Hoofdstuk 11

Biologie

Paragraaf1

Hoelang je over eten doet om het door te slikken komt doordat je anders eet en andere tanden hebt

1. Planteneters hebben plooikiezen dat betekend dat de kiezen harde richels hebben die met de kauwrichting mee gaan waardoor het voedsel goed fijngemalen word
2. Vleeseters hebben knipkiezen die werken een beetje het zelfde als scharen ze knippen als het ware het voedsel zo kunnen ze het voer eten zonder er op te hoeven kauwen
3. Alleseters hebben knobbelkiezen wij kunnen goed het eten malen maar ook pletten de snij en hoek tanden bijten het eten af

Plantaardig voedsel is lastig fijn te krijgen omdat er rond de plantencellen taaie wandcellen zitten  vlees is daarin tegen makkelijk te kauwen omdat in dat vlees dierlijke cellen zitten waar geen celwand om heen zit

Vergeleken een koe is een hond slank dat komt door verschil in het voedsel

Een koe heeft vier magen omdat die plantaardig eet waardoor er dus veel taaie celwanden verteerd moeten worden en daarom herkauwt een koe ook veel het verteringsstelsel is 20x zo lang als die van een mens en ze zijn dus zo dik omdat dat allemaal in de buik gepropt zit

Vlees is makkelijk te eten daarom hebben honden maar 1 maag en zijn ze dus veel slanker

Een vleeseter moet in het wild meer moeite doen dan een planteneter zijn eten blijft stilstaan dat van een vleeseter niet dieren kunnen alleen leven als ze genoeg energie van voedsel binnen krijgen ze hebben energie nodig voor :

1. Om warm te blijven
2. Nieuwe cellen aan te maken
3. Te kunnen bewegen

Planteneters moeten meer eten dan vleeseters omdat zei meer energie verliezen via poep omdat er vaak nog veel onverteerde stoffen in zitten

Zoogdieren hebben een constante energie daarom hebben zei het swinters zwaar om op tempratuur te blijven

Met de wortels zuigt de wortels miniralen en water uit de grond en via de huidmondjes halen ze co2 uit de lucht glucosse word aangemaakt door een plant via fotosynthese dit vind plaats in de bladgroenkorrels

Van glucosse en miniralen worden andere stoffen in een plant gemaakt

1. Zetmeel =reservevoedsel voor planten hierdoor komen ze de winter door het zit vooral in de worrtels,bollen,knollen ,zaden
2. Vetten is ook reservevoedsel word vooral in de zaden opgeslagen
3. Eiwitten zijn bouwstoffen dit hebben ze nodig om te groeien hier heeft de pant niet alleen glucosse maar ook miniralen voor nodig
4. Vitamine zijn beschermede stoffen nodig om het levensproces goed te laten verlopen

Om te overleven moeten organisme niet alleen eten maar ook voorkomen dat ze zelf gegeten worden

Dieren die zelf gegeten worden zijn prooidieren verschillende manieren hebben zei om zich te beschermen

1. Ze zijn erg snel een hebben grote oren om goed te horen en ogen aan de zijkant van hun kop daardoor kunnen ze de roofdieren die op hun jagen snel waarnemen
2. Somige dieren camoufleren zich zelf
3. Of ze doen mimicry dat betekend dat ze zich als een ander dier voor doen dan dat ze zijn bijv .de zweefvlieg die zich voordoet als de wesp

Planten kunne niet vluchten maar zij beschermen zich zelf ook door scherpe doorne te hebben of brandharen  die brandnetels hebben

Parargraaf2

In een insect zitten in zijn hele lijf vertakkingen met lucht dat noem je tracheeën aan de zijkant van het lichaam zitten stigma dat zijn hele kleine gaatjes waardoor er lucht in de tracheeën komt de tracheeën zijn zo fijn vertakt dat de zuurstof bij elke cel in het lichaam kan komen

Diffuus is dat stoffen zich van een hoge concentratie naar een lage concentratie verplaatsen

Door het achterlijf langer en kleiner te maken pompt de insect zuurstof in de tracheeën en co2 uit de tracheeën het ademen gaat als volgt

1. Spieren trekken samen waardoor achterlijf korter word en de lucht via de stigmata naar buiten word geperst
2. Als de spieren ontspannen stroomt er via de stigmata weer lucht naar binnen de tracheeën in

Vissen halen zuurstof uit het water door hun kieuwen de kieuwen worden afgesloten door de kieuwdeksel in de kieuwholte zijn vaak 4 kieuwen die bestaan uit een kieuwboog waarin kieuwplaatjes zitten  daarin zitten weer lamellen dat zijn nog dunnere plaatsjes waar veel haarvaten in zitten

Vissen laten steeds vers water langs hun kieuwen lopen dat gaat zo

1. Vis opent bek en  neemt een hap water de kieuwdeksel is dan dicht
2. De vis sluit zijn bek de kieuwdeksel gaat open en het water gaat langs de kieuwplaatjes naar buiten

In de lamellen vind de gaswisseling plaats

Doordat het zuurstofgehalte in het water veel hoger is dan van het bloed vind er diffuus plaats zuurstof gaat vanuit het water naar het bloed

Door het tegenstroom principe wat in de lamellen plaats vind verloopt de gaswisseling beter dan wanneer het water en het bloed een richting opgingen

Ook planten ademen zij  hebben net als dieren zuurstof nodig voor verbranding van glucosse

Planten maken zlef zuurstof door fotosynthese  van die zuurstof word maar een klein beetje gebruikt de rest gaat via de huidmondjes naar buiten overdag maakt een plant veel o2 aan waardoor er een hoge zuurstofconcentratie is door de huidmondjes gaat die zuurstof uit de plant de omgeving in en snachts is het anders dan heeft de omgeving meer zuurstof en de plant minder maar de plant verbrand wel snachts dan gebruikt het de zuurstof die tussen de cellen zit want de huidmondjes zijn dicht dus kunnen geen co2 op nemen voor de fotosynthese

Pragraaf 3

 Bhet bloed in insecten bevat geen hemoglobine en het vervoert ook geen zuurstof en c02 dit bloed vervoert alle voedingstoffen en afvalstoffen van een naar de cellen en insect heeft maar 1 bloedvat als alle hartkamers samentrekken stroomt het bloed van  achter naar voor en in de kop gaat het uit het bloedvat en stroomt het vrij door het lichaam dit noen je ook wel een openbloedsomloop via opening in het hart komt het bloed weer in het bloedvaten stelsel