanten bevinden zich de coulissen, de achterdoek en de bovendoeken versterken de illusie.

Vlakke vloertheater: geen verhoogd podium en meestal geen omlijsting, gespeeld op de vloer, publiek zit op een steil oplopende tribune, je kan het speelvlak zo groot maken als je zelf wil.

Openspeelvlak: als het speelvlak en de zaal vrijwel een geheel vormen, lastig voor decorontwerper omdat het publiek zo dicht op de voorstelling zit is het moeilijk om illusies op te wekken.

Theater op locatie: theaters zijn niet gebonden aan daartoe bestemde gebouwen, er zijn voorstellingen gegeven in trams, onder bruggen enz.

Theater: A: amusement: ontspanning, gaan over onderwerpen die mensen makkelijk raken en die meestal aan bij de algemeen heersende opvattingen. Theater: B: diepere betekenis: wil publiek iets zeggen, iedere toeschouwer kan eigen conclusies trekken.

Theatrale middelen: geluidseffecten, belichting, muziek, kleding en grime, spel, mise en scène.

Aantal personen die nodig zijn bij theater: grimeurs, lichtontwerper, artistiek leider, zakelijk leider,decor -kostuum ontwerper.

Fase productie proces: twee maanden voor de première begint de repetitie periode, daarna gaat iedereen in het repetitie lokaal aan de slag, na enkele weken volgen de doorlopen (het stuk kan zonder onderbreking gespeeld worden) Daarna kunnen de acteurs kijken hoe de gerepeteerde scènes er echt uitzien
Dan volg er een fotorepetitie en als laatste de première.

Gesubsidieerde instellingen zijn: Nederlandse opera, het nationale ballet, toneel groep Amsterdam. Voorwaarde voor subsidie: ze moeten vernieuwend bezig zijn een geen plat getrapte paden bewandelen.

Ad-hocproducties: niet-gesubsidieerde groepen die voor 1 speciale productie een som geld krijgen.

Dit wil je ook lezen:

Vrije producties: vrije producenten investeren zonder subsidie veel geld in een toneel stuk of musical en rekenen erop dat de voorstelling zichzelf terug verdiend.

personages
Het toneel gebruikt deze middelen om het publiek in te lichten over de eigenschappen, opvattingen, waardepatronen en motieven van een personage, behalve via de kostuums en grime krijg je veel informatie via de tekst en het spel, je kunt onderscheid maken in: A: mededelingen van anderen die niet altijd betrouwbaar hoeven te zijn
B: zelfkarakterisering - monologen waarin een personage verteld wat hij denk of voelt - dialogen, vooral in openhartige gesprekken - gedrag, houding en taalgebruik in verschillende situaties. C: Relatie tot andere personen.

Opbouw: de voorstelling begint met een expositie waarin het publiek de meest noodzakelijke informatie krijgt om het stuk te volgen. Op het motorisch moment gebeurt er iets waardoor de handeling goed op gang komt. De gebeurtenissen leiden naar een climax, die een omslag in de situatie van de hoofdpersoon veroorzaakt
Tenslotte de afloop, er volg een ontknoping.

Toneelstukken of films die op die manier zijn opgebouwd hebben een overzichtelijk handelingsverloop, omdat alles is gerangschikt langs een duidelijk herkenbare rode draad, die van het begin naar het einde loopt noemen we dit aristotelisch.

Episch theater: als de scènes als zelfstandige, losse episodes naast elkaar staan. Plaats tijd en handelingen kunnen per scène verschillen.

absurde toneel: benadrukt absurditeit van de wereld door het ontbreken van een normale samenhang in de gebeurtenissen.

Cabaret in Nederland: 1895 in een kelder in Amsterdam, voor het eerst. Soorten cabaret: A: literair-satirisch cabaret: bestaat uit korte humoristische sketches, fraaie liedjes, voorla eenrichtingsgesprekken.( Wim Sonneveld) B: Geëngageerd, maatschappijkritisch cabaret: volgt ontwikkelingen in de maatschappij
C: Beschouwend, verhalend cabaret, de cabaretier verteld een avondvullend verhaal met vele zijwegen en schijnbare ontsporingen en zingt een aantal liedjes.( Freek de Jonge) D: Muzikaal cabaret: het muzikale element overheerst, de tekst is minder belangrijk( Hans Liberg) E: Nonsenscabaret: moet het voorla hebben van ongerijmde onzin( Brigitte Kaandorp) F: Fysiek cabaret: legt de nadruk op acrobatische grappen en werking met vreemde instrumenten en voorwerpen niet zoveel op tekst . G: Stand-up Comedians: zij improviseren hun optreden ter plekke en spelen vooral in op de reacties van het publiek
Het belangrijkste verschil tussen toneel en cabaret: bij cabaret stellen de hoofdrol spelers zich op persoonlijke titel voor, en geen verzonnen naam zoals bij toneel.

Onder muziek theater verstaan we: theater waar muziek een belangrijke plaats inneeemt, de voornaamste genres zijn opera, operette en musical. Belangrijkste opera gezelschap in Nederland: de Nederlandse Opera, die vooral optreed in het muziek theater in Amsterdam.

Belangrijke opera componisten: Mozart, Verdi, Richard Wagner, Peter Schat (nl)

Belangrijkste zanger en zangeres heten prima donna (vrouw) primo huomo (man)

Operette: is ook een zangspel maar de onderwerpen zijn luchtiger en de muziek eenvoudiger (Johannes Straus)

Musical: afkomstig uit verenigde staten, veel swingender dan operette, het is realistischer maar toch vaak een ernstige ondertoon.

Nederlandse dansgroepen: Nederlands danstheater, Nationale Ballet, Scapino Ballet Rotterdam.

Danstechnieken: 1- academisch ballet: dat uitgaat van een vaststaand systeem (vast gelegd op schrift) 2- Moderne dans: opgekomen rond 1900, is vel vrijer en put inspiratie uit verschillende stijlen

rollen bij dansvoorstelling: solisten: hebben hoofdrol, halfsolisten: hebben de bijrollen, het corps de ballet: de overige dansers die groepsgewijs dansen en de balletmeester, hij geeft lessen aan de dansers

3 genres ballet: het verhalende of uitbeeldende ballet: grote avondvullende stukken waarin je de belevenissen van een aantal personages volgt
thematisch ballet: dit verteld geen verhaal maar is een uiting van gevoelens, stemmingen of gedachten. De absolute dans: hier gaat het puur om de bewegingsconstructie.

Mime: mimespelers beelden een verhaal uit zonder erbij te spreken vaak hebben ze nauwelijks attributen en slechts een minimum aan decor, soms is er muziek. Om het verhaal zo duidelijk mogelijk te maken, zijn hun bewegingen, houdingen er gebaren groter en nadrukkelijker dan normaal. Kleding en grime verschillen erg met toneel.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Mime: mimespelers beelden een verhaal uit zonder erbij te spreken vaak hebben ze nauwelijks attributen en slechts een minimum aan decor, soms is er muziek. Om het verhaal zo duidelijk mogelijk te maken, zijn hun bewegingen, houdingen er gebaren groter en nadrukkelijker dan normaal. Kleding en grime verschillen erg met toneel.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.