Hoofdstuk 4.1 t/m 5 en 8 t/m 10

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1684 woorden
  • 15 juni 2013
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Basisstof 1: Bloed

Een volwassen mens heeft 5 á 6 liter bloed. Bloed bestaat uit bloedplasma(lichtgele vloeistof), bloedcellen en bloedplaatjes. Bloed bestaat voor ongeveer 55% uit bloedplasma. In de vaste bestanddelen bevinden zich rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.

Bloedplasma bestaat voor 7% uit eiwitten(plasma-eiwitten) en voor 91% uit water. De rest bestaat uit stoffen die in het water zijn opgelost(o.a. zouten). Bloedplasma vervoert veel stoffen, zoals zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen. 1 van de plasma-eiwitten is fibrinogeen. Fibrinogeen vervult een functie bij de bloedstolling.

Rode bloedcellen:

  • kleine ronde schijfjes
  • in het midden iets dunner dan aan de rand
  • Geen celkern.
  • Vervoeren zuurstof.
  • Rode kleurstof: hemoglobine.
  • Door hemoglobine kunnen de rode bloedcellen makkelijk zuurstof opnemen en afgeven.
  • Per mm3 bloed komen ongeveer 5 miljoen rode bloedcellen voor.

Witte bloedcellen:

  • geen vaste vorm.
  • Ze maken ziekteverwekkers onschadelijk.
  • Wel celkern.
  • Per mm3 bloed komen ongeveer 5000 witte bloedcellen voor.

Bloedplaatjes:

  • Zijn geen cellen maar delen van uiteengevallen cellen.
  • Geen celkern.

Basisstof 2: De bloedsomloop

De weg die het bloed aflegt door het lichaam noemen we de bloedsomloop. Het bloedvatenstelsel van de mens bestaat uit het hart en de bloedvaten. Het hart pompt het bloed door de bloedvaten.  Het hart bestaat uit twee helften (altijd getekend in vooraanzicht, dus denk eraan dat hij in spiegelbeeld is getekend!) Het is een dubbele pomp. Rechterhelft van het hart: pompt bloed naar de longen>vanuit de longen stroomt het bloed terug naar de linkerhelft van het hart: kleine bloedsomloop, functie: zuurstof opnemen en in het bloed koolstofdioxide afgeven aan de lucht.  Linkerhelft van het hart: pompt bloed door het hele lichaam en door alle organen>vanuit de organen stroomt het bloed terug naar de rechterhelft van het hart: grote bloedsomloop, functie: zuurstof en voedingsstoffen (0.a) glucose afgeven aan de cellen en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opnemen in het bloed.  Per omloop komt het bloed twee keer door het hart: dubbele bloedsomloop. Basisstof 3: Het hart Over het hart lopen bloedvaten: kransslagaders (stroomt bloed dat rijk is aan zuurstof en voedingsstoffen door heen naar de hartspier) en kransaders (stroomt bloed dat rijk is aan koolfstofdioxide en andere afvalstoffen weg van de hartspier)  

Harthelft: boezem en een kamer.

Het bloed dat van de organen in het lichaam wegstroomt is zuurstofarm. Dit bloed stroomt het hart binnen via de onderste en bovenste holle ader. (monden uit in de rechterboezem) Via de rechterboezem stroomt het bloed naar de rechterkamer. De rechterkamer pompt het bloed in de longslagader. Die splitst zich in twee bloedvaten naar elke long. In de longen wordt het bloed zuurstofrijk. Dit bloed stroomt naar de longaders en weer terug. Deze bloedvaten monden uit in de linkerboezem en dan stroomt het naar de linkerkamer. De linkerkamer pompt het bloed in de aorta. Via de aorta stroomt het bloed naar alle organen in het lichaam. Daar wordt het bloed zuurstofarm. Door de onderste en bovenste holle ader stroomt het bloed weer terug naar het hart.

De boezems en kamers zijn van elkaar gescheiden door hartkleppen (verhinderen dat het bloed terugstroomt naar de kamers en de boezems). De halvemaanvormige kleppen aan het begin van de longslagader en de aorta verhinderen dat het bloed terugstroomt in de kamers.

De hartslag begint als de boezems zijn volgestroomd met bloed uit de holle aders en de longaders.

Samentrekken van de boezems:

  • Het bloed stroomt naar de kamers
  • De hartkleppen zijn open, de halvemaanvormige kleppen zijn dicht

Samentrekken van de kamers:

  • bloed stroomt van de kamers naar de longaders en de aorta
  • De hartkleppen gaan dicht
  • De druk in de kamers stijgt
  • De halvemaanvormige kleppen gaan open
  • Het bloed wordt in de longslagader en de aorta gepompt

Hartpauze:

  • Boezems en kamers ontspannen zich
  • Bloed stoomt vanuit de holle aders en longaders naar de boezems en kamers
  • Hartkleppen zijn open, de halvemaanvormige kleppen zijn dicht.

Basisstof 4: De bloedvaten

Drie type bloedvaten: slagaders, haarvaten en aders.

Het hart pompt het bloed in de slagaders en door de slagaders stroomt het bloed naar de organen. De hartkamers pompen het bloed met kracht weg, waardoor de bloeddruk in de slagaders heel hoog is. De wanden van de slagaders zijn daarom ook stevig en elastisch en dik anders kunnen ze het niet houden.

In de organen vertakken de slagaders zich in steeds dunnere bloedvaten en de wand van de bloedvaten wordt steeds dunner. Bloedvaten waarvan de wand nog maar 1 cellaag dik is zijn haarvaten en de bloeddruk neemt erg af. De functie van de haarvaten is het omgedraaide van de andere bloedvaten bij de longen: zuurstof afgeven en koolstofdioxide opnemen. De haarvaten komen achter het orgaan weer bij elkaar in de aders. De bloeddruk in de aders is laag, geen hartslag meer. Door de aders stroomt het bloed van de organen weg naar het hart. Het hart zuigt het bloed uit de aders terug. In de meeste aders zitten op veel plaatsen kleppen die het bloed maar 1 richting doorlaten. De kleppen helpen het bloed terug te voeren naar het hart.

De longader splitst zich al snel in tweeën en er komen ook twee longaders bij het hart aan. De aorta heeft heel veel vertakkingen, waardoor het bloed naar de organen stroomt.

Er is echter geen darmader, het bloed dat uit de dunne darm wegstroomt is zuurstofarm en voedingsstoffenrijk. Dit bloed stroomt via de poortader naar de lever, waar veel voedingsstoffen tijdelijk worden opgeslagen.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Er is echter geen darmader, het bloed dat uit de dunne darm wegstroomt is zuurstofarm en voedingsstoffenrijk. Dit bloed stroomt via de poortader naar de lever, waar veel voedingsstoffen tijdelijk worden opgeslagen.

Er stroomt nog een bloedvat naar de lever, namelijk de leverslagader, want de lever heeft natuurlijk ook zuurstof nodig. Door de leverader stroomt het zuurstofarme bloed uit de lever weg.

Basisstof 5: Hart- en vaatziekten

Een te lage bloeddruk komt niet zo veel voor: vrij onschuldige aandoening, soms een beetje last van hoofdpijn.

Een te hoge bloeddruk komt vaker voor. Je kan meten met bloeddrukmeter of je een te hoge bloeddruk hebt. Voor bovendruk is een getal lager dan 160 normaal en voor onderdruk is een getal lager dan 95 normaal. De bloeddruk veranderd steeds (afhankelijk van lichaamsinspanning enz.) dus er zijn meerdere metingen nodig. Het kan komen door een lichamelijke afwijking of overgewicht, teveel zoutgebruik, eten van veel drop, meer dan twee glazen alcohol, maar bij de meeste mensen met een te hoge bloeddruk wordt nooit een oorzaak gevonden. Het kan zorgen voor grotere kansen op hart- en vaatziekten. Roken en suikerziekte hebben ook grote invloed op de ziektes. Om het te voorkomen kan je bijv.

  • niet roken
  • niet meer dan twee glazen alcohol per dag drinken
  • gevarieerd eten, niet te veel, niet te zout en niet te vet, wel groente fruit en melkproducten
  • niet teveel drop eten
  • voldoende lichaamsbeweging
  • voldoende ontspanning en afleiding

Aderverkalking en hartinfact

Bij gezonde bloedvaten is de binnenkant glad>bloed kan er goed doorheen stromen

Maar bij sommige mensen worden de bloedvaten ruwer>er zit cholesterol tegen de binnenkant. Er is altijd een beetje cholesterol in het bloed, maar als het cholesterolgehalte te hoog is kan het niet meer los komen van de wand en kan de bloedvat vernauwt en verstopt raken. In een later stadium wordt soms ook kalk afgezet waardoor de bloedvatwand stijver en minder elastisch wordt: aderverkalking of atherosclerose. De bloeddruk stijgt nu nog meer>het hat moet een grotere kracht leveren om het bloed in de bloedvaten te pompen>hart kan overbelast raken>als dit in een kransslagader gebeurt kan een hartinfact (merk je aan scherpe pijn in de borst en benauwd gevoel) kan ontstaan. Dat deel van de ader kan dan afsterven want hij krijgt geen zuurstof en voedingsstoffen meer. Meeste patiënten krijgen eerst een waarschuwing; een kleine aftakking van de ader is verstopt. Als de kransslagader zelf is vernauwd moet er een bypass worden aangebracht. (omleiding van een verstopte ader) Vaak wordt er gedotterd bij een patiënt: een vernauwing in een kransslagader wordt opgerekt met een soort ballonetje. Via een sneetje in de lies wordt een slangetje door een bloedvat naar het hart aangebracht. Aan het uiteinde zit een ballonnetje>ballonnetje wordt opgepompt>vernauwing brokkelt af.

Je kan een hartinfact krijgen door erfelijke factoren. Je kunt het voorkomen door een gezonde levenswijze: niet teveel vette voedingsmiddelen, niet roken, lichaamsbeweging en stress vermijden.

Basisstof 8: Bloedstolling

Bloed buiten de bloedvaten stolt door bloedpaatjes en bloedplasma (vooral het plasma-eiwit fibrinogeen wat er in zit)

Basisstof 9: Antistoffen

Soms komen er lichaamsvreemde stoffen in je lichaam voor (die er niet thuishoren) Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij infecties of bloedtransfusies.

Bij infecties dringen ziekteverwekkers je lichaam binnen en geven giftige stoffen af. Witte bloedcellen maken ze onschadelijk door ze in te sluiten.

Een ander type witte bloedcellen reageert op ziekteverwekkers door antistoffen te maken. Op het oppervlak van een ziekteverwekker komen bepaalde eiwitten voor die normaal niet in het lichaam van een mens voorkomen. Deze eiwitten worden dan herkend door het afweersysteem van je lichaam als lichaamsvreemde stoffen>witte bloedcellen gaan er antistoffen tegen maken>ziekteverwekker wordt bedekt met antistoffen>ziekteverwekker wordt onschadelijk.

Door een infectie wordt je meestal eerst ziek omdat het even duurt voordat er genoeg antistof is aangemaakt. Verschillende ziekteverwekkers bevatten veel lichaamsvreemd stoffen, maar 1 type antistof kan zich maar aan 1 type lichaamsvreemde stof hechten.

Als je later nog eens met dezelfde ziekte wordt besmet waar je lichaam al antistoffen voor heeft gemaakt kunnen de antistoffen meteen worden gemaakt, waardoor je niet ziek wordt>je bent immuun. Veel kinderen krijgen bijv. waterpokken en krijgen het dan niet nog een keer omdat ze een blijvende immuniteit hebben tegen waterpokken. Ze hebben de ziekte zelf verlopen: natuurlijke immuniteit. Er bestaat ook kunstmatige immuniteit: door een inenting (vaccinatie). Bij een vaccinatie wordt er vaccin ingespoten. Die bevat dode of verzwakte ziekteverwekkers. (waardoor het dus lijkt alsof je de ziekte al een keer hebt gehad, en er dus immuun voor bent. Je wordt dan meestal wel eerst een beetje ziek)

Tegenwoordig  krijgen kinderen een dkt-prik (tegen drifterie, kinkhoest, tetanus en polio en een bmr prik (tegen bof, mazelen en rode hond)

Basisstof 10: Bloedgroepen

De antistoffen bevinden zich in het bloedplasma. In het bloedplasma kunnen ook antistoffen bevinden tegen het bloed van een ander want ieder mens heeft bloed van een bepaalde bloedgroep (van belang bij een bloedtransfusie): bloedfactoren (antigenen)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.