1. Levend – dood – levenloos.
Biologie= bios (= leven) Logos (= leer of wetenschap). Biologie is de leer van het leven.
In de biologie besturen we levende wezens ook wel genoemd organisme. Tot orgasme behoren mensen, dieren en planten. Levende wezens vertonen levesverschijnselen.
Alle organisme ademen.
Als een organisme geen levensverschijnselen vertoond is hij dood.
Er zijn in de natuur ook voorwerpen die nooit geleefd hebben en die heten levenloos.
Bijvoorbeeld een steen of een auto. Ook de lucht en het water en slootjes zijn levenloos.
Levensverschijnselen.
De levensverschijnselen zijn de kenmerken van het leven
• Ademhalen.
• Voeden.
• Uitscheiden.
• Bewegen.
• Waarnemen.
• Groeien.
• Voortplanten.
2. Tekeningen maken.
In de biologie proberen ze organisme zo nauwkeurig mogelijk te bekijken. De beste manier is dan tekenen. Als je een organisme tekent, kijk je vanzelf heel nauwkeurig. Er zijn twee soorten tekeningen
1. Natuurgetrouwe tekening
2. schematische tekeningen
In een natuurgetrouwe tekening geef je zo nauwkeurig mogelijk alle details weer.
In een schematische tekening laat je de details weg en teken je alleen de belangrijkste kenmerken.
Buitenaanzicht = Als je het van buiten af ziet.
Doorsnede = Als je het voorwerp wat je wilt gaan tekenen door snijd
Langsdoorsnede = Als je het voorwerp door de lengte snijd
Dwarsdoorsnede = Snijd je het voorwerp dwars door.
Tekenregels:
1. Maak grote tekeningen. Maak niet meer dan twee of drie tekeningen op een bladzijde.
2. Gebruik een potlood dan niet te zacht is (HB)
3. Als je kleurt, gebruik je kleurpotloden (geen viltstiften).
4. Teken met dunnen lijnen eerst de omtrek en dan de delen. Daarna kun je lijnen wat duidelijker maken.
5. Teken wat je ziet en niet wat je volgens je boek zou moeten zien.
6. Maak je tekeningen niet te ingewikkeld.
7. Zet bij je tekening welk organisme of welk deel van een organisme je hebt getekend.
8. Als je een schematische tekening maakt, zet je er schematisch bij. Als je een doorsnede tekent, zet je er lengtedoorsnede of dwarsdoorsnede bij.
9. Zet de namen bij de delen die je kent. Zet tussen een deel en een naam een horizontaal lijntje.
10. werk netjes!
3. vergroten.
In de biologie proberen ze zoveel mogelijk zelf organismen waar te nemen. Bij planten is dat meestal niet zo moeilijk, omdat we planten kunnen verzamelen. Sommigen dieren kun je gemakkelijk waarnemen, bijvoorbeeld huisdieren, vissen of regenwormen. Sommigen organismen zijn zo klein dat je ze met het blote oog niet goed kunt zien. Je kunt dan een loep gebruiken. Een nog kleiner organismen moet je met een microscoop bekijken.
Een zaad.
De bruinen boon:Aan de buitenkant van een bruine boon zit een stevig bruin vlies, de zaadhuid.
4. Tabellen en grafieken maken.
De maten die het stengeltje groeit kun je goed aangeven in een tabel.
Je kunt de groei van het stengeltje ook goed weergeven in een grafiek. Een grafiek heeft twee assen. De horizontale as wordt de x-as genoemd, de verticalen as de y-as.
5. groei bij de mens.
Als je groeit wordt je groter maar ook zwaarder. Al de veranderingen die je ondergaat noemen we ontwikkeling. Ontwikkeling is het optreden van veranderingen in de bouw van een organisme. Door de veranderingen kunnen organen hun functie beter vervullen. Soms kunnen nieuwe organen ontstaan.
Groeispurt.
Het aantal centimeter dat je groeit noemen we je groeisnelheid. Vooral in het eerste levensjaar (van 0 to 1 jaar) groei je erg hard. Een periode van snelle groei wordt groeispurt genoemd. Bij veel kinderen begint op ongeveer 12-jarige leeftijd (in de puberteit) ook een groeispurt, die duurt ongeveer 2 jaar.
6. ontwikkeling bij de mens
Mensen groeien niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. De lichamelijke groei stopt als je 18 jaar bent. Er zijn verschillende levensfases
1. Een baby: De levensfase duurt tot 1½-jaar Een baby is helemaal afhankelijk van de mens. De ouders geven de baby eten en drinken en ze verschonen en vertroetelen de baby regelmatig.
2. Een peuter: De levensfase duurt van 1½ tot 4 jaar. Ze leren lopen, praten en torentjes bouwen.
3. Een kleuter: De levensfase duurt van 4 tot 6 jaar. Ze zitten in groep 1 en 2 van de basisschool.
4. Een schoolkind: De levensfase duurt van 6 tot 12 jaar. Ze leren onder anderen lezen, schrijven en rekenen
5. Een puber: De levensfase duurt van 12 tot 16 jaar Er komt dan meestal een groeispurt. Het uiterlijk veranderd best veel bij meisjes bijvoorbeeld de borsten. De gevoelens veranderen dan ook sterk.
6. Een adolescent: duurt van 16 tot 21 jaar In deze levensfase leren mensen geheel zelfstandig te worden.
7. Een volwassene: duurt van 21 tot 65 jaar.
8. Een bejaarde: duurt van 65 tot je dood bent. Veel bejaarden krijgen dan last van lichamelijke dingen. Bejaarden op hoge leeftijd moeten dan ook verzorgd worden.
7. metamorfose.
Bij sommige diergroepen lijken de jongen helemaal niet op de volwassen dieren. Onder anderen de kikker en de vlinder. Bij die dieren noemen ze de jongen larven. Voor ze volwassen worden onder gaan ze metamorfose of een gedaanteverwisseling. Hierbij verander de lichaamsbouw, maar ook de levenswijze. De larve van een vlinder noemen ze een rups.
Metamorfose bij de kikker.
De bruine kikker nemen we als voorbeeld. In het leven van een bruine kikker zij verschillende fasen te onderscheiden. Al deze fasen samen vormen de levenscyclus. Hieronder word de levenscyclus weergegeven.
1. De bruine kikker gaat paren.
2. Er komt kikkerdril.
3. Op een bepaald moment komen er larven uit die noemen we een kikkervisje. Een kikkervisje is ongeveer 6 mm. lang. Opzij van de kop zitten vertakte aanhangselen, de uitwendige kieuwen. Met deze kieuwen neemt een kikkervisje zuurstof op uit het water. Ook met de huid wordt zuurstof uit het water opgenomen. Een kikkervisje eet vooral algen
4. Na ongeveer 3 weken is een kikkervisje 10 tot 13 mm. De staart is flink gegroeid. De uitwendige kieuwen zijn verdwenen en worden vervangen door inwendige kieuwen. Er zijn nu al 2 kleine achterpoten te zien.
5. Na 8 á 9 weken is een kikkervisje ongeveer 35 mm. lang. langzaam beginnen de voorpoten zich te ontwikkelen. De staart wordt klijner.
6. Na 12 á 13 weken ziet het diertje er al uit als een kikker. Het kikkertje is dan maar 15 mm. lang. Het kikkertje gaat insecten eten. Ook hebben zich ondertussen de longen ontwikkeld.
9. Ontwikkeling bij kinder.
Bij de ontwikkeling kunnen we verschillende typen onderscheiden.
1. Grove motorische ontwikkelingen: Is als bijvoorbeeld een baby leert te zitten, te staan en te lopen.
2. Fijne motorische ontwikkelingen: Is bijvoorbeeld als een baby leert met zijn voetjes te spelen en te spelen met blokken.
3. Sociale ontwikkeling: Is Als bijvoorbeeld een baby contact te maken met haar ouders.
Bij een peuter gaan de grove motorische ontwikkelingen verder. Een peuter leert bijvoorbeeld trap lopen, tegen een bal aan schoppen, torentje bouwen en met een lepel eten.
Bij een kleuter ontwikkelt zich nog verder. Een kleuter leert fietsen, klimmen veters strikken, tekenen en met anderen kinderen spelen.
10. metamorfose bij vlinders.
We nemen het koolwitje als voorbeeld. In de levenscyclus van een koolwitje kunnen we vier stadia onderscheiden: Ei – rups – pop – vlinder.
De levenscyclus zal ik hier onder laten zien.
