Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Biologie H1 gedrag

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1528 woorden
  • 3 februari 2023
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
De ultieme examengids voor mensen die echt niet willen slagen

Eindexamens. Die periode waar je al tijden naar uitkijkt (not) en waar je je super goed op hebt voorbereid (ook not). Geen paniek: wij hebben de ultieme survivalgids voor je samengesteld. Met deze tips ga je het (waarschijnlijk niet) redden. Maar ze zijn wel leuk. 

Bekijk de tips

Samenvatting biologie H1 Nectar 4 havo ed 4

Elke diersoort heeft zijn eigen taal. Met hun taal beïnvloeden dieren het gedrag van hun soortgenoten. Alles wat een dier of mens doet of nalaat, is gedrag.

Prikkels, dat zijn veranderingen in de omgeving, beïnvloeden het gedrag van mens en dieren.

Gedrag heeft ook sociale functies. Met je leeftijd verandert je gedrag.

Ritueel gedrag is gedrag dat bedoeld is om spanningen te verminderen of te voorkomen (bijv. gedrag dat je vertoond als je in een nieuwe klas komt).

De situatie bepaalt het ritueel (gedrag dat je vertoont).

Ritueel gedrag is vaak afgeleid van gedrag dat zijn oorspronkelijke betekenis verloren heeft (bijv. Onze rituele groet is een open, uitgestoken hand. Dat betekende vroeger: ‘ik ben ongewapend en heb geen kwade bedoelingen.’)

Je persoonlijke ruimte bepaalt hoe ver een soortgenoot mag naderen zonder dat hij zich bedreigd voelt (de ruimte waarover je zelf de controle wilt hebben).

Signalen zijn prikkels met informatie voor soortgenoten.

De rangorde geeft de plaats van een dier/mens in een groep aan.

Communicatie is het uitwisselen van signalen.

Samenvatting:
Signalen in een vaste volgorde vormen een herkenbaar ritueel. De persoonlijke ruimte bepaalt hoe ver soortgenoten elkaar kunnen benaderen zonder dat ze zich bedreigd voelen. Mensen en dieren gebruiken signalen om de onderlinge rangorde te bepalen. Dit vergemakkelijkt een taakverdeling.

Dieren gebruiken allerlei signalen om hun territorium, gebied waarin 1 of meer dieren van een soort voorkomen en wat ze verdedigen tegen soortgenoten, te verdedigen. Dit kan door zichtbare signalen, geluids-  of geursignalen te gebruiken.

Bronstige vrouwtjes zijn vrouwtjes die in hun vruchtbare periode zijn en opzoek naar mannetjes.

Signalen zijn belangrijk bij baltsgedrag. Dat is ritueel gedrag ter voorbereiding van een paring. De balts is bedoeld om te bereiken dat de partner dicht in de persoonlijke ruimte komt.

Dreiggedrag is het vertonen van een agressieve houding om aan te geven wie de baas is. Dreiggedrag is bedoeld om een gevecht te voorkomen.

Samenvatting:
Mannelijke dieren geven hun territorium aan met geluid- of geursignalen. Baltsgedrag leidt een paring in. Met dreiggedrag proberen zij indringers buiten hun territorium te houden.

Een reactie op een prikkel heet een respons.

De levenscyclus is de opeenvolgende fasen van groei en ontwikkeling.

Een uitwendige prikkel is een prikkel die van buiten het lichaam komt.

Feromonen zijn geurstoffen.

Inwendige prikkels zijn prikkels vanuit het dier zelf.

Een prikkel die altijd hetzelfde gedrag tot gevolg heeft, heet een sleutelprikkel.

Een versterkte sleutelprikkel waarop een sterke reactie volgt, is een supernormale prikkel.

Samenvatting:
Gedrag ontstaat als een respons op inwendige en uitwendige prikkels. Volgt op een prikkel altijd dezelfde respons, dan is die prikkel een sleutelprikkel. Een overdreven sleutelprikkel is een supernormale prikkel.

Motivatie is de bereidheid om een bepaald gedrag te gaan vertonen.

Drempelwaarde is de hoogte van de motivatie die nodig is om tot een bepaald gedrag over te gaan (druppel die de emmer doet overlopen).

Soms stijgt de motivatie langzaam door een langdurige, lage prikkelintensiteit; soms snel door een kortdurende, hoge prikkelintensiteit. Wanneer de motivatie de drempelwaarde bereikt, volgt de reactie op de prikkel.

Aangeboren gedrag is gedrag dat al vanaf de geboorte aanwezig is.

Aangeleerd gedrag is gedrag dat je door leren verkrijgt.

Samenvatting:
Motivatie is de bereidheid om een bepaald gedrag uit te voeren. Die motivatie ontstaat door prikkels. Pas als de drempelwaarde bereikt is, vertonen dieren en mensen gedrag. Gedrag is deels aangeboren, deels aangeleerd.

Gedrag dat bestaat uit 2 tegengestelde gedragssystemen (bijv. vluchtgedrag en aanvalsgedrag) heet conflictgedrag.

Als beide gedragssystemen ‘even sterk’ zijn en elkaar steeds afwisselen, spreek je over ambivalent gedrag. Om de beurt ‘wint’ een van beide gedragssystemen.

Conflictgedrag kan eindigen met een aanval of met een vlucht. Maar het kan ook ineens overgaan in heel ander gedrag, dat niet in de situatie past.

Conflict gedrag kan uitmonden in overspronggedrag, gedrag dat niet bij de situatie past, en omgericht gedrag, je agressie richten op iet anders.

Over het algemeen is de functie van gedrag vergroting van de overlevingskans voor het individu en vergroten van de overlevingskans van de soort door een grotere kans op voortplanten.

Samenvatting:
Conflictgedrag ontstaat in een situatie met gedragingen uit tegengestelde gedragssystemen. Als tegengestelde gedragssystemen even sterk zijn en elkaar afwisselen, is er sprake van ambivalent gedrag. Conflictgedrag kan uitmonden in overspronggedrag en omgericht gedrag. Diergedrag is gericht op vergroten van de overlevingskans en de kans zich te kunnen voortplanten.

Klassiek conditioneren is leergedrag waarbij dieren een neutrale prikkel koppelen aan een prikkel die een bepaald gedrag oproept.

Passief leren is leergedrag dat ‘automatisch’ gebeurt.

Actief leren is leergedrag waarbij een dier/mens door actief te handelen zijn gedrag veranderd.

Operant conditioneren is leergedrag waarbij een dier/mens het verband legt tussen een bepaald gedrag en het voordeel of nadeel dat dit oplevert (het gewenste gedrag van een dier/mens te belonen en het verkeerde af te straffen).

Samenvatting:
Een vorm van leergedrag is conditioneren. Klassiek conditioneren is passief leergedrag, waarbij een dier passief twee van elkaar losstaande prikkels met elkaar verbindt. Operant conditioneren is actief leergedrag, gedrag met behulp van straffen en belonen.

Gedrag dat dieren/mensen leren door naar elkaar te kijken, heet imitatiegedrag.

Gedrag bestaat uit een groot aantal gedragselementen (aparte handelingen van gedrag). De elementen staan niet los, maar volgen elkaar op in een bepaalde volgorde in een gedragsketen (gedragselementen in een bepaalde volgorde).

Biologen bestuderen gedrag door de aparte handelingen of gedragselementen van het gedrag te beschrijven.

Samenhangende gedragsketens vormen  gedragssystemen. Meerdere gedragssystemen vormen samen gedrag.

Kennis van gedragselementen en hun samenhang vormt de basis voor het aanleren van gewenst gedrag bij dieren.

Een subjectieve interpretatie is een mening die mogelijk niet juist is.

Onderzoek diergedrag:
1- type gedrag noemen (eetgedrag, voortplantingsgedrag)
2- objectief beschrijven van de gedragselementen + zoeken naar verbanden (wat zijn de gedragsketens en de gedragssystemen?)

Een ethogram is een lijst met objectieve en nauwkeurige beschrijvingen van de gedragselementen met hun afkortingen.

Een protocol is een opsomming van gedragselementen/handelingen die een dier tijdens een observatie vertoont.

Bij analyse van zo’n protocol is snel te zien welke gedragselementen een bepaalde volgorde hebben en kom je gedragsketens op het spoor.

Door het maken van een ethogram en een protocol kunnen onderzoekers gegevens analyseren die ze verzamelen bij het bestuderen van diergedrag.

Samenvatting:
Bij imitatiegedrag leren dieren door gedrag na te doen. Gedrag bestaat uit gedragselementen en gedragsketens die samenhangende gedragssystemen vormen. Bij de analyse van gedrag gebruik je ethogrammen en protocollen.

Bij goed wetenschappelijk onderzoek varieer je maar één factor tegelijk.

Inzicht is leren door oplossingen te bedenken in plaats van lukraak proberen.

Antropomorfische olifanten spreken ons onder andere aan door hun intelligentie en inzicht. We hebben de neiging om hun gedrag antropomorf (vanuit menselijk interpretatie) te verklaren.

Antropomorfisme, het subjectief toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren, is niet objectief en daarom niet wetenschappelijk. Dat sluit natuurlijk niet uit dat dieren emoties kunnen hebben die lijken op menselijke.

Samenvatting:
Voor elk onderzoek is een goede onderzoeksvraag noodzakelijk. Sommige dieren hebben inzicht: ze overzien de consequenties van hun handelingen. Diergedrag antropomorf verklaren is niet wetenschappelijk.

Het gedrag van pasgeboren baby’s bestaat uit veel bewegingen die het kind niet bewust uitvoert: reflexen.

Bij een reflex reageert het zenuwstelsel met een vaste reactie op een bepaalde prikkel. Die reflexen zijn aangeboren en niet aangeleerd.

Bewust gedrag is aangeleerd. Na een maand of drie laat een baby dat meer zien.

Een kind ontwikkelt zich niet alleen lichamelijk, maar ook psychisch en sociaal. Dat verandert het gedrag voortdurend.

Kinderen vertonen veel speelgedrag. Later gaan kinderen op een sport en oefenen hun spierbeheersing verder.

Kleuters oefenen via hun spel ook sociale vaardigheden. Ze gebruiken imitatiegedrag en oefenen in rollenspelen situaties uit hun dagelijks leven. In dit spel zijn rolpatronen terug te vinden (meiden spelen met poppen, jongens met auto’s). Deze klassieke rolpatronen verdwijnen steeds meer.

De gevoelige periode is de periode waarin een organisme gevoelig is bepaalde zaken te leren. Het leren in een gevoelige periode heet inprenten.

Inprenting speelt ook een rol bij het leren wie je soortgenoten zijn. Ingeprent gedrag is nauwelijks te veranderen.

Samenvatting:
In de eerste levensjaren verandert het gedrag van het kind voortdurend. Aangeboren reflexmatig gedrag gaat steeds meer over in bewust en aangeleerd gedrag. Een kind leert onder andere door spelen en oefenen en via imitatie (nadoen) en inprenting (leren in een daarvoor gevoelige periode).

Verschillende vormen van leren:

1- inprenting         5- trial and error
2- imitatie              6- operante conditionering
3- oefening            7- klassieke conditionering
4- gewenning        8- inzicht

Een speciale vorm van operant conditioneren is leren door uit te proberen, trial and error. Bij trial and error leren volgt een ‘beloning’ of ‘straf’ door het gevolg van wat je uitprobeert.

Ook het afleren te reageren met een respons op prikkels die geen zinvolle informatie bevatten, is een vorm van leren. Dit heet gewenning.

Een waarde is iets wat we belangrijk vinden in ons bestaan. Daar baseren we ons gedrag op: wat mag wel, wat mag niet? Die gedragsregels noemen we normen.

Een waarde kan aanleiding geven tot verschillende normen. De normen waarmee je die waarden toont, kunnen verschillen.

Samenvatting:
Mensen en dieren leren door inprenting, imitatie, oefening, conditionering, trial and error en inzicht. Je kunt iets afleren door gewenning. Waarden geven aanleiding tot normen, gedragsregels.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.