Paragraaf 1
Alle producten die je eet of drinkt noemen we voedingsmiddelen. Je hebt dierlijke en plantaardige voedingsmiddelen. Dierlijke voedingsmiddelen zijn afkomstig van dieren (bijvoorbeeld vlees).
Voedingsvezel is een verzamelnaam voor alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.
Voedingsstoffen kunnen in je lichaam verschillende functies vervullen:
1.Bouwstoffen → ze zijn nodig voor de groei en de ontwikkeling van je lichaam
2.Brandstoffen → Brandstoffen leveren energie en ze houden je lichaamstemperatuur op peil
3.Reserve stoffen → ze zijn niet echt nodig en worden ergens in je lichaam opgeslagen
4.Beschermende stoffen → mineralen en vitamines
er zijn 6 groepen voedingsstoffen → eiwitten,koolhydraten,vetten,water,mineralen(zouten) en vitamines.
Eiwitten → zijn belangrijke bouwstoffen eiwitten die niet als bouwstoffen worden gebruikt, worden gebruikt als brandstoffen
Koolhydraten → koolhydraten dienen vooral als brandstoffen maar kunnen ook dienen als bouwstoffen of als reserve stoffen
Vetten → Vetten dienen als brandstoffen maar kunnen ook dienen als bouwstoffen of reserve stoffen
Water → Je lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water. Water is dan ook een belangrijke bouwstof.
Mineralen (zouten) → Je hebt allerlei mineralen als bouwstoffen nodig. Mineralen kunnen ook dienen als beschermende stoffen.
Vitamines → Vitamines dienen als bouwstoffen of als beschermende stoffen.
Paragraaf 2
De basis van gezonde voeding is variatie. De voedingswijzer bevat vier groepen voedingsmiddelen die we dagelijks nodig hebben. Als je elke dag iets uit elke groep nuttigt, krijg je alle voedigsstoffen binnen die je lichaam nodig heeft.
Paragraaf 3
Hoeveel moet je per dag van iets eten?
Wat tieners Volwassenen
Brood
5-8 sneetjes
5-7 sneetjes
Aardappelen, rijst, macaroni
4-6 stuks
3-5 stuks
Groente
3-4 groente lepels
3-4 groente lepels
Fruit
2 vruchten
2 vruchten
Melk en melkproducten
2-3 glazen
2-3 glazen
Kaas
1-2 plakjes
1-2 plakjes
Vlees, vis, ei , kip
100 gram rauw (75 gram gaar)
100 gram rauw (75 gram gaar)
Vleeswaar
1-2 plakjes
1-2 plakjes
Halvarine op brood
5 gram per sneetje brood
5 gram per sneetje brood
Margarine voor de voorbereiding
15 gram
15 gram
Vocht
1,5 liter
1,5 liter
Energie
De maat om energie aan te geven is de joule. Een kilo joule is 1000 joule. Hoeveel energie een persoon nodig heeft hangt af van leeftijd, geslacht de lichaamsgrootte en lichamelijke inspanning.
Jongens hebben in het algemeen meer energie nodig dan meisjes. Een groot lichaam heeft dus meer energie nodig dan een klein lichaam.
Paragraaf 4
Voor de meeste voedingsmiddelen is uitgezocht welke voedingsstoffen erin zitten. Dat staat op de verpakking gemeld. Zetmeel kun je aantonen met joodoplossing. Zo'n aantoonstof noemen we een indicator
Paragraaf 5
In ontwikkelingslanden lijden veel mensen aan ondervoeding. De minimale hoeveelheid energie die een volwassen persoon nodig heeft om in leven te blijven , is ongeveer 7000 kj per dag. Dat is alleen voldoende voor een persoon die weinig tot geen activiteiten verricht. Een volwassene die zware lichamelijke arbeid verricht heeft zo'n 12000 kj per dag nodig. In ontwikkelingslanden verrichten mensen vaak zwaar werk en de voedsel- en landbouworganisatie en de Wereldgezondheidsorganisatie hebben berekend dat een gemiddelde van 9500 kj per dag noodzakelijk is om normaal te kunnen leven en werken.
In ontwikkelingslanden zijn de mensen veel meer afhankelijk van de natuur dan in Nederland. Wij kunnen veel producten in kassen verbouwen. Wij kunnen voedsel bewaren, bijvoorbeeld in graansilo's of in grote visloodsen. En bij ons mislukt de oogst bijna nooit volledig. En dan hebben we nog altijd goede vervoersmogelijkheden, zodat we voedsel snel ergens anders vandaan kunnen halen. In ontwikkelingslanden is dat allemaal anders. Daar mislukt de oogst bijvoorbeeld door langdurige droogte.
Ondervoeding wordt niet alleen veroorzaakt door te weinig voedsel. Ook een tekort aan bepaalde voedingsstoffen kan leiden tot ondervoeding. Vooral een gebrek aan eiwitten kan leiden tot ondervoeding. Bij een tekort aan eiwitten in het voedsel gaan mensen zich slap en moe voelen. Ze hebben dan geen zin meer om te leren of te werken en ze worden op den duur ziek. Wanneer kleine kinderen een tekort aan eiwitten krijgen, gaat hun ontwikkeling langzamer. Hun hersenen kunnen worden beschadigt, waardoor ze minder goed kunnen leren. Ook de opgezwollen buikjes van kinderen in ontwikkelingslanden ontstaan door een eiwit tekort.
Paragraaf 6
Het verteringsstelsel bestaat voornamelijk uit een lang kanaal van de mond tot aan de anus.
Het darmkanaal :sommige voedingsstoffen kunnen zonder meer door de wand van het darmkanaal heen in het bloed worden opgenomen(glucose, mineralen, vitamines en water). Maar andere voedingsstoffen kunnen dat niet (eiwitten, de meeste koolhydraten en vetten).Deze voedingsstoffen moeten eerst worden verteerd. Ze worden omgezet in verteringsproducten die wel in je bloed kunnen worden opgenomen. De vertering gebeurt met verteringssappen. Speeksel en maagsap zijn voorbeelden van verteringssappen. Verteringssappen worden gemaakt door verteringsklieren. De verteringsklieren van de mens zijn speekselklieren, de maagsapklieren, de lever, de alvleesklier en de darmsapklieren. Bij vertering vinden scheikundige processen plaats. Hierbij worden voedingsstoffen omgezet in andere stoffen. Veel verteringssappen bevatten enzymen. De enzymen in verteringssappen zorgen ervoor dat de vertering snel verloopt. Niet alle voedsel kan worden verteerd. Onverteerde resten verlaten ons lichaam via de anus.
In de wand van het hele darmkanaal bevinden zich kringspieren en lengtespieren. Door het afwisselend samentrekken van deze spieren ontstaan peristaltische bewegingen die samen de darmperistaltiek worden genoemd. Door de darmperistaltiek wordt de voedselbrij vooruit geduwd. Ook wordt hierdoor de voedselbrij gekneed en goed gemengd met verteringssappen.
Paragraaf 7
Met je gebit kauw je voedsel. Je voedsel wordt daardoor in kleine stukjes verdeeld, waardoor je beter kunt slikken. De enzymen in verteringssappen kunnen alleen aan de buitenkant van het voedsel inwerken. Door het voedsel in kleine stukjes te verdelen, wordt het oppervlak van het voedsel vergroot. De enzymen kunnen dan over een groter oppervlak op het voedsel inwerken. Hierdoor zijn de voedingsstoffen in het voedsel beter bereikbaar voor enzymen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden