11.1
Koeien en andere planteneters eten plantaardig voedsel, dat is moeilijk fijn te krijgen is. Planteneters malen het voedsel met plooikiezen. Deze kiezen hebben harde richels en lopen dwars op de kauw richtig
Honden en andere vleeseters eten dierlijk voedsel. Vleeseters hebben grote scherpe hoektanden en knipkiezen. Met de hoektanden doden en verscheuren vleeseters hun prooi. Vleeseters slikken de stukjes vlees door zonder er op de kauwen.
Varkens en mensen eten plantaardig en dierlijk voedsel. Zij heten daarom alleseters. Alleseters hebben knobbelkiezen. Deze kiezen kunnen het voedsel goed pletten en malen. De snij- en hoektanden bijten het eten af.
Plantaardig voedsel is moeilijk fijn te krijgen door de celwanden van de plantencellen. Vlees bestaat uit dierlijke cellen zonder celwanden.
Plantaardige cellen zijn moeilijk te verteren. Verteren lukt alleen als het voedsel lang in het verteringstelsel zit, Daarom herkauwen koeien(Planteneters).
Vlees is makkelijker te verteren en vleeseters hebben dus maar 1 maag en korte darmen. Hierdoor is de buik dunner.
Lengte van het verteringsstelsel van een alleseter zit tussen de lengte van een planteneter en vleeseter.
Vleeseters moeten meer moeite doen voor hun voedsel. Dieren kunnen alleen ergens leven als ze voldoende energie binnen krijgen door hun voedsel.
In een energiebalans kun je zien hoeveel energie een dier binnenkrijgt en waaraan een dier zijn voedsel besteed.
B= bewegen
T= temperatuur
P= productie nieuwe cellen
U= uitwerpselen
Zoogdieren hebben een constante lichaamswarmte en dus kost het meer energie om hen warm te houden
Een plant heeft geen verteringsstelsel, maar hebben wel voedingstoffen nodig.
Met hun wortels zuigen ze water en mineralen op. via de huidmondjes halen ze koolstofdioxide uit de lucht. Door fotosynthese wordt glucose en zuurstof gemaakt.
Zetmeel: reservevoedsel voor de plant, wordt opgeslagen in de wortels, knollen, bollen en zaden
Vetten: reservevoedsel, vaak in de zaden opgeslagen.
Eiwitten: bouwstoffen, is nodig voor de groei van de plant
Vitaminen: Beschermende stoffen voor de plant, noodzakelijk om levensprocessen goed te laten verlopen
Om te overleven moeten organismen niet alleen eten, maar ook voorkomen dat ze zelf worden opgegeten. Dieren die zelf gemakkelijk worden opgegeten heten Prooidieren. Er zijn verschillende manieren waarop prooidieren zichzelf beschermen.
- Planteneters hebben vaak grote ogen aan de zijkant van de kop. En kunnen ze roofdieren snel waarnemen.
- Sommige prooidieren misleiden hun vijand door niet op te vallen(camouflage).
- Het afschrikken van roofdieren, ze lijken dan op een ander dier dat gevaarlijk lijkt. Dit heet mimicry.
Planten kunnen niet vluchten, zij hebben scherpe doornen of maken bittere stoffen aan wat dieren niet lusten.
11.2
ademhaling van een insect
het hele lijf zit vol met vertakte buizen met lucht: de tracheeën. Aan de zijkanten zitten kleine gaatjes: de stigmata. Door de stigmata komt er lucht in de tracheeën. Stoffen verplaatsen zich van een hoge concentratie naar een lage concentratie, dit heet diffusie. Doordat de cellen van een insect zuurstof verbruiken, gaat er zuurstof de cellen in en het koolstofdioxide de cellen uit.
Door het achterlijf korter te maken, pompt een insect afwisselend lucht met zuurstof in de tracheeën en koolstofdioxide naar buiten.
- Spieren trekken samen, achterlijf wordt korter. Tracheeën worden nauwer en lucht wordt via stigmata naar buiten geperst.
- Spieren ontspannen, achterlijf wordt langer. Lucht stroomt via stigmata naar binnen.
ademhaling van een vis
- vis opent bek en neemt een hap water. De kieuwdeksels zijn dicht
- Vis sluit zijn bek, kieuwdeksels open. Water langs kieuwplaatjes naar buiten geperst
De wanden van de lamellen zijn dun. Door die wanden vindt gaswisseling plaats.
- doordat het zuurstofgehalte in het water veel hoger is dan in het bloed vindt er diffusie plaats.
- In het bloed dat door de kieuwen stroomt, zit een hoge concentratie CO? en hier gebeurt hetzelfde principe als hierboven.
Dit principe heet het tegenstroomprincipe.
Ademhaling van een plant
Planten hebben ook zuurstof nodig voor verbranding. De energie die daarbij vrijkomt is voor het maken van nieuwe cellen.
Planten wisselen gassen uit met hun omgeving. Ze hebben geen ademhalingsorganen zoals dieren.
de gaswisseling gaat via de huidmondjes.
11.3
Transport bij insecten
Het bloed van insecten vervoert geen zuurstof en koolstofdioxide. Het bloed bevat ook geen hemoglobine, de rode bloedkleurstof waaraan zuurstof hecht. Het bloed van insecten vervoert wel de voedingsstoffen en afvalstoffen van alle cellen.
Het bloedvatenstelsel van een insect bestaat uit slechts 1 bloedvat en een hart. Het lange hart zit in het achterlijf en bestaat uit een aantal kamers. Als de hartkamers samentrekken stroomt het bloed van achter naar voor de kop in en gaat het bloed weer naar het hart. Je noemt dit een open bloedsomloop. Via de openingen in het hart komt het bloed terug in het bloedvatenstelsel.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden