Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 5: Homo universalis

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1252 woorden
  • 13 december 2004
  • 68 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
68 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting hoofdstuk 5 Homo Universalis In de zestiende eeuw waardeerde men een volmaakte suggestie van levensechtheid. Leonardo da Vinci was hier het grote voorbeeld van met zijn ‘mona lisa’ Leonardo ontwierp van alles, zowel oorlogstuig als bijvoorbeeld toneeldecors. Het interesseerde zich vooral erg voor de anatomie, en vliegmachines en fietsen. Zijn beeld van ultieme wetenschap is de schilderkunst, als weergave van de zichtbare werkelijkheid en van menselijke gemoedstoestanden. Humanisten richtten zich op de mogelijkheden van het individu. Het idee van de universele mens wordt in praktijk gebracht. Alle doelen leken voor hen bereikbaar. Vaak ondernamen de humanisten allerlei ontdekkingstochten naar verschillende landen. Da Vinci vereren ze bijna als een god. Alles aan hem werd geprezen. Zelfs zijn opdrachtgevers hadden zo’n diep ontzag voor hem dat hij in feite alles kon maken. Michelangelo Buonarroti was een bekend beeldhouwer. Hij maakte een beeld van David, die in de bijbel de reus Goliath versloeg. Er was wat onrust: voor het eerst sinds tijden werd er iemand weer naakt afgebeeld. De David werd geplaatst bij het Palazzo Vecchio en staat daar symbool voor de jonge, strijdbare republiek Florence. Meer waardering kwam er voor de Romeinse kunsten en oude kunstwerken. ‘De schepping van Adam’ is een onderdeel van het plafondfresco van de Sixtijnse kapel, geschilderd door Leonardo da Vinci. De mensen en god worden afgebeeld met klassieke vormen. In de Fresco worden de christelijke leer en de bijbelse verhalen gekoppeld aan de idealen van de oudheid. De paus was een van de belangrijkste machthebbers. De pausen, allemaal zeer rijk, zetten vaak aan tot vele culturele kunst. Paus Julius de tweede gaf zelfs opdracht voor de bouw van een geheel nieuwe Sint-Pieter. Het moest volmaakt zijn en daarom liet hij de beste kunstenaars vanuit alle windstreken naar Rome komen. Het moest nog wel informatie over de oudheid bevatten. Donato Bramante ontwierp het Tempietto. Hierbij combineerde hij moderne inzichten met klassieke kenmerken. Het gebouw heeft de vorm van een Grieks kruis waarvan het midden gekroond wordt door een grote koepel. Na Bramante’s dood krijgt Michelangelo de leiding over de bouw van het Tempietto. Hij probeert het werk van Bramante precies voort te zetten. Pilasters komen te staan tegen de buitenmuren. De koepel krijgt een cilindervormige trommel. Julius de tweede dreigde zijn macht de verliezen aan koning Lodewijk de twaalfde, en daarom probeerde hij roem te verkrijgen door kunstwerken te laten maken. Hij geeft Rafaël de opdracht de kerkelijke macht in schilderingen af te beelden als superieur. Dit deden ook sommige burgerlijke machthebbers. Bijna alle pausen komen voort uit adellijke families. Veel mensen verlangden terug naar het platteland en lieten huizen bouwen aan de rand van de stad, villa suburbana. Hun inspiratie haalden ze uit de klassieke oudheid. Andrea Palladio krijgt de opdracht een huis te ontwerpen voor een kanunnik. Hij ontwerp een huis dat veel weg heeft van een tempel. Hij neemt de klassieke punten, maar werkt ze op zijn eigen manier uit. Het past in het landschap, terwijl het toch een geometrisch en symmetrisch gebouw is. Overal in de stad etaleerden mensen hun rijkdommen. Uitbundige feesten werden gegeven, zoals de stravaganza, waarbij levensechte decors deel uitmaakten van een spectaculair toneel. De toneelstukken, vaak met humor, werden regelmatig onderbroken door de intermedi. Hierbij werd, niet samenhangend met het toneel, vaak muziek gemaakt, gedanst en gezongen. Ook in Frankrijk dringt de Italiaanse stijl door. De macht van het koningshuis werd naar buiten gebracht door vele uitbundige feesten. Tijdens feestelijke parades werden vaak wagens met musici en zangers langs het publiek gesleept. Ook stonden er dansers op de wagens, die een dans deden waarvan de stijl figuur-dansen wordt genoemd. Mensen uit Nederland en Vlaanderen met talent reisden naar Italië, waar het grote geld te verdienen was. Orlando di Lasso is daar een groot voorbeeld van. Hij werkte veel in dienst van hoven of kerken in Palermo, Milaan, Napels en Rome. Daar ontdekte hij villanella en moresque, liedjes in de volkstaal over luchtige onderwerpen. Er kwam de mogelijkheid om muziek te drukken. Hierdoor begonnen muziekstijlen elkaar steeds meer te beïnvloeden. Door het muziekdrukken worden de