Paragraaf 1 De mens en het milieu
Wij halen verschillende dingen uit het milieu:
- Zuurstof (zonder gaan we dood)
- Water (Zonder gaan we dood)
- Energie (huizen verwarmen en koken, machines opvoeren met bijvoorbeeld hout, steenkool maar nu vooral aardolie)
- Grondstoffen (producten te maken, bijv. ijzererts, plastic en schapenvacht)
- Plaats voor recreatie (Mensen brengen graag tijd door in de natuur)
Mensen voegen stoffen toe aan het milieu, en ze onttrekken er dingen aan. Ook veranderen ze dit regelmatig. Milieuvervuiling ontstaat door vervuiling. Ook komt het omdat wij het milieu uitputten: wij halen teveel stoffen uit de bossen. De mens kan het milieu ook zodanig veranderen dat er sprake is van aantasting. Dit komt door enorme bevolkingstoename en manier van leven. We gebruiken meer machines en chemische industrie dan vroeger waardoor er veel uitstootgassen ontstaan. Hierdoor sterven ook dieren uit door het doodgaan van hun leefomgeving.
Paragraaf 2 Voedselproductie
Het voedsel van mensen komt van landbouw. Er zijn drie soorten landbouw: Akkerbouw, Veeteelt en tuinbouw. De planten op deze akkers heten voedingsgewassen. De dieren in veeteelt heten landbouwhuisdieren.
Planten sterven, bacteriën eten deze op en er komen voedingsstoffen vrij. Dit heet een kringloop van stoffen. Door te bemesten komen er weer voedingstoffen voor de voedingsgewassen in de grond. Stalmest bestaat uit uitwerpselen of urine van dieren. Vloeibare stalmest heet gier. De bacteriën breken de mest af, en zo komen alleen de voedingsstoffen in de bodem.
Kunstmest bevat precies de goede voedingsstoffen voor de planten.
Door te ploegen word de bodem luchtiger. Zo kan de stalmest sneller afbreken. Als veel dieren de voedingsgewassen opeten, heet dit een plaag. Dit kan bestreden worden met bestrijdingsmiddelen. Deze zijn wel giftig.
Krachtvoer is veevoer dat is samengesteld uit verschillende grondstoffen die precies goed zijn voor dieren. Er kunnen ook geneesmiddelen of hormonen worden toegevoegd.
Als er uit verschillende planten de beste eigenschappen gehaald worden, noemen we dit selectie. Hieruit zijn weer verschillende anderen fruitsoorten en voedingsgewassen gekweekt. (peer, kers, appel, tarwe). Voedselproductie word geprobeerd te vergroten door middel van kruisingen. De gunstige eigenschappen van twee planten worden gekruist. (bijv. hoge opbrengst vs. Goed bestand tegen ziekteverwekkers) Het verbeteren van de eigenschappen van voedingsgewassen of landbouwhuisdieren door selectie en kruisingen word verdeling genoemd.
Paragraaf 3 Landbouw in Nederland
Vroeger waren er meer gemengde bedrijven: zowel akkerbouw als veeteelt in één bedrijf. Nu hebben de meeste bedrijven zich gespecialiseerd in één landbouwsoort.
Akkerbouwbedrijven zijn bedrijven met veel grond. De vele kleine akkers vormen één grote akker. Per akker is er maar één gewas (monocultuur). Dit is erg handig omdat er dan meteen snel geoogst kan worden. Het nadeel is dat er veel voedsel is voor insecten (insectenplagen). Ook ziekteverwekkers kunnen zich snel verspreiden doordat de gewassen dicht bij elkaar staan. Om dit de bestrijden gebruikt men chemische bestrijdingsmiddelen. Nadeel: Akkers lopen vaak langs sloten, waardoor deze bestrijdingsmiddelen in het water kunnen komen. Zo komen deze stoffen ook in het grondwater, wat ons drinkwater is. Door bemesting krijgt de grond genoeg voedingsstoffen voor de gewassen. Ook dit kan in ons drinkwater terecht komen
Veeteeltbedrijven hebben maar weinig grond, waardoor er veel dieren zoals koeien, varkens of kippen op kleine stukjes leven. (intensieve veehouderij of bio-industrie) Veevoer wordt geïmporteerd. Door de vele dieren brengt veeteelt veel melk, eieren of vlees op. De dieren hebben alleen geen fijn leven.
Kistkalveren zijn nu verboden. Dit waren koeien die in zulke kleine hokjes leefden dat ze amper konden bewegen.
Veel kippenhouderijen gebruiken legbatterijen. In elke kooi van ongeveer 40 bij 50 cm zaten vier of vijf kippen. Vleeskippen leven met duizenden in een schuur zonder ramen of beweegruimte.
Door de bio-industrie ontstaat er een mestoverschot. Er word meer mest geproduceerd dan gebruikt. Uit mest komen milieuvervuilende stoffen. Ze zorgen voor verzuring van de bodem en toename van het broeikaseffect. Vloeibare stalmest (gier) word in de grond gespoten waardoor er minder gassen vrijkomen.
Tuinbouw in open grond houd in dat de meeste gewassen buiten worden verbouwd. Er worden ook kassen gebruikt (glastuinbouw). Glastuinbouw heeft grote voordelen: gunstige omstandigheden (precies goede hoeveelheid water en voedingsstoffen), Temperatuur en licht word geregeld, grotere productie, er worden hele jaar door zelfde gewassen verbouwd. De nadelen zijn een groot verbruik voor energie, verbranding van aardgas waardoor koolstofdioxide ontstaat (>toename broeikaseffect). In kassen kunnen ziekteverwekkers zich sneller verspreiden.
Paragraaf 4 Biologische Landbouw
Met biologische landbouw houdt men meer rekening met milieu en dieren qua landbouw. Er wordt geprobeerd het milieu te sparen en tegelijkertijd voldoende voedsel te produceren. Bijvoorbeeld: monocultures worden vermeden, omdat er dan minder kans op insectenplagen en ziektegewassen. Dit doen ze door vruchtwisseling: Er word nooit twee jaar achter elkaar hetzelfde gewas verbouwd op hetzelfde stuk grond. Ziekteverwekkers maken maar één gewas ziek, dus de gewassen worden geoogst voordat de ziekteverwekkers schadelijk worden. Er worden ook geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt (onbespoten).
De dieren hebben ook meer ruimte om te lopen (scharrelen). De producten van biologische landbouw zijn wel duurder dan normale producten. Toch kiezen veel mensen voor deze producten.
Paragraaf 5 Zure Regen
Zure Regen is een milieuprobleem. Zure regen is een verzamelnaam voor verschillende vormen van verzuring van het milieu.
Zure regen word veroorzaakt door gassen in de lucht. Uit deze gassen ontstaan zure stoffen. De stoffen gaan met de regen naar beneden en komen dan in de grond, zodat deze verzuurt. De zure regen in ons land komt voor een groot deel uit het buitenland.
De meeste verzuring word bij ons veroorzaakt door bio-industrie. Uit de mest komt bijvoorbeeld ammoniakgas. Hieruit komt zo’n verzurende gas. Ook het verkeer en de industrie zorgen voor zure regen. (bv. verbranding benzine, afvalgassen uit fabrieken).
Elektriciteitscentrales leveren elektriciteit. Hiervoor moet steenkool of aardolie worden verrand. Hierdoor komen er weer verzurende gassen in de lucht. Elektriciteitscentrales die aardgas verbranden zijn goed voor het milieu (schone centrales).
Door de zure regen in de bodem worden de wortelharen van planten beschadigd. Ze kunnen dan minder goed water en voedingsstoffen opnemen, en de fotosynthese word geremd. De planten groeien dus minder goed. Ze worden ook makkelijker ziek. De bomen kunnen hun naalden verliezen en gaan dan dood.
Van de Nederlandse bossen is nog maar de helft gezond. Zure regen verzuurt ook het water in sloten en plassen. Waterdieren gaan dan ook dood,
Paragraaf 6 Het broeikaseffect
Het versterkte broeikaseffect is ook een milieuprobleem. Het klimaat op aarde word voor een groot deel bepaald door de dampkring/atmosfeer. (luchtlaag rond de aarde). Deze bestaat uit verschillende gassen. Deze laten een niet al de grote hoeveelheid zon door die de aarde verwarmd. De warmte-uitstraling van de aarde word weer tegengehouden voor de dampkring. De broeikas houd de warmte die binnenkomt vast. Het tegenhouden van warmte-uitstraling heet broeikaseffect. De gassen die dit veroorzaken heten broeikasgassen
Als er meer broeikasgassen ontstaan zal de dampkring meer gassen vasthouden, zodat de tempratuur op aarde stijgt. Het versterkte broeikaseffect heet het broeikasgevaar.
De belangrijkste broeikasgassen zijn koolstofdioxide en waterdamp. Door toename van koolstofdioxide versterkt het broeikaseffect. De stijging van deze stof komt door het meer gebruiken van energie. Dit komt door de meerdere machines.
Er zal een klimaatverandering ontstaan door de stijgende temperatuur. Door de opwarming zal het ijs op de Noordpool smelten, waardoor de zeespiegel stijgt. Laaggelegen gebieden kunnen overstromen
De woestijnen worden ook droger, en men zegt dat de landbouw in grote gebieden onmogelijk kan worden. Hierdoor komt de voedselvoorziening in gevaar. Andere zeggen dat de stijgende temperatuur juist gunstig is. De gewassen konden beter groeien onder hogere temperatuur.
Paragraaf 7 Maatregelen om het milieu te beschermen
We houden steeds meer rekening met de gevolgen voor het milieu. Dit noemen we duurzame ontwikkeling. De overheid heeft maatregelen genomen om de afgifte van koolstofdioxide en andere gassen te beperken. De industrie en elektriciteitscentrales moeten ook zuiniger gaan doen, en rookgassen moeten gezuiverd worden. Ook komen er meer alternatieve energiebronnen zoals zonne-energie en windenergie.
Er worden ook minder energiegebruikende auto’s ontwikkeld en er word geprobeerd mensen minder te laten autorijden, en meer openbaar vervoer te gebruiken. Er zijn maatregelen voor het verminderen van mestoverschot, ontwikkeling van het verwerken van mest (veranderen naar biogas). Verder moeten alle mensen minder energie gaan verbruiken.
We kunnen zelf minder auto rijden, en minder gas en elektriciteit gebruiken, en geen kasgroente kopen. Het kost namelijk meer energie om kasgroente te verbouwen.
Extra basisstof 8 Bestrijding van ziekte en plagen
In de biologische landbouw worden er andere manieren gebruikt om ziekten en plagen te bestrijden (Biologische bestrijding). We noemen chemische bestrijdingsmiddelen ook wel biociden. Chemische bestrijdingsmiddelen hebben als nadeel dat ze niet-selectief zijn. Ze doden ook onschadelijke en nuttige soorten.
Ook kan er na een tijdje resistentie optreden tegen de bestrijdingsmiddelen. Na een tijdje worden de planten dan resistent. Dit houd in dat ze dan minder of ongevoelig zijn voor deze stof. Zo komen er weer nieuwe plagen, en er is dan een grotere hoeveelheid bestrijdingsmiddel nodig.
Chemische bestrijdingsmiddelen worden ook niet of zeer langzaam afgebroken. De dieren nemen deze stoffen ook op in het vetweefsel en geven dit door aan de andere nakomelingen. Dit heet accumulatie. De hoeveelheid biomassa neemt in een voedselketen af. De hoeveelheid bestrijdingsmiddelen komt daardoor in een steeds kleine hoeveelheid biomassa terecht. Daardoor wordt het effect van de bestrijdingsmiddelen groter, en dieren die aan het eind van de voedselketen staan hebben een grotere kans om te sterven.
Sommige insecten worden bestreden door een natuurlijke vijand. Een voorbeeld hiervan is een witte vlieg en sluipwespen.
Witte vliegen kunnen grote schade aanrichten bij komkommer en tomatenteelt. Sluipwespen worden dan losgelaten op deze planten en deze eten ze op.
Als er telkens op dezelfde akker alleen aardappels worden verbouwd, treed er aardappelmoeheid op. Bij deze ziekte komen er wormpjes (aardappelcystenaaltjes) die de wortels van de aardappels aanvreten. Word er na de aardappelteelt drie jaar lang een ander gewas verbouwd, dan gaan de wormpjes dood. Dan kunnen er opnieuw aardappelen voor één jaar verbouwd worden zonder dat er aardappelmoeheid optreed.
Hoofdstuk 8
8.9
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!
Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter.
Meer informatie
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden