Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 9, Zenuwstelsel

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1320 woorden
  • 9 maart 2003
  • 110 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
110 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Hoofdstuk 9 Het sensorisch systeem (zintuigcellen) vangt inwendige en uitwendige prikkels op en vertaalt ze voor het zenwustelsel, waarna de informatie naar het CZS wordt gestuurd en verwerkt. Sensor = zintuigcel = receptor: gespecialiseerd in opvangen en omvormen van prikkels
Indeling naar ligging: - Exterosensoren: liggen in zintuigen; ontvangen externe prikkels - Propriosensoren: liggen in spieren, pezen, gewrichten en in het evenwichtsorgaan; geven informatie over het bewegingsapparaat - Interosensoren: liggen in de wand van holle organen
Indeling naar prikkelsoort: - Chemosensoren: gevoelig voor verandering van chemische samenstelling rondom cellen - Mechanosensoren: geprikkeld door verandering van eigen celvorm - Thermosensoren: registeren temperatuurveranderingen - Elektromagnetische sensoren: geprikkeld door licht (alleen in ogen) - Pijnsensoren: gevoelig voor (dreigende) beschadiging

Prikkel wordt een impuls, als de prikkel sterk genoeg is (drempelwaarde). Een sterke prikkel wordt een hoge impulsfrequentie. In zenuwweefsel zijn twee soorten cellen: - neuronen (zenuwcellen) 1 - gliacellen (steuncellen) 10
prikkeldrempel » impuls naar CZS » impuls naar spieren, klieren of andere neuronen
Neuronen vangen impulsen op en vervoeren ze. De bouw van neuronen: - groot cellichaam - veel, korte dendrieten (impulsen naar cellichaam) - een lange axon/neuriet (impulsen van cellichaam af) - (meestal) myelineschede om lange axon » impulsen sneller vervoeren - insnoeringen van Ranvier: insnoeringen in myelineschede
Drie typen neuronen: - sensorische/sensibele neuronen: vervoeren impulsen van sensoren in lichaam (periferie) naar CZS; een lange dendriet met myelineschede - motorische neuronen: vervoeren impulsen van CZS naar de rest van het lichaam - schakelneuronen: vervoeren impulsen van zenuwcel naar zenuwcel; korte axon
Neuronen geleiden impulsen en dragen ze via synapsen over op andere cellen. Door de synaptische spleet gaan dan neurotransmitters(remmend of stimulerend) naar de receptoren van de andere zenuwcel. Een neuron heeft drie functionele delen: - receptief gedeelte: ontvangend; dendrieten en cellichaam - conductief gedeelte: geleidend; axon - transmissief gedeelte: overdragend; synaps of motorische eindplaatje (zenuwcel » spier- of kliercel) Hoe sterk de doorgegeven impuls wordt, hangt af van hoeveel remmende en stimulerende neurotransmitters worden afgegeven. Verdeling zenuwstelsel naar ligging (anatomisch) - centraal zenuwstelsel (CZS): ruggenmerg en hersenen - perifeer zenuwstelsel: zenuwen, die organen met CZS verbinden
Verdeling zenuwstelsel naar functie (functioneel) - animale zenuwstelsel: regelt wisselwerking tussen het individu en de omgeving; gedrag; bestuurt dwarsgestreepte/skeletspieren - animale zenuwstelsel: regelt organen, die met het levensonderhoud van cellen te maken hebben; bestuurt gladde spieren, klieren en hartspier; werkt samen met hormonale stelsel - grijze stof: cellichamen en dendrieten - witte stof: gemyeliniseerde zenuwceluitlopers - zenuw: honderden zenuwvezels; witte stof; perifeer zenuwstelsel; (zenuwvezel+myeline+bindweefsel) x 100 = zenuwbundel+bindweefsel » meerdere = zenuw + bindweefsel; Een gemengde zenuw is een zenuw met motorische en sensorische axonen. - baan: bundel gemyeliniseerde axonen in CZS; opstijgende banen met sensorische zenuwvezels; afdalende banen met motorische zenuwvezels - kern: opeenhoping cellichamen en dendrieten in CZS - zenuwknoop(ganglion): kern buiten CZS
ventrikels: holten met hersenvocht, wervelkanaal ook gevuld met hersenvocht
centraal zenuwstelsel bestaat uit: - ruggenmerg: tussen elke wervel ontspringen 4 sensorische (rugzijde) of motorische (buikzijde) zenuwbundels (32 ruggenmergszenuwen), die worden samengevoegd (vlakbij ruggenmergszenuwknoop/spinaal ganglion (ook 32), waar sensorische cellichamen liggen); kern: vlindervormig, grijze stof (cellichamen van motorische en schakelcellen); middenin kern is het centrale kanaal met hersenvocht; rondom kern is witte stof met banen; ruggenmerg verbindt het perifere zenuwstelsel met de hersenen - hersenstam: - verlengde merg: net als ruggenmerg met twee piramidebanen (dikke banen met alleen motorische zenuwvezels), die elkaar kruisen op de piramidekruising (bij overgang ruggenmerg en verlengde merg) en naar de piramidecellen (in de grote hersenen) gaan. Er ontspringen 12 paar hersenzenuwen. In de grijze stof zitten belangrijke regelcentra (hartregulatiecentrum, ademcentrum, temperatuurregulatiecentrum) en olijfkernen (evenwicht: informatie kan naar grote hersenen, kleine hersenen en hersenstam. - brug van Varol/pons: belangrijk schakelcentrum - middenhersenen: schakelcentrum ruggenmerg en delen van hersenen - kleine hersenen: boven en achter hersenstam; twee helften; regelen en coördineren houding, beweging en motoriek; grijze stof(buitenkant) is schors en witte stof(centrum) is merg; in verbinding met grote hersenen, hersenstam en ruggenmerg; bewuste beweging wordt aangestuurd door de grote hersenen, kleine hersenen regelen coördinatie, sensorische informatie terug via hersenstam - tussenhersenen: tussen hersenstam en grote hersenen; twee regelcentra: - thalamus: bepaald welke sensorische impulsen voorrang hebben - hypothalamus: o.a. bloeddrukcentrum, temperatuurcentrum, dorstcentrum en hongercentrum; beïnvloedt de werking van de hypofyse (een hormoonklier) - grote hersenen: maken bewust handelen, denken, bewustzijn, creativiteit, geheugen, intelligentie en persoonlijkheid mogelijk; twee spiegelbeeldige helften: hemisferen: - merg(witte stof) bestaat uit heel veel associatiebanen (verbindingen binnen een hemisfeer), commisuren (verbindingen tussen te hemisferen) en opstijgende en afdalende banen (verbindingen met andere delen van het zenuwstelsel) - ventrikels - kernen: concentratie grijze stof; speciale schakelfunctie - schors (grijze stof): sterk geplooid; schorsgebied/schorsveld is afgegrensd schorsgedeelte met bekende functie: - zintuigcentra: elk zintuig heeft een eigen primair zintuigcentrum, waar impulsen van de zintuigen worden verwerkt; secundaire zintuigcentra geven betekenis aan gewaarwordingen en slaan het op (geheugen) - motorische centra: meestal is linkerhelft overheersend, dus ben je rechts; primaire motorische centra geven opdrachten voor bewegingen, hand en duim hebben grote gebieden; secundaire motorische centra geven opdrachten voor (aangeleerde) moeilijke bewegingen
drie typen geheugen: - ultra-kortetermijngeheugen: veranderingen in zenuwcellen door impulsen (elektrisch); zintuiglijke informatie - kortetermijngeheugen: RNA-activiteit in cytoplasma van zenuwcellen veranderd (chemisch); hierdoor kun je dingen doen zonder dat ze permanent opgeslagen worden - langetermijngeheugen: levenslange veranderingen in celactiviteit; aanmaak speciale eiwitten; verandering prikkelbaarheid

tijdens het slapen herstelt het lichaam van alle inspanningen; er zijn twee soorten slaap: - rustige slaap: droomloos; fase van diepe slaap, waarin je moeilijk te wekken bent - droomslaap/REM-slaap: spierslapte, onregelmatige hartslag en ademhaling, dromen, soms spiersamentrekkigen (vooral in ledematen en gezicht), ogen bewegen snel, 4 à 5 keer per nacht
functies zenuwstelsel: - regeling van de homeostase van inwendige weefsels en organen - coördinatie van de activiteiten van weefsels en organen - coördinatie van de contacten met de buitenwereld - coördinatie van psychische functies
Het autonome zenuwstelsel bestuurt de stelsel, die de homeostase regelen. Er zijn 5 stelsel: circulatiestelsel(hart, bloed, bloed- en lymfevaten), spijsverteringsstelsel (maagdarmkanaal, spijsverteringsklieren), uitscheidingsstelsel(lever, nieren, urinewegen), huid en ademhalingsstelsel (longen, luchtwegen) Het autonome zenuwstelsel heeft twee delen met antagonistische (tegenovergestelde) werking: - orthosympatisch zenuwstelsel: als je actief bent; zenuwknopen naast werkvelkolom (grensstreng) en in de buik - parasympatisch zenuwstelsel: als je passief bent; zenuwknopen in hersenstam en ruggenmerg
De doelwitorganen zijn gladde spieren, hartspier en klieren. Die krijgen impulsen van beide stelsel (= dubbele innervatie). Het besturen van inwendig functies gebeurt via regelkringen, waarbij terugkoppeling heel belangrijk is: zintuigcellen sturen na verandering impulsen naar CZS » verandering wordt vergeleken met interne norm: verschil » signalen naar effectoren (uitvoerders) » opheffing/vermindering verschil of nieuwe regelkring » nieuw evenwicht » gesignaleerd door zintuigcellen » impulsen naar CZS, enz. De regeling van lichaamsprocessen is gevoelig voor emoties
Het bewegingsapparaat (botten, gewrichten, spieren en zenuwen) wordt bestuurd door het animale zenuwstelsel en zorg voor houding, (voort)beweging, gebaren en het vermogen om dingen te hanteren. Een gewricht is een meestal goed beweeglijke verbinding tussen twee botstukken. die in/op elkaar passen (gewrichtskogel, gewrichtskom). Spieren zitten door pezen aan botten en gewrichtsbanden houden botten op hun plaats. Functies van het skelet: steun, inwendige stevigheid, beweging, bescherming en aanmaak van rode bloedcellen in rood beenmerg
Functies van skeletspieren/dwarsgestreepte spieren: laten lichaam bewegen; handhaven houding; vormen beschermende wand; produceren warmte. Ze zijn opgebouwd uit meerdere spierbundels met bindweefselvlies, die uit heel veel spiervezels bestaan. Die worden bij normale bewegingen niet allemaal gebruikt. Bij een beweging zijn betrokken: twee botten, een bijbehorend gewricht, een spier, twee pezen en een motorisch neuron. Motorische eenheid is een spiervezel en bijbehorende neuron. Spieren, die dezelfde beweging maken, werken synergistisch. Spieren, die een tegengestelde werking hebben zijn antagonisten. Een reflex is een automatische motorische reactie op een sensorische impuls. Impulsen worden in het ruggenmerg meteen overgschakeld op motorische neuronen. Van veel reflexen merk je niks, maar andere merk je wel en daarop kan je soms invloed uitoefenen. Een reflexboog is de weg, die de reflex-impuls aflegt: zintuigcel» ssensorische neuron » schakelcellen » motorisch neuron » spier- of kliercel
Ruggenmergreflexen zijn reflexen waarbij de ledematen betrokken zijn. Hersenstamreflexen zijn reflexen van je hoofd en nek.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.