musici minder afhankelijk, financieel gezien. Di Lasso werd in de adelstand verheven, door de paus geridderd en door de koning ontvangen. Bij de polyfonie is de cantus firmus geen hoofdrol meer. Giaches de Wert wordt beschouwd als een voorloper op de opera. De klassieke oudheid was ook van grote invloed op het toneel. Het toneel speelde een grote rol bij feesten. De leden van het Olympisch genootschap wilden zo dicht mogelijk bij de oudheid blijven met hun spelen, in een meer passende omgeving. Ze ontwerpen een ‘klassiek correct’ theater. Sebastiano beschreef drie decors. Het tragediedecor, komediedecor en satiredecor. In Palladio’s theater zijn deze ideeën in uitvoering gebracht. Er ontstond ook het volkstoneel als kunstvorm, commedia dell’arte, waarbij het vooral draaide om improvisatie. Het gaat vaak over twee jonggeliefden. De hoofdrolspelers (maschere) maken vaak van hun rol een karikatuur. De magere Pantalone stond model voor vrek. De Capitano is altijd de opschepperige Milanese veldheer. De Zanni zijn de komische knechten, die iedereen voor schut zetten en ook acrobatische kunsten vertoonden. Straatartiesten bleven populair en sommige genoten zelfs veel roem. Sommige toneelgezelschappen begonnen de voorkeur te geven aan een vast theater. Sommige gezelschappen, waaronder dat van William Shakespeare laten zelf hun eigen theater bouwen. Shakespeare’s gezelschap werd Lord Chamberlain’s men genoemd. Shakespeare is de eerste moderne toneelschrijver. Nog steeds wordt veel van zijn werk gebruikt. Zijn populariteit dankt hij aan zijn dichterlijke taal. Ook de beeldende kunst raakte verspreid door de drukkunst. De prentdrukkunst, uitgevonden door Albrecht Dürer, maakte grote oplages mogelijk door kopergravure. Hij had zijn eigen bedrijf en was dus niet afhankelijk van anderen. In Nederland was er nog weinig te merken van Italiaanse invloed. Pieter Bruegel gebruikte bijvoorbeeld wel perspectief, maar gebruikte deze niet voor de constructie van ideale klassieke decors. Er zijn ook maar weinig andere kenmerken van de klassieke oudheid te vinden. ‘In Vlaanderen wordt de werkelijkheid afgebeeld, in Italië wordt de ideale werkelijkheid geconstrueerd’. In 1517 spijkert Martin Luther King een protest tegen de kerkdeuren van de Duitse Wittenberg. Het protest is tegen de buitensporige geldstroom naar Rome, voor het bouwen van de Sint-Pieter. Het lukt niet deze kritiek de kop in te drukken, vanwege de drukpers. Luthers’standpunten verspreiden zich snel over heel europa. Uiteindelijk resulteert het een reformatie, de protestantse kerk ontstaat. Luther vindt dat je alleen kunt rechtvaardigen door geloof. Geloof en vertrouwen is nodig om in de hemel te komen. De organisatie en rituelen van de kerk keurt hij af. Sommige van zijn vele volgelingen uitten hun ontevredenheid door middel van beeldenstormen, het vernietigen van beelden en andere religieuze objecten als een protest tegen de katholieke kerk. De kerkmuziek ging van ingewikkelde polyfonie naar gemeentezang. Iedereen zingt mee. Het zijn gezangen die bestaan uit een aantal coupletten. Er is nog polyfonie, maar de mensen zingen mee met de tenorstem. Johannes Calvijn verbiedt liederen die niet rechtsreeks uit de bijbel komen. In de calvinistische kerken worden de teksten van de 150 psalmen gebruikt. In 1545 werd door de paus het consilie belegd als poging een gemeenschappelijk front te creëren tegen de reformatie. Het betekent het begin van de contrareformatie, de beweging die de kerk weer moet laten schitteren als enige echte kerk. De liederen moeten minder werelds, maar de polyfonie moet ook niet te complex, ook luidruchtige instrumenten werden weggelaten. Giovanni da Palestrina krijgt van paus Gregorius de 13e de opdracht de kerkmuziek te hervormen. Deze nieuwe muziek is kenmerkend voor de kerkmuziek.

REACTIES

A.

A.

Beste Scholieren.com,

In dit werkstuk wordt da Vinci genoemd als de schilder van de fresco's op het plafond van de sixtijnse kapel. Het is echter niet Leonardo da Vinci die deze schildering maakte maar Michelangelo (Buonarroti).

Mvg,

Ate

15 jaar geleden

S.

S.

De schepping van Adam is niet geschilderd door Leonardo da Vinci maar door Michelangelo!

18 jaar geleden

D.

D.

Maarten Luther spijkerde in 1517 een protest op de kerkdeuren van de Duitse Wittenberg. Dat was niet Martin Luther King haha

13 jaar geleden

A.

A.

Inderdaad, Martin Luther King? Die is van onze tijd haha. En Michelangelo maakt niet het tempietto af, dat doet Bramante gewoon zelf! Michelangelo maakt af wat Bramante had ontworpen voor de St. Pieter. Verder wel goede samenvattig!

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.