1. Een koolwitje legt eieren op koolbladeren.
2. Uit een ei komt een kleine rups.
3. De rups eet veel. Bij de vervelling groeit de rups hard.
4. De rups vormt een cocon om zich heen.
5. De pop eet niet een groeit ook niet. binnen in de cocon verandert het lichaam van de rups in het lichaam van een vlinder.
6. Uit de pop komt een vlinder. Een vlinder groeit niet. Een vlinder kan zich voortplanten
Biologie= bios (= leven) Logos (= leer of wetenschap). Biologie is de leer van het leven.
In de biologie besturen we levende wezens ook wel genoemd organisme. Tot orgasme behoren mensen, dieren en planten. Levende wezens vertonen levesverschijnselen.
Alle organisme ademen.
Als een organisme geen levensverschijnselen vertoond is hij dood.
Er zijn in de natuur ook voorwerpen die nooit geleefd hebben en die heten levenloos.
Levensverschijnselen.
De levensverschijnselen zijn de kenmerken van het leven
• Ademhalen.
• Voeden.
• Uitscheiden.
• Bewegen.
• Waarnemen.
• Groeien.
• Voortplanten.
2. Tekeningen maken.
In de biologie proberen ze organisme zo nauwkeurig mogelijk te bekijken. De beste manier is dan tekenen. Als je een organisme tekent, kijk je vanzelf heel nauwkeurig. Er zijn twee soorten tekeningen
1. Natuurgetrouwe tekening
2. schematische tekeningen
In een natuurgetrouwe tekening geef je zo nauwkeurig mogelijk alle details weer.
In een schematische tekening laat je de details weg en teken je alleen de belangrijkste kenmerken.
Doorsnede = Als je het voorwerp wat je wilt gaan tekenen door snijd
Langsdoorsnede = Als je het voorwerp door de lengte snijd
Dwarsdoorsnede = Snijd je het voorwerp dwars door.
Tekenregels:
1. Maak grote tekeningen. Maak niet meer dan twee of drie tekeningen op een bladzijde.
2. Gebruik een potlood dan niet te zacht is (HB)
3. Als je kleurt, gebruik je kleurpotloden (geen viltstiften).
4. Teken met dunnen lijnen eerst de omtrek en dan de delen. Daarna kun je lijnen wat duidelijker maken.
5. Teken wat je ziet en niet wat je volgens je boek zou moeten zien.
6. Maak je tekeningen niet te ingewikkeld.
8. Als je een schematische tekening maakt, zet je er schematisch bij. Als je een doorsnede tekent, zet je er lengtedoorsnede of dwarsdoorsnede bij.
9. Zet de namen bij de delen die je kent. Zet tussen een deel en een naam een horizontaal lijntje.
10. werk netjes!
3. vergroten.
In de biologie proberen ze zoveel mogelijk zelf organismen waar te nemen. Bij planten is dat meestal niet zo moeilijk, omdat we planten kunnen verzamelen. Sommigen dieren kun je gemakkelijk waarnemen, bijvoorbeeld huisdieren, vissen of regenwormen. Sommigen organismen zijn zo klein dat je ze met het blote oog niet goed kunt zien. Je kunt dan een loep gebruiken. Een nog kleiner organismen moet je met een microscoop bekijken.
De bruinen boon:Aan de buitenkant van een bruine boon zit een stevig bruin vlies, de zaadhuid.
4. Tabellen en grafieken maken.
De maten die het stengeltje groeit kun je goed aangeven in een tabel.
Je kunt de groei van het stengeltje ook goed weergeven in een grafiek. Een grafiek heeft twee assen. De horizontale as wordt de x-as genoemd, de verticalen as de y-as.
5. groei bij de mens.
Als je groeit wordt je groter maar ook zwaarder. Al de veranderingen die je ondergaat noemen we ontwikkeling. Ontwikkeling is het optreden van veranderingen in de bouw van een organisme. Door de veranderingen kunnen organen hun functie beter vervullen. Soms kunnen nieuwe organen ontstaan.
Groeispurt.
Het aantal centimeter dat je groeit noemen we je groeisnelheid. Vooral in het eerste levensjaar (van 0 to 1 jaar) groei je erg hard. Een periode van snelle groei wordt groeispurt genoemd. Bij veel kinderen begint op ongeveer 12-jarige leeftijd (in de puberteit) ook een groeispurt, die duurt ongeveer 2 jaar.
6. ontwikkeling bij de mens
Mensen groeien niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. De lichamelijke groei stopt als je 18 jaar bent. Er zijn verschillende levensfases
2. Een peuter: De levensfase duurt van 1½ tot 4 jaar. Ze leren lopen, praten en torentjes bouwen.
3. Een kleuter: De levensfase duurt van 4 tot 6 jaar. Ze zitten in groep 1 en 2 van de basisschool.
4. Een schoolkind: De levensfase duurt van 6 tot 12 jaar. Ze leren onder anderen lezen, schrijven en rekenen
5. Een puber: De levensfase duurt van 12 tot 16 jaar Er komt dan meestal een groeispurt. Het uiterlijk veranderd best veel bij meisjes bijvoorbeeld de borsten. De gevoelens veranderen dan ook sterk.
6. Een adolescent: duurt van 16 tot 21 jaar In deze levensfase leren mensen geheel zelfstandig te worden.
7. Een volwassene: duurt van 21 tot 65 jaar.
8. Een bejaarde: duurt van 65 tot je dood bent. Veel bejaarden krijgen dan last van lichamelijke dingen. Bejaarden op hoge leeftijd moeten dan ook verzorgd worden.
7. metamorfose.
Bij sommige diergroepen lijken de jongen helemaal niet op de volwassen dieren. Onder anderen de kikker en de vlinder. Bij die dieren noemen ze de jongen larven. Voor ze volwassen worden onder gaan ze metamorfose of een gedaanteverwisseling. Hierbij verander de lichaamsbouw, maar ook de levenswijze. De larve van een vlinder noemen ze een rups.
De bruine kikker nemen we als voorbeeld. In het leven van een bruine kikker zij verschillende fasen te onderscheiden. Al deze fasen samen vormen de levenscyclus. Hieronder word de levenscyclus weergegeven.
1. De bruine kikker gaat paren.
2. Er komt kikkerdril.
3. Op een bepaald moment komen er larven uit die noemen we een kikkervisje. Een kikkervisje is ongeveer 6 mm. lang. Opzij van de kop zitten vertakte aanhangselen, de uitwendige kieuwen. Met deze kieuwen neemt een kikkervisje zuurstof op uit het water. Ook met de huid wordt zuurstof uit het water opgenomen. Een kikkervisje eet vooral algen
4. Na ongeveer 3 weken is een kikkervisje 10 tot 13 mm. De staart is flink gegroeid. De uitwendige kieuwen zijn verdwenen en worden vervangen door inwendige kieuwen. Er zijn nu al 2 kleine achterpoten te zien.
5. Na 8 á 9 weken is een kikkervisje ongeveer 35 mm. lang. langzaam beginnen de voorpoten zich te ontwikkelen. De staart wordt klijner.
9. Ontwikkeling bij kinder.
Bij de ontwikkeling kunnen we verschillende typen onderscheiden.
1. Grove motorische ontwikkelingen: Is als bijvoorbeeld een baby leert te zitten, te staan en te lopen.
2. Fijne motorische ontwikkelingen: Is bijvoorbeeld als een baby leert met zijn voetjes te spelen en te spelen met blokken.
3. Sociale ontwikkeling: Is Als bijvoorbeeld een baby contact te maken met haar ouders.
Bij een peuter gaan de grove motorische ontwikkelingen verder. Een peuter leert bijvoorbeeld trap lopen, tegen een bal aan schoppen, torentje bouwen en met een lepel eten.
Bij een kleuter ontwikkelt zich nog verder. Een kleuter leert fietsen, klimmen veters strikken, tekenen en met anderen kinderen spelen.
10. metamorfose bij vlinders.
We nemen het koolwitje als voorbeeld. In de levenscyclus van een koolwitje kunnen we vier stadia onderscheiden: Ei – rups – pop – vlinder.
1. Een koolwitje legt eieren op koolbladeren.
2. Uit een ei komt een kleine rups.
3. De rups eet veel. Bij de vervelling groeit de rups hard.
4. De rups vormt een cocon om zich heen.
5. De pop eet niet een groeit ook niet. binnen in de cocon verandert het lichaam van de rups in het lichaam van een vlinder.
6. Uit de pop komt een vlinder. Een vlinder groeit niet. Een vlinder kan zich voortplanten
REACTIES
1 seconde geleden
P.
P.
Er staan gewoon groep-3-spelfouten in deze teksten! Dat kan echt niet
6 jaar geleden
Antwoorden