Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Scheikunde doelen

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas vwo | 837 woorden
  • 31 juli 2008
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
10 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Doel 1: Je kunt een aantal natuurkundige onderwerpen noemen.

Een natuurkundig onderwerp is een voorwerp dat als je er iets meedoet dat het dan het zelfde blijft.
Voorbeeld:als je met een fiets fietst dan blijft het het zelfde.
· Een windmolen
· Een stemvork
· Fiets
· energie

Doel 2: Je kent de drie natuurwetenschappen.

Dit zijn de drie natuur wetenschappen:
· natuurkunde
· scheikunde
· biologie

Doel 3: Je kent de andere namen voor natuur en scheikunde.

Natuurkunde is fysica.

Scheikunde is chemie.

Doel 4: Je weet hoe je goed moet waarnemen.

Elvira hield een vlammetje onder een reageerbuisje met ammoniumdichromaat er in.
Toen de ammoniumdichromaat warm was hoorde je geruis en toen vlogen er oranje spetters omhoog in de reageerbuis & toen het naar beneden kwam was het meer en het was groen, er bleven ook delen vast plakken aan de reageerbuis.
Het buisje aan de buitenkant was zwart van roet, omdat het de reageer buis uitspoot.
Daarna rook je een brandlucht.

Doel 5: Je kunt in verschillende situaties bepaalde natuur- en scheikundige voorwerpen noemen.

· Bij onweer zie je bliksem dat is soms een mooi gezicht maar het kan ook heel gevaarlijk zijn vanwege brandgevaar bij blikseminslag.
· In de winter vriest het en dan kun je leuk schaatsen maar het is ook gevaarlijk want de waterplassen bevriezen ook en dan kun je lelijk vallen.
In de herfst regent het vaak dan komen er veel plassen en dan kunnen er ook wel (heel soms maar) overstromingen komen.

Doel 6: Je kunt uitleggen waarom enige kennis van natuur- en scheikunde voor iedereen van belang is.

Natuur- en scheikunde kom je in allerlei situaties om je heen tegen: in de natuur ,bij of in je eigen lichaam ,in de dagelijkse dingen ,in de maatschappij , in de wetenschap en in heel veel beroepen.


Doel 7: Je kunt veilig omgaan met een brander.

Veiligheid:
Je moet altijd een jas aan en een veiligheidsbril op. En als je lang haar hebt moet je een staart in. Je mag nooit een vleecetrui aan want dan kun je in brand vliegen. Er moet altijd een oudere bij zijn.

Aanzetten:
Eerst doe je de gasslang aan de hoofdgaskraan en aan de gaskraan. Dan kijk je of alles dicht zit / je draait alles dicht. Dan doe je de hoofdgaskraan aan. En pak je een lucifer, steekt hem aan en de ander gaat alvast klaar staan bij de gaskraan. Zodra de een dichtbij de brander is draait de ander de gaskraan open en dan komt er een vlam dan draai je aan de luchttoevoer tot dat er een mooie blauwe vlam komt. En dan kun je gaan beginnen met wat je wilt verhitten.

Uitzetten:
Eerst zet je de gaskraan uit draait alles dicht en dan zet je de hoofdgaskraan uit.

Doel 8: Je weet welke veranderingen er plaats vinden als je suiker verbrand.

Eerst word de bovenkant een beetje geel. De onderkant word bruin. Je ruikt een geur die een beetje naar suikerspin ruikt. Dan word het suiker vloeibaar. Ik hield mijn reageerbuisje boven de brander en er kwam een vlam boven mijn reageerbuisje.

Doel 9: Je kunt vier redenen aangeven waarom in de natuur- scheikunde experimenten gedaan worden.

· Om eigenschappen te onderzoeken

· Om je veronderstelling te controleren
· Om nauwkeurige waarnemingen te doen
· De werkelijkheid met een model na te bootsen

Doel 10: Je kent de natuurwetenschappelijke methode.

De natuurwetenschappelijke methode is de manier waarop je werkt. Soms heb je al ideeën over het antwoord. Die je wilt controleren door een experiment te doen. Door nauwkeurige waarnemingen te doen kun je conclusies trekken. Soms krijg je dan nieuwe vragen.

Doel 11: Je kunt werken met grootheden en eenheden zoals volume, massa en temperatuur.

Grootheid:
Een grootheid is het getal waar je de eenheid mee aangeeft.

Eenheid:
De eenheid is wat je achter het getal zet bijv km, gram, meter.

Volume:
De volume van een kubus is bijv. 4cmx4cmx4cm=64cm3.
Volume is de inhoud.

Massa:
Massa is hoeveel iets weegt en dat geef je aan meteen eenheid.
Bijv. aardappelen 3kilo.

Temperatuur:
Hiermee kan je de warmte of koude meten van iets.
De eenheid waarmee dit gebeurd zijn Celsius Kelvin en Farenheit. Waarvan Celsius uitgaat van kokend water en bevroren water kokend water is 100 Celsius en bevroren water is 0 Celsius.

Doel 12: Je weet bij welke temperatuur water kookt.

Temperatuur kookt altijd bij 100 Celsius.

Ik heb dit met een proef gedaan alleen de thermometer was kapot dus bij ons was het
112 Celsius.

Doel 13: Je kan temperatuur omrekenen van C naar K en omgekeerd.

Als water 0 Celsius is dan is dat 273 K en als het 100 Celsius is dan is het 373 Celsius dus als je 100 Celsius omhoog doet gaat K ook 100 K omhoog en dat is dus de schaal.

Doel 14: Je weet wat een onderzoeksvraag is.

Een onderzoeksvraag is een vraag die je moet onderzoeken met een proef.
Bijv. wat gebeurt er als je water kookt?

Doel 15: Je kan een conclusie trekken uit de waarnemingen bij een proef.

Water koken:
Water gaat bij 7 minuten koken je hoort dan geborrel, je ziet damp & je ziet bellen omhoog komen.

Suiker verbranden:
Suiker word vloeibaar en het is brandbaar.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.