Paragraaf 2.1
- In je lichaam zitten 206 botten of beenderen. Samen vormen ze je skelet of beenderen.
- De botten in je hoofd vormen je schedel. Je schedel wordt gedragen door de wervelkolom. De botten in de wervelkolom heten wervels. Aan een deel van die wervels zitten je ribben. De ribben zitten aan de voorzijde vast aan het borstbeen. Het borstbeen, ribben en de bijbehorende wervels, vormen samen je borstkas. De wervelkolom loopt door je romp naar beneden, tussen je heupbeenderen door. Je heupbeenderen horen bij je bekken.
- Aan je heupbeenderen zitten de langste botten van je lichaam vast: de dijbeenderen in je bovenbenen. In je onderbeen zit aan de voorkant het scheenbeen en aan de achterkant het kuitbeen. In je arm zit het opperarmbeen aan het schouderblad vast. In je onderarm zitten twee botten: het spaakbeen en de ellepijp. De ellepijp zit aan de kant van je p Je armen en benen noem je ook wel je ledenmaten.
Je skelet heeft vier taken.
1 Stevigheid geven
Zonder botten zou je lichaam in elkaar zakken.
2 Vorm geven
Je skelet geeft vorm aan je lichaam. Zo geven de botten van je schedel vorm aan je hoofd.
3 Bescherming geven
Delen van het skelet beschermen kwetsbare organen. Je borstkast beschermt bijvoorbeeld je hart en longen.
4 Beweging mogelijk maken
Aan botten zitten spieren vast. Dankzij de botten met spieren kun je bewegen.
- Als je bij je zelf voelt, merk je dat je heupbeen en sleutelbeen hard zijn. Je oorschelp is veel zachter en je kunt hem goed buigen.
- De meeste botten zijn hard, zij bestaan uit bot. Een ander woord voor bot is been. In been of bot zit veel kalk en een klein beetje lijmstof. De kalk zorgt ervoor dat het bot hard en stevig is. De lijmstof zorgt ervoor dat het bot ook een beetje buigzaam is.
- Je oorschelp kan goed buigen, doordat hij uit kraakbeen Kraakbeen bevat veel lijmstof en weinig kalk en is daardoor erg buigzaam. Ook een deel van je borstkast bestaat uit kraakbeen. Door dit kraakbeen kunnen de ribben bij een ademhaling op en neer bewegen.
- Baby’s hebben botten die bijna helemaal uit kraakbeen bestaan. Door alle lijmstof is het skelet zo buigzaam dat baby’s heel lenig zijn. Maar het skelet van een baby is echter niet stevig.
- Tijdens het ouder worden veranderd kraakbeen langzaam in been. Er komt dus meer kalk in de botten en minder lijmstof. Hoe ouder je wordt je wordt, hoe meer lijmstof er uit de botten verdwijnt. Ouderen hebben botten met veel kalk en nog maar weinig lijmstof. Doordat de botten niet buigzaam zijn, breken ze makkelijker.
- De wervelkolom is zo gebouwd dat hij kan veren. Daardoor vangt de wervelkolom schokkende bewegingen van je lichaam op. De wervelkolom veert op twee manieren.
- Door kraakbeenschijven
Tussen de wervels zitten kraakbeenschijven. De kraakbeenschijven kunnen een beetje ingedrukt worden. Ze veren daarna ook weer terug. Daardoor kan de wervelkolom ook een beetje veren.
- Door de speciale vorm
Als je van de zijkant naar de wervelkolom kijkt, lijkt het alsof er twee S-en op elkaar staan. Dat heet de dubbele S-vorm. Door die dubbele S-vorm kan de wervelkolom een beetje in elkaar geduwd worden en terugveren.
Door de kraakbeenschijven en dubbele S-vorm vangt de wervelkolom schokken op als je loopt, rent of springt.
- Het grootste deel van het bot bestaat uit been. Been bestaat uit beencellen, die in ringen groeien.
- Aan de uiteinden van de botten zit kraakbeen. Door dit laagje kraakbeen bewegen de botten soepel langs elkaar.
- Binnenin de ringen van beencellen zitten bloedvaatjes. Via die bloedvaatjes krijgen de been cellen voedingstoffen en zuurstof.
- In het middenstuk van het bot zit een holle ruimte met beenmerg. Bij langwerpige, dunne botten bestaat dat uit vet en heet het geel beenmerg.
- Je kunt been met een microscoop bekijken. De beencellen maken een stevige stof met veel kalk en een beetje lijmstof. De stevige stof ligt tussen de beencellen. De kalk die erin zit, zorgt dat het bot stevig is.
- Kraakbeen kun je ook met een microscoop bekijken. Kraakbeen bestaat uit groepjes kraakbeencellen met daartussen een geleiachtige stof. Deze geleiachtige stof wordt gemaakt door de kraakbeencellen en bestaat uit veel lijmstof en heel weinig kalk. Kraakbeen is daardoor heel buigzaam.
Paragraaf 2.2
- Je kunt lopen en iets oppakken, doordat de botten in je benen en armen kunnen bewegen. Andere botten zitten zo aan elkaar vast dat ze niet kunnen bewegen. Je hebt vier soorten verbindingen in je skelet.
- Soms zijn botten vergroeid tot één geheel dat je niet kunt bewegen. Zo is het heiligbeen eigenlijk een vergroeiing van vijf aan elkaar gegroeide wervels.
- Je schedel bestaat uit een aantal platte botten die stevig en onbeweeglijk aan elkaar vastzitten. De gekartelde randjes heten een naadverbinding.
- Sommige botten zitten met kraakbeen aan elkaar, zoals ribben aan het borstbeen. Doordat kraakbeen buigzaam is, kunnen je ribben een beetje bewegen bij het ademhalen. In je wervelkolom zitten ook kraakbeenverbindingen: de kraakbeenschijven.
- Een gewricht is de meest beweeglijke verbinding tussen de botten. Je armen en benen bewegen door gewrichten en spieren.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden