Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

3.1 t/m 3.4 + 3.6

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas havo/vwo | 1745 woorden
  • 27 maart 2022
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 6
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

3.1 ( houd je boek er bij)

prikkels zijn info uit je omgeving, je zintuigen vangen die prikkels op. 

  • je vangt licht op met je ogen, dat is de prikkel voor je licht zintuig.
  • met je oren vang je geluid op dat is de prikkel voor je gehoorzintuig.
  • met je neus vang je geur op, stoffen die geuren afgeven zijn prikkels voor je reukzintuig
  • en met je tong proef je smaak, stoffen uit je voedsel zijn prikkels voor je smaakzintuig 

in je huid zitten meerdere zintuigen, elk gevoel is 1 soort prikkel

  • warmtezintuig, is voor warmere temperaturen
  • koudezintuig, voor lagere temperaturen
  • tastzintuig, hoe voelt het ( is het plakkerig of hard)
  • pijnzintuig, voor de prikkel pijn

op een waarneming reageer je meestal. 

bekijk bron 4/5

een prikkel geeft info aan je hersenen, maar voordat je daar op reageert gebeurd er van alles.

  • elk zintuig zet prikkels om in een signaal dat heet een impuls.
  • de impulsen gaan via je zenuwen door je hersenen.
  • je lichaam reageert doordat je hersenen ook impulsen sturen 

je zenuwen lopen via je ruggenmerg dat goed beschermd zit in je wervelkolom naar je hersenen. je zenuwen, ruggenmerg en hersenen vormen samen je zenuwstelsel.

(houd bron 6 er bij) zenuwcellen bestaan uit je cellichaam met korte lange uitlopers. een zenuw kan een meter lang zijn. het cellichaam zit dichtbij je hersenen en ruggenmerg, de lange uitlopers verbinden zintuigen en spieren met je hersenen en ruggenmerg.

3.2

je oog ligt in een holte in je schedel: je oogkas

  • je iris is gekleurd
  • het zwarte rondje in het midden is je pupil, dat is een opening van je iris. het ligt dat je ogen binnenvalt gaat door de pupil
  • om je iris heen ligt het oogwit

je oog is een kwetsbaar orgaan en wordt beschermd door:

  • je wenkbrauwen oogleden wimpers beschermd je oog tegen zweet en stofjes
  • boven oog ligt traanklier die maakt traanvocht als je knipperd verspreid het een beetje over je oog. zodat ze niet uitdrogen en ze spoelen stofjes weg maar het zorgt ook nog dat je minder snel een bacterie of infectie krijgt.
  • de traanbuis voert vocht en vuiltjes af naar je neus.


het harde oogvlies is wit en het buitenste vlies. het stevige vlies beschermt alles wat eromheen zit. door het hoornvlies valt het licht je oog binnen.

je vaatvlies is de middelste laag. hierin zitten bloedvaten, waardoor die alle voedingsstoffen nodig krijgt die die nodig heeft. aan de voorkant is die gekleurd dat is de iris. in het midden van je iris zit een gat: de pupil.

het netvlies is het binnenste vlies. het netvlies is het licht zintuig, hierin zitten de lichtgevoelige zintuigcellen die de prikkel licht opvangt. als je naar een boom kijkt gebeurd dit.

  • licht op de boom wordt teruggekaatst.
  • dat komt in je oog via je hoornvlies en je pupil.
  • de lens in je oog maakt een scherp beeld op je netvlies.
  • de zintuigcellen vangen die prikkels op en zetten het om in impulsen
  • dat gaat via je oogzenuw naar je hersenen en word je bewust van wat je ziet.

in je netvlies recht achter je pupil zit je gele vlek, daar zie je het best mee. de blinde vlek is een plaats waar je oogzenuw aan je oogbol vast zit. hier zit geen netvlies met zintuigcellen.

van binnen is je oog gevuld met glasachtig lichaam. je oog zit met 6 spieren vast aan de oogkas, daardoor kan je je oog allekanten op bewegen. het vet in de oogkassen bescheremt je oog tegen schokken en stoten.

je netvlies bevat 2 soorten zintuigcellen; staafjes en kegeltjes.

  • met de staafjes zie je zwart, wit en grijstinten dat werk bij weinig licht.
  • met kegeltjes zie je kleuren, dat werk als er genoeg licht is. er zijn 3 types kegeltjes. voor rood, groen en blauw licht. als je kleur ziet worden er meerdere soorten kegels geprikkeld. de hersen combineren de impulsen tot 1 kleur.

met kegeltjes zie je ook scherper. de meeste kegeltjes zitten in de gele vlek. en de staafjes vooral in het deel rond je netvlies.

bij teveel licht kan je netvlies beschadigen. je ogen kunnen de hoeveelheid licht bepalen door je pupilreflex  (het groter en kleiner maken van pupil), dat gaat vanzelf

(bron 9 erbij)

  • weinig licht trekken lengte spietjes samen, pupil wordt groter meer licht op netvlies zo kun je bij weinig licht zien. 
  • bij veel licht trekken je kengtespietjes samen in iris. pupil kleiner. minder licht op je netvlies daardoor niet beschadigt

je oog is elastisch en kan van vorm veranderen om van veraf ook scherp te kunnen zien.

  • bolle lens: je ziet voorwerp van dichtbij scherp, en lensbandjes slap
  • platte lens: je ziet voorwerp van veraf scherp, en lensbandjes strak

bol en plat maken heet accommoderen. dat gebeurd door je kringspier die om je lens zit: straallichaam.

voorwerps is soms te dichtbij om scherp te zien lens kan niet boller. het punt dat je nog wel scherp kan zien heet het nabijheidspunt.

oorzaak van niet scherp zien

  1. je kan ooglens niet goed plat/bol maken
  2. vorm van oog niet goed

bij jonge mensen vaak 2


(bron 13)

oogbol te kort

je ziet alleen in verte scherp; verziend

je moet bril met bolle lenzen

oogbol is te lang

alleen dichtbij scherp: bijziend

je moet bril met holle lenzen        

je kunt diepte zien, omdat je met 2 ogen kijkt je ziet met beide ogen een ander beeld je hersenen voegen dat samen

diepte is heel belangrijk voor het inschatten van bijv. afstanden

3.3

als je lucht laat trillen maakt dat geluid

geluid kan je horen omdat je oren trillende lucht opvangen

    • de oorschelp vangt trillingen op en komt in de gehoorgang
    • daarvan aan het eind ligt je trommelvlies door de trillende lucht gaat het trillen.
  • oorsmeerkliertjes maken oorsmeer aan dat zorgt dat je trommelvlies soepel blijft
  • in de trommelholte achter trommelvlies 3 botjes: de gehoorbeentjes als trommelvlies trilt gaan ook gehoorbeentjes trillen 
  • de gehoorbeentjes geven trilling door aan slakkenhuis dat is gevuld met vloeistof. de trillen zijn omgezet in vloeistof trillingen, in slakkenhuis zitten zintuigcellen met haartjes die meebewegen
  • zintuigcellen zetten trilling om in impulsen en dat gaat door je gehoorzenuw naar je hersenen en je word je bewust van het geluid

lage toon minder trillingen dan bij hoge toon. trillingen per seconde noem je hertz. laagste toon die mensen kunnen horen is 20 Hz en hoogste is 20.000 

  • de laagste toon die organismen kunnen horen is onderste gehoorgrens
  • de hoogste toon die organismen kunnen horen is bovenste gehoorgrens
  • tussen grens heet gehoorbereik

500-5.000hz is het bereik van de menselijke stem

hoe ouder hoe meer de gehoorgrens daalt, doordat haartjes in slakkenhuis breken. zintuigen voor de hoge tonen beschadigd het snelst

verschillende zintuigcellen voor tonen (bron 4) bij gehoorbeentjes zitten cellen voor hoge tonen. en in het midden voor lage tonen 

soms geluiden te zacht luchttrillingen te zwak. geluidsniveau geeft aan hoe hard iets is. dat meet je in decibels. veel geluid ook bij werk slijten de haartjes ook.

om goed te kunnen horen moet trommelvlies goed kunnen trillen. lucht moet aan beide kanten even hard op het trommelvlies drukken. soms is dat niet dan staat trommelvlies bol naar buiten. je hoort minder goed, je oor kan dan pijn doen.

te veel lucht kan er uit door de buis van eustachius die is verbonden met je keelholte. de buis zit meestal dicht als je slikt of gaapt gaat die even open, en hoor je slik geluiden uit je keel.

bij verkoudheid/keelontsteking kunnen er ziekteverwekkers door de buis gaan. deze raakt dan ontstoken en dan heb je een middenoorontsteking. vooral bij kleine kinderen want buis is korter dan bij volwassenen.

3.4

je reukzintuig (hier ruik je mee) is een onderdeel van je neusslijmvlies dat er voor zorgt dat je neusholtes vochtig blijven. als je inademt komen geurstoffen in je reukzintuig dat zijn prikkels voor je reukzintuig. reukzintuig stuurt geurstof via reukzenuw naar hersenen.

je reuk waarschuwt je ook voor gevaarlijke stoffen zoals aardgas. daar wordt speciaal een geurstof aan toegevoegd zodat het opmerkt.

op je tong liggen uitsteeksels ofwel smaakpupillen daartussen smaakzintuigen. als je iets eet/drinkt komen er smaakstoffen op je tong die je smaakzintuigen prikkelen. die dat weer doorgeven aan je hersenen.

je hebt 5 soorten smaken ieder voor iets anders: zoet, zout, bitter, zuur en umami (hartige smaak bouillon/vlees). toch proef je meer smaken komt doordat je ruikt. via keelholte gaan stoffen naar reukzintuig. bij proeven werkt smaak en reuk samen. hersenen krijgen via zenuwen krijgen je hersenen daar info van. je hersenen combineren dat.

je ogen en oren beoordelen ook je voedsel door hoe het ruikt en hoe het kauwt want chips die niet kraakt is meestal minder lekker.

om temperatuur van voedsel te bepalen gebruik je koude- en warmte zintuigjes. in je tong, lippen en mondholte zitten ook tastzintuigen: daarmee krijg je een idee over de structuur van je eten. alle info wordt gecombineerd om te bepalen of je iets lekker vind

tijdens je leven kunnen je voorkeuren veranderen ook door nog iets te proeven.


3.6

je hersenen bestaan uit 3 delen. met er omheen bloedvaten, dat zuurstof en voeding toevoert.

  • grote hersenen

van buiten geplooid dat is hersenschors met daarop de hersencentra waar ieder zintuig mee is verbonden. ze leggen ook info vast geheugen

  • kleine hersenen

zorgt dat beweging goed uitvoert. ze zorgen voor de coördinatie van impulsen naar je spieren.

  • hersenstam

verbinding van grote en kleine hersenen met je ruggenmerg. hier liggen verschillende centra die onbewust gaan ofwel levensprocessen, zoals je ademhaling en hartslag.

als je leert ontstaan er verbinden tussen zenuwcellen in je hersenen. aantal wordt steeds groter hersenen kunnen spieren beter besturen. 

simpele dingen sla je op in je grote hersenen. je slaat info op in 2 soorten geheugen

  1. kortetermijngeheugen

houd info max een half uur vast. gaat om info zoals telefoonnummer

  1. langetermijngeheugen

info die belangrijk is en vaak herhaald

bij herhalen van info worden zenuwcellen op je hersenschors verbonden tot een vaste route: geheugenspoor. dat kan je activeren als je die info nodig hebt.

hoe vaker je herhaald hoe stekker het geheugenspoor.

alle gewervelde dieren hebben hersenen ongeveer hetzelfde gebouwd. ongewervelde dier niet. veel ongewervelde dieren geen hersenen bijv. kwal. andere ongewervelde diergroepen zeer eenvoudige hersenen voorbeeld is regenworm. bij mond 2 centrale zenuwknopen. functie is aansturen van spieren en borstelharen, waardoor de worm kan bewegen.  

2 belangrijke prikkels voor wormen zijn licht en trillingen

  • geen ogen maar vangt gevoelige lichtprikkels op met kop en staart. worm wil niet naar het licht
  • in huid van worm zitten drukzintuigen daar vangt een worm trillingen mee op. meestal dan mol in de buurt gaan naar boven weg van het gevaar.



REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.