§1 De relatie tussen mens en milieu
De mens kan elementen toevoegen aan het milieu of er elementen aan onttrekken. De mens kan ook het milieu veranderen. Dit kan zijn doordat de mens elementen aan het milieu toevoegt die leiden tot vervuiling of door uitputting van de elementen. De mens kan het milieu ook zodanig veranderen dat er sprake is van aantasting. De voornaamste oorzaken van de milieuproblemen zijn de enorme bevolkingstoename gekoppeld aan de wijze van leven van de huidige mens. Dat heet een hoge bevolkingsdruk. In Nederland zijn door grote ruilverkaveling grote bedrijven ontstaan, waardoor het karakter van het landschap sterk is veranderd. De infrastructuur is ook in grote delen van de wereld ingrijpend gewijzigd.
§2 Voedselproductie
Om voor de groeiende wereldbevolking voldoende eten te produceren moeten de abiotische en biotische factoren zo optimaal mogelijk te maken. Bij voedingsgewassen kan dat door bemesting, bodembewerking en bescherming tegen ziekten en plagen.
Uitspoeling wil zeggen dat mineralen met het regenwater wegzakken naar diepere lagen. Met kunstmest kunnen precies die mineralen aan de bodem worden toegevoegd die de voedingsgewassen nodig hebben. Stalmest bestaat uit uitwerpselen en urine van dieren. Dit wordt op het land door reducenten afgebroken waarbij mineralen vrijkomen. Monocultuur: op een groot stuk land één soort gewas telen.
Chemische bestrijding
Chemische bestrijdingsmiddelen aka gifstoffen aka pesticiden. Insectenbestrijdingsmiddelen – insecticiden. Onkruidbestrijdingsmiddelen – herbiciden. De meeste pesticiden zijn niet soortspecifiek. Er treedt bij de soort vaak al snel resistentie op. Een aantal pesticiden is persistent: die worden zeer langzaam langs een natuurlijke weg afgebroken. Bij dieren worden pesticiden opgeslagen in vetweefsel. Ze worden doorgegeven aan de volgende schakel in de voedselketen. Via voedselketens hopen de pesticiden zich op in dieren aan het einde van de voedselketen. Dit heet accumulatie. Ook van andere stoffen vindt accumulatie plaats in voedselketens, bijvoorbeeld van zware metalen en pcb’s.
Biologische bestrijding
Bij biologische bestrijding maakt men gebruik van biologische verschijnselen. Het bestrijden kan met natuurlijke vijanden. Een andere methode is het lokken van bepaalde soorten schadelijke insecten met geuren of geluiden en daarna doden. Om plantenziekten te voorkomen gebruikt men ook wel vruchtwisseling aka wisselteelt: nooit 2 jaar achtereen hetzelfde gewas op een stuk land telen.
Verandering van erfelijke eigenschappen
De voedselproductie kan ook worden verhoogd door de erfelijke eigenschappen van voedingsgewassen en landbouwhuisdieren. Veredeling: hierbij worden uit een nakomelingschap individuen met de meest gunstigste erfelijke eigenschappen geselecteerd voor verdere kruisingen.
Een techniek die in de biotechnologie bij runderen al veel langer wordt toegepast, is kunstmatige inseminatie. Een andere techniek is in-vitrofertilisatie: eicellen worden in een voedingsmedium bevrucht door eicellen.
Bio-industrie
In de veeteelt is de voedselproductie sterk toegenomen door het gebruik van krachtvoer. Krachtvoer bevat veel energierijke stoffen en de juiste mineralen. Aan het voer kunnen ook geneesmiddelen en hormonen worden toegevoegd. Een belangrijk deel van de veeteelt vindt plaats in de intensieve veehouderij aka bio-industrie. Legkippen worden op legbatterijen gehouden. Mestoverschot.
Biologische landbouw
Bij biologische landbouw worden ecologische voedingsmiddelen gebruikt.
§3 De lucht
Emissie: uitstoot van gassen. Bij verbranding van fossiele brandstoffen komen CO2, zwaveldioxide en stikstofoxiden vrij. Samen met waterdamp zuurstof ontstaat hiermee zure regen aka natte zuurepositie. Een deel van het zwaveldioxide en stikstofoxiden slaat in droge vorm neer: droge zuurdepositie. Deze verzuring leidt onder andere tot het oplossen van bepaalde giftige metalen in de bodem.
Veroorzakers van zure regen
De industrie is een belangrijke veroorzaker van zure regen. Naast de industrie zijn elektriciteitscentrales die met kolen en etc. worden gestookt belangrijke veroorzakers van zure regen. Kerncentrales produceren radioactief afval. Vooral in de bio-industrie komt erg veel ammoniak vrij als gevolg van mestoverschot. Ammoniak vormt samen met zwaveldioxide in de lucht ammoniumsulfaat. Deze stof komt met regen in de bodem terecht. Door nitrificerende bacteriën wordt het ammoniumsulfaat omgezet in nitraat. Bij deze omzetting komen zure stoffen vrij die leiden tot verzuring van de bodem.
Andere vormen van luchtvervuiling
Het verkeer en de industrie stoten ook koolwaterstoffen en koolstofmono-oxide uit. Onder invloed van zonlicht gaan koolwaterstoffen en koolstofmono-oxide chemische reacties aan met stikstofoxiden waardoor onder andere ozon ontstaat. Ozon tast de longen aan van mensen en de het blad en de groei van planten. Smog is vettige mist dat onder andere ozon, zwaveldioxide en roet bevat. Gebieden waar geen korstmossen meer groeien heten korstmossenwoestijnen.
