Transport

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 1225 woorden
  • 22 april 2009
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
35 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Onderwerpen

ADVERTENTIE
Twijfel je nog over jouw studiekeuze?

Of heb je hulp nodig bij het inschrijven? Bezoek dan onze Extra Open Avond op 7 juni. Kom een kijkje nemen en voel hoe het is om te studeren bij Hogeschool Inholland. Wij staan voor je klaar! 

Meld je aan!

Samenvatting biologie hoofdstuk 7 Transport

Basisstof 1 het bloed


Een mens heeft 5 a 6 liter bloed in zijn/haar lichaam. Het bloed bestaat uit de vloeistof bloedplasma. Daarin drijven bloedcellen en bloedplaatjes.

Witte bloedcellen:
Hebben geen celkern. Geen vaste vorm. Daardoor kunnen ze door kleine openingen in de wand van de kleinste bloedvaten heen.
Je hebt meerdere types. De meeste maken ziekteverwekkers onschadelijk. En andere speciale ruimen dode resten van cellen op.
Het laatste type maakt antistoffen tegen ziekteverwekkers. Witte bloedcellen worden gevormd in het rode beenmerg.
Per mm3 komen er ongeveer 5000 witte bloedcellen voor.
Rode bloedcellen:
Hebben de vorm van ronde schijfjes. Hebben geen celkern. Leven kort, gemiddeld 4 maanden. Regelmatig worden er nieuwe cellen geproduceerd door het rode beenmerg.
Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Ze bevatten de rode stof hemoglobine. Daardoor kunnen ze makkelijk zuurstof opnemen en afgeven. In de longen nemen ze zuurstof op, en in de andere organen geven ze zuurstof af.
Per mm3 heb je 5000000 rode bloedcellen.
Bloedplasma:
Bestaat uit 90% water en 10% opgeloste stoffen en bloedeiwitten.
1 eiwit is fibrinogeen. Die vervult een functie bij stolling. Bloedplasma vervoert stoffen als zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen, regelende stoffen en beschermende stoffen.
Voedingsstoffen:
- glucose
- mineralen(zouten)
- vitamines
- verteringsproducten van koolhydraten, eiwitten en vetten.
Afvalstoffen:
- koolstofdioxide
Regelende stoffen
- hormonen
- enzymen
Beschermende stoffen:
- antistoffen
Bloedplaatjes:
Zijn geen cellen, maar delen uiteengevallen cellen. Ze hebben geen celkern. Bloedplaatjes helpen bij stolling.
Stolling gaat zo:
Een bloedvat is stuk. Spieren trekken zich samen waardoor het vat nauwe wordt. Hierdoor gaat er minder bloed door het vat heen. Bloedplaatjes kleven zich vast aan de beschadigde wand. Hierdoor komt een propje. Bloedplaatjes gaan dood, waardoor er stoffen uitkomen. Deze worden omgezet in fibrine. Die vormen een netwerk van draden op de wond. Zo ontstaat er een korstje en stopt het bloeden.
Per mm3 komen er ongeveer 300000 bloedplaatjes voor.

Basisstof 2 de bloedsomloop

Het bloedvatenstelsel bestaat uit het hart en heel veel kleine en grote bloedvaten.
De weg die bloed aflegt door het lichaam is de bloedsomloop.
Een hart bestaat uit 2 helften, die afgescheiden worden door de tussenwand.
Het hart is een dubbele pomp. De rechterhelft pompt et bloed naar de longen en daarvandaan weer terug naar het hart. Dit is de kleine bloedsomloop. Zuurstof word opgenomen in het bloed en co2 afgegeven aan de lucht. Gebeurt in de longen.
Vanuit die omloop komt het bloed in de linkerhelft van het hart. Die helft pompt het bloed door het hele lichaam heen. Vanuit de organen stroomt het terug naar het hart. Dat is de grote bloedsomloop.
Zuurstof word afgegeven aan de cellen en co2 opgenomen in het bloed.
Per omloop stroomt het bloed 2 keer door het hart, en daarom noemen we onze bloedsomloop een dubbele bloedsomloop.

Basisstof 3 het hart

Het hart ligt in je borstholte, iets naar links onder het borstbeen, en is zo groot als een vuist.
Iedere harthelft bestaat uit 2 delen, een kamer en een boezem.
Het hart is een holle spier. Die spier verbruikt zuurstof en voedingsstoffen. Daarbij komen co2 en afvalstoffen vrij.
Over het hart lopen bloedvaten. De kransslagaders en kransaders.
Door kransslagaders loopt bloed dat rijk is aan co2 en afvalstoffen naar de hartspier. Door de kransaders loopt bloed dat rijk is aan co2 en afvalstoffen weg van het hart.

De werking:
We hebben 3 fases.
De hartslag begint als de boezems zijn volgestroomd met bloed uit de holle aders en longaders. Het samentrekken van de boezems vind in beide harthelften tegelijk plaats. Het bloed stroomt daardoor de kamers in. De kamers zijn ontspannen.
Als de kamers zijn volgestroomd vind het samentrekken van de kamers plaats. De hartkleppen slaan dicht en houden terugstromend bloed tegen. De druk stijgt in de kamers. Als de druk hoger is dan in de aorta en in de longslagader, worden de halfmaanvormige kleppen geopend. Het bloed word in de aorta en longslagader gepompt. Tijdens het samentrekken van de kamers zijn de boezems ontspannen.
Dan is er een pauze, de hartpauze. De kamers en boezems zijn ontspannen.. het bloed stroomt uit de holle aders en de longaders in de boezems en door de kamers. De halfmaanvormige kleppen zorgen ervoor dat het bloed niet terug stroomt.
Hierna volgt weer het samentrekken van de boezems.

Je hartslag kun je horen. Dat komt door het dichtslaan van de kleppen dat geluid maakt. Een arts hoort je kleppen met een stethoscoop, hij hoort dan de harttonen. Je hebt 2 tonen. De eerste van het dichtslaan van de kleppen en de tweede van het dichtslaan van de halfmaanvormige kleppen.

Basisstof 4 de bloedvaten

We hebben 3 typen bloedvaten, slagaders, aders en haarvaten. Het hart pompt bloed weg door slagaders. Via de slagaders gaat het bloed naar de organen. Het hart pompt bloed weg met kracht. Daardoor is de druk in slagaders hoog. De wanden zijn stevig, dik en elastisch.
De meeste slagaders liggen diep in je lichaam.
In organen vertakken de slagaders zich in kleinere aders. De haarvaten. Daar neemt de bloeddruk af. Door de dunne wand kan vocht met zuurstof en voedingsstoffen de haarvaten verlaten naar de cellen toe. De haarvaten monden uit in grotere vaten, aders.
Door aders stroomt bloed terug van de organen naar het hart. De bloeddruk is laag. De wanden zijn dunner en minder elastisch. De aders liggen niet diep in je lichaam, je kunt ze zien liggen. Het hart zuigt bloed terug van de aders.
Aders bevatten kleppen. Die zorgen voor eenrichtingverkeer.

Basisstof 5 hart – en vaatziekten

Hartinfarct:

Een kransslagader of een vertakking ervan raakt verstopt door vernauwing van het bloedvat. Dit deel krijgt geen zuurstof en voedingsstoffen meer en sterft af. Dat noemen we een hartinfarct.
Een hartinfarct merk je aan scherpe pijn in je borst. Door dotteren verhelp je de vernauwing.

Hartritmestoornissen:

De snelheid waarmee een hart zich samentrekt noemen we het hartritme. Het ritme is afhankelijk van de grote van je lichaam. Bij baby’s slaat het hart 130 keer per minuut en bij volwassenen 70 keer.
Als je schrikt worden de impulsen die je hart laten kloppen sterker waardoor het hart sneller klopt.
Een hartritmestoornis is een langdurige verstoring van het hartritme.
Patiënten kunnen een pacemaker krijgen zodat ze minder kans op de stoornissen hebben doordat de pacemaker de impulsen afgeeft.

Hartvergroting:

Topsporters hebben een groter hart. Een sporthart. De dikte van het spierweefsel neemt dan toe. Het hart kan meer bloed wegpompen en de sporter meer inspanning leveren.
Alleen mogen ze niet plotseling stoppen met sporten. De dikte neemt dan af terwijl de bloedaanvoer gelijk blijft. Dit kan hartklachten geven.

Basisstof 6 weefselvloeistof en lymfe

De wand van een haarvat is slecht 1 cellaag dik. In de grote bloedsomloop kunnen witte bloedcellen door de wand van de haarvaten heen. In het vocht zitten onder andere zuurstof een voedingsstoffen opgelost. Het vocht buiten de haarvaten heet weefselvloeistof. Dit vocht bevind zich tussen de cellen van organen.
De cellen nemen zuurstof en voedingsstoffen op uit het weefselvloeistof. Ze produceren co2 en andere afvalstoffen. De stoffen worden afgegeven aan weefselvloeistof. De vloeistof word weer opgenomen in de haarvaten.
Het overige deel word opgenomen in de lymfevaten. De vloeistof heet dan lymfe. Lymfe is water met opgeloste stoffen en witte bloedcellen.
Lymfe komt terecht in 2 grote lymfevaten. De rechterlymfestam en de borstbuis. Die monde weer uit in de aders onder de sleutelbeenderen. Via deze aders komt de lymfe in de bovenste holle ader. Kleppen zorgen ervoor dat de lymfe maar in 1 richting stroomt. Op bepaalde plaatsen liggen lymfeknoppen. Onder de oksels, hals en liezen. Deze zuiveren lymfe van ziekteverwekkers.

REACTIES

S.

S.

witte bloedcellen hebben WEL een celkern!!

11 jaar geleden

S.

S.

Ja hé! daar keek ik ook al naar.. de witte cel heeft wel een celkern.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.