Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 5 seksualiteit

Beoordeling 3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 859 woorden
  • 31 mei 2011
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 3
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
HOOFDSTUK 5 Seksualiteit

§ 5.1

Seksualiteit: gedrag dat direct of indirect met de paring samenhangt, vooral een voorbereiding op voortplanting.

Soorten bestaan niet alleen uit individuen die het langste leven, het slimst of het sterkst zijn maar om de individuen die de meeste vruchtbare nakomelingen krijgen. (Geven hun genen door aan volgende generatie).

Aseksuele voortplanting: ongeslachtelijke voortplanting waarbij geen voorbereiding gedrag wordt vertoond, er ontstaat dus een kloon : genetisch identieke nakomelingen, kopie van ouder.

Voordelen ongeslachtelijke voortplanting:


- aantal in individuen van soort neemt snel toe (er is maar een ouder nodig)

- grotere overlevingskans: als ouder eigenschappen heeft die voordelig zijn in leefmilieu, dan hebben de nakomelingen deze ook.

Nadeel: -ze kunnen wel in 1 keer allemaal sterven als er ongunstige veranderingen in het milieu zijn.

Bij geslachtelijke voortplanting is elke nakomeling uniek. Elk kind een allelenmix van 2 ouders.

Het veranderen en ontstaan van soorten komt door variatie in het erfelijk materiaal binnen een soort. Dit maakt het ene individu beter in staat om te leven dan het andere individu. Gunstige combinaties worden door de omgevingsfactoren geselecteerd. Natuurlijke selectie is dat de best aangepaste organismen zullen overleven en veel nakomeling produceren.

Na ongeslachtelijke voortplanting zijn alle nakomelingen genetisch identiek aan de ouder. Geslachtelijke voortplanting geeft genetisch verschillende nakomelingen.

Seksuele voortplanting levert nakomelingen met nieuwe combinaties.

Voordelen van unieke nakomelingen:

- Afwijking is handig, minder concurrenten in een ander leefgebied

- Ziekteverwekkers veranderen snel. Ze passen zich aan, aan de meest voorkomende variant van hun gastheer.

- Als gastheer met eigenschap dat je je kan verweren tegen ziekte is je overlevingskans groter en kan je je genen doorgeven.

Door natuurlijke selectie slimmere ziekteverwekkers, maar ook gastheer met betere bewapening.

Hoe meer erfelijke verschillen tussen soortgenoten, hoe groter de kans dat enkele nakomelingen overleven wanneer de leefomstandigheden veranderen.


§ 5.2

Evolutietheorie gaat ervan uit dat individuen alles doen voor het overleven van het soort, de individuele belangen zijn ondergeschikt. Egoïstisch belang bij mannetjes: zoveel mogelijk vrouwtjes bevruchten, zodat hun genen worden doorgegeven. Egoïstisch belang bij vrouwtjes: hun genen combineren met die van sterke en gezonde mannetjes.

Seksuele selectie, het veroveren van een partner is een onderdeel van natuurlijke selectie.

Solitair: buiten de voortplantingstijd alleen leven. Alleen tijdens de paartijd komen de dieren bij elkaar.

De broedzorg is het bewaken van de jongen tot ze zichzelf kunnen redden.

Veroveringsgedrag of seksuele selectie is onderdeel van de natuurlijke selectie. De verschillen in seksueel gedrag tussen diersoorten zijn vaak biologisch te verklaren.

Paartijd: paringsmoment dat van te voren vast staat, een bepaalde periode van het jaar

Polygaam: mannetjes hebben meerdere vrouwtjes, mannetje is dan vaak groter (zoogdiersoorten)

Monogaam: mannetje heeft een vrouwtje en ze zorgen samen voor het nest, de eieren en de jongen. Het mannetje is vaak even groot als het vrouwtje (vogelsoorten)

Bij dieren komen verschillende typen relaties voor, zoals mono- en polygamie, maar ook homoseksualiteit. Seksueel gedrag spelt bij sommige diergroepen een rol om sociale spanningen te verminderen.

§ 5.3

Primaire geslachtskenmerken:


Meisjes: vrouwelijk kiemweefsel in de buikholte de eierstokken, vagina, schaamlippen

Jongens: mannelijk kiemweefsel is ingedaald de zaadballen, penis

Genetische verschillen tussen jongens en meisjes

jongens: XY meisjes: XX

Y-chromosoom bij jongens zorgt voor ontwikkeling van zaadballen, die testosteron maken: geslachtshormoon voor ontwikkeling van gedrag en geslachtsorganen van jongens.

Secundaire geslachtskenmerken zijn veranderingen van jongens en meisjes die het lichaam voorbereiden op de voortplanting, geslachtshormonen zorgen hiervoor:

Meisjes: eisprong (er komt elke maand een eicel vrij), ontstaan borsten, oksel- en schaamhaar en de bekken worden breder

Jongens: extra beharing, een lagere stem, sterkere spieren, zaadlozingen

Tertaire geslachtskenmerken hebben te maken met de psyche en gedrag van mannen en vrouwen, geen zwart/wit zaak maar heeft te maken met genen, hormonen en de omgevingsinvloeden.

Meisjes: praten eerder, gevoeliger voor emoties, zien sneller overeenkomsten

Jongens: beter ruimtelijk inzicht, oriënteren zich beter, vaker hyperactief

Vrouwen hebben meer stemmingsveranderingen door de toe en afname van oestrogeen, mannen minder stemmingsveranderingen doordat hun hormoonconcentratie stabieler zijn.


Bij de menopauze (rond de 50jaar) staken de eierstokken met de hormoonproductie, daarna zijn ze onvruchtbaar. Bij mannen neemt de testosteronproductie geleidelijk af, dit verklaart het verschil tussen oudere en jongere mannen (oudere minder behaard, gespierd).

Door de werking van hormonen ontstaan verschillen tussen het lichaam van mannen en vrouwen en tussen hete lichaam van jonge en oude mensen.

Normen en waarden kunnen richtpunt zijn hoe je met seksuele gevoelens moet omgaan, dit zijn regels hoe je omgeving vindt hoe je moet omgaan met seksuele gevoelens.

Mensen verschillen in seksuele voorkeur. Sommige verschillen zijn erfelijk bepaald, andere berusten op omgevingsfactoren.

§ 5.4

Intimiteit: hoe iemand met zichzelf en anderen omgaat

Seksualiteit: als je intimiteit uit door seks te hebben

Bij dieren is seksualiteit gekoppeld aan voortplanten.

Bij mens heeft seksualiteit meerdere functies:

- laten zien dat je van elkaar houdt

- ervan genieten

- voortplanten

Seksualiteit heeft bij mensen meer functies dan bij dieren. Of seksualiteit aangenaam is, hangt af van de intimiteit in het contact.

Seksualiteit verschilt erg per cultuur er religie, ze beïnvloeden je levensovertuiging. Per geloof verschillen deze levensovertuigingen. In Westerse landen is monogamie de norm.

Seksueel gedrag heeft zoel een menselijke als een dierlijke kant. Hun onderlinge verhouding staat voortdurend ter discussie. Het denken en omgaan met seksualiteit wordt ook sterk beïnvloed door de heersende normen en waarden, die per religie en cultuur kunnen verschillen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.