De ozonlaag geeft bescherming tegen het doordringen van veel ultraviolette straling.
Het broeikaseffect
Versterkte broeikaseffect. Het klimaat wordt voor een groot deel bepaald door de atmosfeer (dampkring). De atmosfeer bestaat uit een mengsel van gassen die zonnestraling doorlaten. Door een aantal gassen in de atmosfeer wordt de uitgestraalde warmte, warmte-uitstraling, tegengehouden AKA broeikaseffect d.m.v. de broeikasgassen. Door de vervuiling en extra uitstoot komen er meer broeikasgassen, hierdoor ontstaat het versterkte broeikaseffect aka broeikasgevaar. Dit komt vooral door de stijging van de koolstofdioxideconcentratie in de atmosfeer.
Gevolgen van het versterkte broeikaseffect
Door de versterking van het broeikaseffect kan een klimaatsverandering optreden. Door de temperatuurstijging ontstaat: stijgende zeespiegel, grotere woestijnen, meer hittegolven, meer stormen, hogere temperaturen, ander landbouwklimaat, enzovoort.
Het gat in de ozonlaag
De ozonlaag in de atmosfeer absorbeert ultraviolete straling, zodat weinig van deze straling de aarde bereikt, bij aantasting van de ozonlaag kan er meer UV straling door de ozonlaag doordringen. De ozonlaag wordt aangetast door chloorfluorkoolwaterstoffen aka cfk’s. Boven de Zuidpool is de ozonlaag zo dun geworden dat we spreken van het gat in de ozonlaag.
Maatregelen tegen het gebruik van CFK’s
In zachte cfk’s is het chlooratoom vervangen door een waterstofatoom. Verbod tegen harde en zachte cfk’s sinds 1999.
§4 Het water
Oppervlaktewater: het water in rivieren, kanalen, meren, de zee enz.
Zelfreinigend vermogen
Natuurlijke verontreiniging van het water door organische stoffen is er altijd al geweest. In het water zetten reducenten de organische afvalstoffen om in anorganische stoffen. Deze mineralisatie heet het zelfreinigend vermogen van water. In stabiele zoetwaterecosystemen is de productie van organische stoffen in evenwicht met de afbraak.
Eutrofiering en waterbloei
Overbemesting: landbouwgrond wordt te veel gemest. Met regen spoelt een deel van de mest weg in sloten. Door afbraak van deze organische afvalstoffen neemt de hoeveelheid mineralen, fosfaat en nitraat, in het water toe. Als de hoeveelheid mineralen in het water sterk toeneemt, spreken we van eutrofiëring aka vermesting. Water met veel mineralen is voedselrijk aka eutroof. Door eutrofiëring zijn veel voedselarme wateren, oligotrofe, en bodems voedselrijker geworden. Als gevolg van eutrofiëring van oppervlaktewater kunnen sommige soorten waterplanten, zoals kroos en algen (fytoplankton soorten), zich enorm uitbreiden. Door de sterke algengroei krijgt het water een groene kleur, dit heet waterbloei. Vooral door een hoge concentratie fosfaat en nitraat ontstaat waterbloei. Hierdoor kan er geen licht meer in het water komen en sterft alles, hierdoor ontstaan meer dode plantenresten etc., detritus. Bepaalde vissoorten verdwijnen omdat ze hun prooi niet meer kunnen vinden, snoek, dit leidt weer tot een overvloed aan brasem. Deze vissoorten eten vooral zoöplankton, kleine dierlijke organismen in het water, zoals watervlooien, die voeden zich vooral met algen. Doordat zoöplankton verdwijnt ontstaat er dus meer algengroei.
Vervuiling met chemische afvalstoffen
De chemische afvalstoffen die door de industrie worden gedumpt, zoals zware metalen, kunnen niet door de reducenten worden afgebroken. Kca: klein chemisch afval.
Waterzuivering
Uit het rioolwater wordt eerst het grove vuil gefilterd (mechanische zuivering). In de voorbezinktank stroomt het rioolwater langzaam. Daardoor zakt veel afval naar de bodem (voorbezinking). In de beluchtingstank vindt biologische zuivering plaats. Hierbij wordt gebruik gemaakt van reducenten. In de nabezinktank stroomt het water ook langzaam zodat de laatste afvaldeeltjes ook kunnen bezinken (nabezinking). Het afval dat in de bezinktanks achterblijft heet rioolslib.
Met chemische zuivering kunnen ook de fosfaat- en nitraatdeeltjes uit het afvalwater worden gehaald, dit is echter zeer duur.
§5 De bodem
Zwerfbouw, vertrekken als de grond niet goed meer produceerde. Ontbossing, overbeweiding, dit alles kan leiden tot erosie. Op grond waar de plantengroei is verdwenen, kan de bovenste humuslaag wegwaaien of wegspoelen. Kaalkap. Tropische regenwouden worden gekapt voor hardhout. Met het verdwijnen van regenwouden gaat een belangrijke genetische informatie, genenpool, verloren. Verdroging.
Bodemvervuiling
Bodemsanering: bodem zo vervuild dat het afgegraven moet worden. Katalysator in auto’s.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden