Hoofdstuk 1, Gedrag

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 796 woorden
  • 11 januari 2003
  • 64 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
64 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Nectar Biologie samenvatting. H1

Paragraaf 1.

Rotganzen nestelen rond de poolcirkel. Na het nestelen gaan ze de rui in. Ze verwisselen dan hun zomerkleed voor een warm winterpak. Na de rui verandert de stofwisseling van de ganzen. Ganzen hebben in hun lichaam hormonen die ze dik maken. Die hormonen zijn een INWENDIGE PRIKKEL om een onderhuidse vetlaag aan te maken. Een paar echt koude dagen zijn voor de ganzen een UITWENDIGE PRIKKEL om aan de trek te beginnen. Gedrag ontstaat als gevolg van uitwendige en inwendige prikkels.
INWENDIGE EN UITWENDIGE PRIKKEL = MOTIVATIE.
MOTIVATIE + IN & UITWENDIGE PRIKKEL = GEDRAG.
Er zijn vormen van gedrag waar maar 1 prikkel voor nodig is. Op zo een prikkel volgt altijd hetzelfde gedrag. Zo een prikkel heet een sleutelprikkel. Een voorbeeld van zulk gedrag is het pikgedrag van een zilvermeeuw naar de rode vlek op de snavel van de ouder. Hierop braakt de ouder voedsel op. SUPERNORMALE PRIKKEL = wanneer je een sleutelprikkel overdrijft en deze samen met de normale sleutelprikkel aanbiedt, heeft het dier de voorkeur voor een overdreven sleutelprikkel. Voorbeeld: een zilvermeeuw pikt liever naar een rood potlood dan naar de snavel. ANTROPOMORF = teksten kun je herkennen aan emotionele termen en interpretaties van gedrag.

Paragraaf 2.

Als je de ruimte van een leeuw binnentreedt (prikkelverstoring) gaat een soort alarmfase 1 in.
Wanneer de prikkel verstoring aanhoud gaat alarmfase 2 in, de leeuw gaat staan en laat zn tanden zien. Wanneer de verstoring doorgaat dan gaat de laatste alarmfase af en de leeuw valt aan. Deze gedragingen volgen elkaar keurig netjes als een ketting. Dat heet een GEDRAGSKETEN. De verschillende onderdelen van gedrag, de verschillende handelingen, noem je GEDRAGSEENHEDEN. Gedragseenheden hoeven elkaar niet te volgen. Een combinatie van handelingen noem je een GEDRAGSSYSTEEM. Vb: Verzorgingsgedrag.
Gedrag opgebouwd in een piramide heet een HIARCHISCH SYSTEEM. Gedrag is opgebouwd uit verschillende aparte handelingen, Gedragseenheden. Wanneer gedragseenheden elkaar opvolgen is er sprake van een Gedragsketen. Gedragseenheden die bij elkaar horen vormen een Gedragssysteem. Als een dier twijfelt tussen een gedragssysteem, bijvoorbeeld: aanvallen of niet dan noem je dat AMBIVALENT GEDRAG. Dit kun je herkennen aan het steeds weer uitvoeren van een stukje van beide gedragssystemen.
Als een leeuw onrustig is zou hij opeens zijn poot kunnen gaan likken, dit heeft niets met dreigen te maken maar met hygiene. Wanneer een dier vreemde gedragseenheid vertoont binnen een heersend gedragssysteem spreek je van OVERSPRONGGEDRAG.
OMRICHTINGSGEDRAG = als bijvoorbeeld de agressie van een leeuw op de verkeerde persoon of dier wordt geuit. Omgericht verzorgingsgedrag kan ook.

Paragraaf 3.

Een RITUEEL is een serie van gedragingen die van tevoren vaststaat. Een speciaal soort ritueel gedrag is de BALTS. Baltsgedrag is de manier om te laten zien dat je van het andere geslacht bent. En dat je de geschikte partner bent. De functie van balts is het sussen van agressie. Bij balts wisselen dieren informatie uit over elkaars kwaliteiten als partner en als ouder.

Paragraaf 4.

De staarthouding van een hond geeft informatie aan zijn soortgenoot. De staarthouding is een SIGNAAL: wegwezen of dichterbij komen. Communicatie is een vorm van gedrag die ten dienste staat van de informatie overdracht. Elke gedragseenheid bevat een stukje informatie voor een soortgenoot. De manier van communicatie verschilt van diersoort tot diersoort. Katten leven heel stil, zij communiceren met gebaren. Haaien communiceren met elektrische stroompjes. Zo is er voor elk dier een eigen taal. Dieren van verschillende soorten kunnen dus ook niet met elkaar communiceren. Communicatie heeft als doel het uitwisselen van informatie tussen groeps/soortgenoten. Begrip van de informatie geeft aan dat je elkaar als groeps/soortgenoten accepteert.

Paragraaf 5.

Sommige vormen van gedrag zijn aangeboren, zoals de pikreflex. Heel veel gedrag is gedeeltelijk aangeboren : bij het baltsgedrag van futen is de motivatie om dat gedrag te vertonen aangeboren, maar de verfijning van het gedrag is aangeleerd.
Leergedrag is het aanpassen van gedrag op basis van voorgaande ervaringen.
Dieren en mensen leren door INPRENTEN (kan alleen in een bepaalde levensfase van het dier: De gevoelige periode) we leren ook door IMITATIE, GEWENNING. Een aparte manier van leren is MOTORISCH leren, leren lopen bijvoorbeeld. Door ‘TRIAL AND ERROR’ ( vallen en opstaan ) heb je geleerd wat je wel en niet kunt opeten. Je kunt ook leren door beloning en straf. Nutteloos gedrag: ONGERICHT GEDRAG (niet verwarren met OMGERICHT GEDRAG). Dat ongericht gedrag kun je gebruiken als bouwstenen voor een nieuwe, tot nog toe onbekende gedragsketen. Stap voor stap leer je door positieve ervaringen (beloning) een nieuwe volgorde van bestaande gedragseenheden aan. Je kunt niet aan een nieuwe gedragseenheid beginnen als die daarvoor niet feilloos is uitgevoerd. Deze manier van leren noem je MODERNE CONDITIONERING of OPERANTE CONDITIONERING.
Je kunt ook leren door inzicht als je iets al begrijpt en je verricht meteen al het gewenste eindgedrag dan kun je een stapje overslaan. Voor elke manier van leren is een of andere vorm van oefenen nodig.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.