Hofcultuur in de 16e en 17e eeuw
onderwerp 2: Hofcultuur in de zestiende en zeventiende eeuw
Accenten binnen het onderwerp:
- paleizen, villa’s, tuinen;
- commedia dell’arte, komedie/tragedie, hofmuziek, opera, comédie-ballet, hofdans, hofballet, Monteverdi;
- verschuiving van religieuze aandacht naar wereldlijke macht;
- Italiaanse hoven (hof van Mantua, de familie Medici)
- Versailles: tuinen, exterieur en wandtapijten (Lodewijk XIV)
- vorstelijke verzamelingen
specificaties van het ontwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie: (functies van kunst in samenleving)
Kunst en religie, levensbeschouwing
- Visies op geschiedenis: christelijke heilsgeschiedenis (hoe de christen nadachten over de dood), mythologische (sprookjes, onwerkeleijk) en historische visies (de werkelijkheid, wat gebeurd is)
op geschiedenis via scheppingsverhalen uit de oudheid en via klassieke historieschrijvers.
Pogingen om -allegorisch- deze twee werelden te verbinden.
- bijvoorbeeld:
- oudheid, klassieke mythologie: liefde van de goden;
- humanisme: portretten en individualisering.
- Voorbeelden: Ovidius (‘Metamorfosen’); Lodewijk XIV als Apollo, zonnegod, keizercultus.
Kunst en esthetica (wat vandaag de dag mooit word gevonden, gemeenschappelijke mening)
- schoonheid als eenheid van delen, maat, verhouding, symmetrie, orde.
- Klassieke theorieën over schoonheid.
- Werkelijkheid en ideaal
- Ontwikkelingen in de muziek: prima en seconde prattica, akkoordbegrip.
- Commedia dell’arte: eenheid van persoon en rol.
- Retorica en affectenleer.
- Natuur: wetten van de (goddelijke) natuur gezocht, ‘schone natuur’.
- Orginaliteit: inventiviteit binnen de bestaande kaders.
- Voorbeelden: Plato, Aristoteles, Alberti, Vasari, Bellori.
Kunstenaar en opdrachtgever; politieke en economische macht
- Ontworsteling aan ‘ambacht’; naar ‘artes liberales’, ook theoretische kennis. Naast ‘vrije
ondernemer’ toch grootste status als ‘hofkunstenaar’.
- Opleiding: onder Lodewijk XIV zeer gecentraliseerd in ‘academies’.
- Opdrachtgevers: naast hof ook kerkvorsten, patronage.
- Organisatie samenleving: streven van vorsten naar sterkere, centrale macht, ook economisch.
- Verzamelingen: vorsten verzamelen oudheden en eigentijdse kunst → status van de vorst.
Kunst en vermaak
- Thema’s zoals liefdes der goden hebben ook een vermaaksfunctie.
- Monodie, specifieke instrumentale muziek.
- Villa’s als ‘lustoorden’.
- Spelletjes en fonteinen in tuinen.
- Theaterspektakel, opera (Lully, Molière).
- Hofdans, hofballet en danssuite (gestileerde dansen en muziek).
Kunst, wetenschap en techniek
- Optica, perspectief, anatomie, landmeten, cartografie.
- Onderzoek van werkelijkheid.
- Samenhangend, steeds ‘mechanischer’ wereld (machinerieën).
- Voorbeeld: Leonardo Da Vinci
Kunst intercultureel
- Ontdekkingsreizen
- Voorbeeld: ‘Le bourgeois gentilhomme’.
verschillen beschrijven tussen schilderijen/beeldhouwwerken uit de Renaissance en de Barok
R: verhoudingen van het gezicht kloppen niet precies
B: verhouding van het gezicht kloppen, realistisch
R: geen gebuik van licht-donker effect
B: gebruik van licht-donker effect (zorgt voor contrast tussen licht en donker door schaduwen)
R: gaat om het vooraanzicht
B: van elke kant wat te zien
R: draaing in de pose
B: geen draaing
Barok
Bernini - David
1623-1624
R: ideaal beeld van de mens
Renaissance
Michelangelo - Stervende slaaf 1513– 1516
Renaissance
De Renaissance richte zich op de Klassieken (Grieken en Romeinen) die leefden van 2000 V. Chr. – 450 N. Chr. Renaissance ontstaan door dat door kruistochten boeken van Grieken en Romeinen naar Rome kwamen. De klassieke stijl wiillen ze besturen, immiteren en het liefst overtreffen, In renaissance is de oudheid een grote inspiratiebron.
Ze baseerden hun kunst op de idealen van de klassieke:
- De Grieken verbinden de mensen wereld met de goden
- Filosofie, ze streven naar goede, ware en schone (bij elke hadeling nadenken of het goed is voor samenleving, het beste wat je kunt doen)
- Waardering voor de natuur (het schone)
De Gulden Snede= perfecte verhouding, overal te vinden
De renaissance = de opleving van idealen van de Grieken en Romeinen/ Klassieke idealen. In alle disciplinens en ook in levenshouding:
Homo Universalis= nastreven om meest ontwikkeld te zijn op zo veel mogelijk vlakken, veelzijdig zijn.
Hovelingen wilden homo universalis zijn. De leiders aan het hof trekken kunstenaars aan. Wat ze zelf niet kunnen willlen ze mensen voor, zo dus kunstenaars. Hoe meer, betere, diverse kunstenaars, hoe meer status je had. Kunstenaren werden van elkaar (de hoven) afgepakt.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden