Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 5

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1340 woorden
  • 28 december 2009
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Veranderingen bij geboorte
Bij de geboorte vinden er veel veranderingen plaats voor een baby. Hij of zij moet van de ademhaling van de moeder overschakelen op ademhaling via zijn eigen longen. Vlak na de geboorte moet de bloedcirculatie heel anders gaan lopen. Voor de geboorte zat er een gaatje in het hart en ging het bloed via de rechterboezem naar de linkerboezem, die het vandaar weer verder naar de aorta bracht. Van dat bloed ging er maar een klein gedeelte naar de longen. Na de geboorte drukt een klep in de linkerboezem het gat dicht en moet het bloed wel allemaal door de longen.
Tussen de longslagader en de aorta bevindt zich voor de geboorte ook nog een verbinding: de ductus Botalli/ductus arteriosus. Dit bloedvat zorgt er voor de geboorte voor dat niet al het bloed in de longen terecht komt, omdat de longen dan nog niet hoeven te werken. Na de geboorte moeten de longen wel werken, dus trekt het bloedvat samen en groeit binnen een paar dagen dicht.

Voor de geboorte zorgt de navelstreng ervoor dat er gemengd zuurstofrijk en –arm bloed door de twee navelstrengslagaders wordt gestuwd. Dit bloed gaat via de placenta waar het zuurstof en voedingsstoffen opneemt en via de navelstrengader weer terugstroomt. Na de geboorte krimpen deze aders in en vergroeien tot bindweefselstrengen.

Groei
De groei wordt bepaald door drie factoren: erfelijke aanleg, hormonale regeling en de voeding. In Nederland is de lichaamslengte de afgelopen eeuw gemiddeld 10cm toegenomen. Dit komt voornamelijk door de sterk verbeterde voeding. Ook spelen de ontdekking van vitamines, de invloed van mineralen en essentiële aminozuren, en het doorgeven van deze kennis een rol. Het groeihormoon en het schildklierhormoon zijn hormonen die een grote rol spelen in de groei.
Een baby koelt per kg lichaamsgewicht sneller af dan een volwassene, omdat de huid van een pasgeborene ong. 15% van het lichaamsgewicht is, dit is bij een volwassene ong. 7%. Doordat bij oudere mensen de doorbloeding minder wordt, hebben ze het vaker koud en staat de verwarming in een bejaardentehuis behoorlijk hoog.

Baby en dreumes
In het eerste levensjaar is de baby geheel afhankelijk van zijn omgeving. Voeding, verzorging en controle is dan belangrijk. Twee maanden na de geboorte gaat de baby bewegen (omdraaien). Vervolgens leert de baby zitten, kruipen, staan en lopen. In het eerste levensjaar neemt de lengte met de helft toe en het gewicht verdrievoudigt zelfs. Van het eerste tot het vierde jaar beginnen de aangeboren en aangeleerde karaktertrekken naar voren te komen en vormt de persoonlijkheid zich.

Peuters
In de peutertijd worden de bewegingen vloeiender en soepeler. Deze ontwikkeling hangt samen met de ontwikkeling van de hersenen. De eerste 5 jaren groeien de zenuwcellen fors. Het is van belang dat juist in die fase de contacten goed (gaan) verlopen tussen de zenuwcellen. Op driejarige leeftijd kent de peuter al ong. 1000 woorden. De zinnen worden van één woord, uitgebreid naar zinnen van twee, drie of zelfs nog meer woorden. Ook worden rond deze leeftijd de waarden, normen en gewoonten vastgelegd. Wat men zich nog steeds afvraagt is, is het nature/nurturevraagstuk: wat is aangeleerd en wat niet?

Kleuters (4-6 jaar)
Tijden de kleutertijd vindt voortdurende verfijning van de motoriek plaats. De grootste veranderingen zijn in deze periode van sociale en psychische aard. Lichamelijk verandert er niet veel. Geestelijke vermogens nemen toe, zoals waarnemen, denken, met gevoelens omgaan en het ontwikkelen van interessen.


Het schoolkind (6-12 jaar)
De lichaamslengte is op zesjarige leeftijd al ruim verdubbeld ten opzichte van de geboortelengte. Het lichaamsgewicht is dan verzesvoudigt. Rond deze leeftijd vinden er lichamelijk ook veel veranderingen plaats: de armen en benen worden langer, de romp gedetailleerder, het hoofd wordt ong. 1/6 van de lichaamslengte, het melkgebit gaat wisselen enz. Kortom: het gezicht wordt minder ‘kinderachtig’. De meisjes hebben qua lengte en gewicht een kleine voorsprong op de jongens, deze voorsprong blijft tot ong. zestienjarige leeftijd. Het kind knoopt ook banden aan met mensen buiten het gezin en leert in deze periode logisch denken. Ook de sociale vaardigeden ontwikkelen zich verder, emotioneel en psychisch verandert er niet zoveel. Op tien- tot elfjarige leeftijd gaan meisjes zich steeds volwassener gedragen en gaan ze secundaire geslachtskenmerken vertonen die aan de puberteit vooraf gaan. De borsten gaan zich ontwikkelen en gezicht en heupen worden ronder. De jongens blijven in deze tijd nog veel ‘kinderlijker’. Op het gebied van sociale ontwikkeling spelen groepsvorming en rolpatronen een rol.

De puberteit
Het woord ‘puberteit’ is afgeleidt van het Latijnse woord ‘pubes’, wat schaamhaar betekent.
In de puberteit is bij jongens een versnelde groei van de teelballen en de penis ontwikkelt zich. Erecties en zaadlozingen waren al eerder mogelijk, maar het ejaculaat bevatte nog geen rijpe zaadcellen. Het schaamhaar begint op het scrotum en de onderbuik te groeien en de lichaamslengte neemt toe. Ook geestelijk treden veel veranderingen op. De processen worden op gang gezet door het hormoon ‘testosteron’. Dit alles gebeurt ong. in de leeftijd van 12 tot 17 jaar.
Ook bij meisjes vinden veel lichamelijke veranderingen plaats. Het schaamhaar op de buitenste schaamlippen en vervolgens op de schaamstreek begint te groeien, de bosten ontwikkelen zich verder. Inwendig veranderen de geslachtsorganen, eierstokken; de baarmoeder en vagina groeien en de eerste menstruaties en inwendig de eerste ovulaties vinden plaats. Het bekken wordt breder waardoor de ‘geboortegang’ ruimer wordt en er wordt meer onderhuids vet afgezet waardoor rondere lichaamsvormen ontstaan. Ook deze veranderingen vinden hormonaal plaats. De meisjes komen gemiddeld iets eerder in de puberteit dan jongens, in de leeftijd van 10 tot 16 jaar. Aan het eind van de puberteit zijn de jongens de meisjes voorbijgegroeid. De ‘peer group’ (‘peer’ is Engels voor ‘gelijke’) wordt nog belangrijker dan eerst en de pubers gaan zich verzetten tegen het (ouderlijk) gezag. Door onzekere gevoelens worden pubers vaak boos en ‘onhandelbaar’. Ook de jeugdpuistjes maken de pubers onzeker. De wetenschappelijke naam daarvoor is ‘acne’. Verder is onderzocht dat jeugdpuistjes ontstaan door een overmatige talgproductie, waardoor de talgklieren verstopt raken en zogenaamde ‘mee-eters’ ontstaan.

Adolescentie
De adolescent is geen puber meer. Lichamelijk is hij/zij vrijwel volwassen, maar geestelijk zit je nog in het overgangsstadium van zelfstandigheid naar onafhankelijkheid. De sociale, intellectuele en seksuele belangstelling verdiept zich. Je maakt je los van je ouders en je ‘peer group’ en gaat op zoek naar je eigen identiteit.

Volwassenheid
Als volwassene houd je je bezig met het bepalen van je doel in de maatschappij en het verwerven van een positie daarin. Je lichamelijke conditie is nog prima. De leeftijd van 30 tot 35 jaar wordt gezien als de ‘beste jaren’ van de mens: dit is meestal de periode waarin de plaats die iemand in sociaal opzicht inneemt, vaste vorm aanneemt. De periode van 30-60 jaar wordt gezien als een stabiele periode, de veroudering gaat wel door maar daar merkt men vaak nog niet zoveel van. Tussen de 47 en 51 raakt de vrouw in de overgang en de laatste menstruatie treedt op tussen het 50ste en 52ste levensjaar. Bij mannen gaat de aanmaak van geslachtscellen veel langer door.

Ouderdom
De ouderdom is niet echt leeftijdsgebonden, maar meestal wordt zeventig zo’n beetje als minimum gezien. Met de ouderdom komen ook veel (ouderdoms)ziekten:

(ouderdoms)suikerziekte, dementie, ziekte van Parkinson, reuma (begint vaak wel eerder, maar wordt erger naarmate je ouder wordt), staar. De lichamelijke vermogens nemen steeds verder af, en de veroudering van het lichaam wordt ook steeds beter zichtbaar.

Kwaliteit van het leven
De sociale status van de oudere is in veel niet-westerse landen hoog. Ouderen hebben daar vaak het meeste gezag. In het Westerse en in veel geïndustrialiseerde landen worden ouderen vaak minder gewaardeerd. De belangrijkste reden daarvoor is dat de overgeleverde kennis en wijsheid in economisch en wetenschappelijk opzicht weinig waarde hebben. Een tweede oorzaak is de ‘verheerlijking’ van de jeugd. In Westerse landen worden ouderen vaak ‘opgeborgen’ in een bejaardentehuis, terwijl in andere landen de kinderen hun ouders in huis opnemen. Tegenwoordig proberen de ouderen nog wel zo lang mogelijk zelfstandig te blijven m.b.v. de Thuiszorg of de mantelzorg. De ouderdom eindigt onafwendbaar met de dood. Ouderen groeien vaak naar de dood toe en vinden dat minder dramatisch omdat ze een ‘goed’ leven gehad hebben.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.