Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Paragraaf 5.1 + 5.4

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 402 woorden
  • 5 januari 2004
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
7 keer beoordeeld

5.1 Wat is gezondheid? Je bent gezond wanneer je in een toestand verkeert van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden. Deze definitie betekent dat je vaak niet gezond bent. Een andere omschrijving van gezondheid is het vermogen van een organisme om adequaat te reageren op veranderingen in en buiten het lichaam. Je gezondheid hangt van verschillende factoren af: · Je eigenschappen · Je fysieke en maatschappelijke omgeving · Je gewoonten of leefstijl · Je leeftijd
Wanneer je ziek bent, zijn processen in je lichaam verstoord. Medicijnen kunnen het evenwicht helpen herstellen. Medicijngebruik verschilt van mens tot mens: de ene mens grijpt bij het minste pijntje naar een aspirientje, de ander slikt nooit iets of neemt lever zijn toevlucht tot ouderwetse huismiddeltjes. Bij een genezende behandeling wordt de oorzaak van de kwaal bestreden; bij symptoombestrijding worden alleen bepaalde verschijnselen van de ziekte, de symptomen onderdrukt. Voor het begrip gezondheid bestaan verschillende definities. Je leefstijl is mede bepalend voor je gezondheid.
5.4 eigen en vreemd O= universele bloeddonor. A AB
O B AB AB
A, B, AB en O kan ook aan zichzelf geven. O geeft aan A. Bij donor let je op antigenen e niet op antistoffen. O heeft geen antigenen en kan dus aan iedereen bloed geven. AB kan niet aan A geven omdat AB antigen A+B heeft. Bloedgroep A heeft antistof B. Nu klontert antigen B met antistof B à KAN NIET GOED GAAN! Als het met A klontert heeft ie A
Als het met B klontert heeft ie B
Als het niet klontert heeft ie O
Als het allebei klontert heeft ie AB
Bloedgroep Anti A Anti B
AB + + A + - B - + O - - Afstoting van bepaalde organen kan ontstaan door de activiteit van bepaalde lymfocyten die het getransplanteerde orgaan aanvallen. Je eigen cellen laten de lymfocyten met rust. Blijkbaar kunnen ze onderscheid maken tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd. Alle cellen dragen antigenen op het celmembraan. Ze zijn kenmerkend. Niemand ter wereld heeft precies dezelfde antigenencombinatie dan jij, tenzij je een eeneiige tweelingzus of –broer hebt. De lymfocyten kunnen je lichaamseigen antigenen herkennen. Dat kunnen ze vanaf de 5e maand van je embryonale ontwikkeling. Dan worden ze immunocomptent, dat wil zeggen dat ze vanaf dat moment in staat zijn antistoffen te maken tegen lichaamsvreemde antigenen of antigenencombinaties. Alle cellen dragen antigenen op hun membraan. Hoe meer overeenkomst er is tussen de antigenen van donor en ontvanger, hoe groter de kans op succes bij een transplantatie.

REACTIES

P.

P.

ik hep er nix aan gehad..

20 jaar geleden

E.

E.

goed man!

19 jaar geleden

N.

N.

Erg bedankt nu kan ik verder met mijn anatomie studie !

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.