Doe mee met Markteffect's studiekeuze-onderzoek
Maakt niet uit of je je studie al gekozen hebt. Win één van de 200 (!) cadeaubonnen van €25

Meedoen

Hoofdstuk 1 + 2

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1257 woorden
  • 9 november 2014
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
6 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Check check, dubbelcheck!

Heb jij tweestapsverificatie al ingesteld op je accounts? Tweestapsverificatie is jouw tweede slot op de deur šŸ”. Met tweestapsverificatie heb je 99,9 procent minder kans dat je account gehackt wordt. Check hoe jij je accounts beter kunt beveiligen!

Meer informatie

H1 paragraaf 1.

Alles wat een dier of mens nalaat, is gedrag. Vaak help dat gedrag bijv. dieren om in leven te blijven, of dat mensen praten in de pauze. Als je een nieuwe klas heb is er spanning. in zo'n situatie gebruik je een speciaal soort type gedrag: ritueel gedrag. dat is een vastliggend gedrag tussen soort genoten waarbij de oorspronkelijke functie onbelangrijk is geworden. mensen geven signalen af om bv. rangorde aan te geven. die signalen worden gegeven door een soortgenoot. de rangorde geeft aan waar je staat in een groep, bv. bij weerwolven hoe hoger de staart hoe hoger in de rangorde. je territorium is het gebied waarin een mens of dier heer en meester is. Met territoriumgedrag behouden en krijgen ze territorium. dreiggedrag is een agressieve houding die aangeeft wie de baas is, dit gebeurt vaak bij het beschermen van het territorium.

H1 paragraaf 2.

Gedrag ontstaat door prikkels, deze prikkels kunnen uit de omgeving komen of van het dier zelf; uitwendige en inwendige prikkels. Een prikkel die altijd een bepaald gedrag tot gevolg heeft, heet een sleutelprikkel. een verstekte sleutelprikkel waarop een sterke reactie volgt, is een supernormale prikkel.

Motivatie is de bereidheid om een bepaald gedrag uit te voeren. Die motivatie ontstaat door prikkels. Pas als de drempelwaarde is bereikt, vertonen mensen en dieren gedrag. Als een soort allemaal iets hetzelfde doet, zonder dat er een vorm van leren aan te pas komt noem je het aangeboren gedrag.

H1 paragraaf 3.

Bij stress functioneren dieren niet optimaal. soms gebeurd het dat er twee tegenstrijdige gedragssystemen worden geactiveerd; ambivalent gedrag, gedrag bevat kenmerken van beide systemen. overspronggedrag, er ontstaat een totaal onder gedrag. omgericht gedrag, de agressie richt zich op totaal iets anders. kortdurende stress kan positief werken; het schept de zintuigen en verhoogt presentaties. langdurige stress schaadt de gezondheid. Bij klassieke conditionering leert een dier twee van elkaar losstaande prikkels te koppelen, het gedrag wordt gekoppeld aan een neutrale prikkel.

Bij operant conditionering wordt het gedrag aangeleerd met behulp van een beloning of een straf.

H1 paragraaf 4.

Gedrag dat dieren of mensen leren door bij elkaar te kijken, heet imitatiegedrag. elke gedrag bestaat uit aparte handelingen of

gedragselementen -> gedragsketen -> gedragssysteem _> gedrag

gedragselementen. een groep gedragselementen die bij elkaar hoort, vormt zo een gedragsketen. samenhangende gedragselementen vormen een gedragssysteem.  Een aantal gedragssystemen samen vormt het gedrag.

Het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren noem je antropomorfisme. zinvol gedrag in een nieuwe situatie zonder eerst te hebben uitgeprobeerd of na te doen noem je inzicht.

H1 paragraaf 5.

reflexen zijn reacties op prikkels die optreden zonder dat de wil daarbij is betrokken, bij bewust gedrag speelt de wil wel een rol. door te spelen (speelgedrag) oefenen jonge dieren/kinderen handelingen die later zinvol zijn. klassieke rolpatronen verdwijnen steeds meer. in gevoelige periode leren wie je moeder/soortgenoot is noem je inprenten.  kinderen leren op veel verschillende manieren; inprenten, imitatie, klassieke/operant conditioneren, inzicht, oefenen, trail and error; proberen en foute maken en gewenning; afleren om te reageren op zinloze prikkels. eerlijkheid is voor ons een waarde, gedragsregels noemen we normen samen bepaald het veel van ons gedrag.

 

H2 paragraaf 1.

Organismen hebben te maken met biotische en abiotische factoren. Biotische factoren zijn invloeden afkomstig van organismen (bv. schimmels).  Abiotische factoren zijn invloeden vanuit de niet levende natuur (bv. tempratuur). abiotisch is nooit geleefd/levenloos. en biotisch is dood maar wel geleefd.  Elke plantenras heeft zijn eigen tolerantiegebied voor abiotische factoren, het tolerantiegebied is de reeks waarden van een abiotische factor waarbij individuen van een soort kunnen (over)leven. buiten de tolerantie grenzen gaan ze dood.

Elke soort heeft een wetenschappelijke naam, die bestaat uit een geslachtsnaam dat is de eerste naam en is de naam waartoe de soort hoort bv. haas en een soortaanduiding dat is een groep orgasmen die zich (vaak) onderling geslachtelijk voorplanten. soms komt achter de tweeledige naam nog een letter of naam bv. de ontdekker of jaartal. Linnaeus begon met de dubbele wetenschappelijke naamgeving. Hij plaatste soorten bij elkaar in steeds grotere groepen: dat noem je taxonomie, elke categorie noem je een taxon

organismen -> soorten -> geslachten -> familie -> orde

een aantal soorten vormt samen een geslacht, een aantal geslachten vormt een familie, een aantal families vormt een orde.

H2 paragraaf 2.

Een monocultuur is een grote akker met 1soort gewassen, dat is erg makkelijk is omdat je alles in een keer kan zaaien en oogsten.  Er is ook een nadeel dieren die die plant eet kan makkelijk aan eten komen en plant zich razendsnel voort er ontstaat een plaag. soorten die door toedoen van de mens nieuw binnenkomen, noemen we exoten. die hebben geen natuurlijke vijanden dus bestrijden is noodzakelijk. soms ontstaan er uit een soort groeten een kloon van wel miljoenen aan dezelfde soort groente. die groente zijn door ongeslachtelijke voortplanting ontstaan bv. aardappelen. Onderzoekers proberen dat nu ook bij planten met behulp van weefselkweek. bij weefselkweek gebruiken onderzoekers een paar cellen van een plant om nieuwe planten te kweken.

een populatie bestaat uit alle organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied. De populatiegrootte is het aantal individuen van de populatie.

de populatiedichtheid  is het aantal individuen per oppervlakte- of volume eenheid. de draagkracht is de maximale hoeveelheid dieren die kunnen overleven in een bepaald gebied (populatie = dichtheid) zonder schade aan te richten of een plaag te vormen. dat kun je in een diagram zetten dan krijg je de S-curve; voldoende voedsel + natuurlijke vijand aanwezig en de J-curve; voldoende voedsel + geen natuurlijke vijanden. De S-curve blijft onder de draagkracht.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Online oplichting

Tips en trucs om geen slachtoffer te worden van online oplichting

de populatiedichtheid  is het aantal individuen per oppervlakte- of volume eenheid. de draagkracht is de maximale hoeveelheid dieren die kunnen overleven in een bepaald gebied (populatie = dichtheid) zonder schade aan te richten of een plaag te vormen. dat kun je in een diagram zetten dan krijg je de S-curve; voldoende voedsel + natuurlijke vijand aanwezig en de J-curve; voldoende voedsel + geen natuurlijke vijanden. De S-curve blijft onder de draagkracht.

H2 paragraaf 3.

Een productiebos is bedoeld om geld mee te verdienen. Het vergt grote investeringen. de eerste 20/40 jaar levert het niks op. om te zorgen voor een goede opbrengst, Moet je een soort boom kiezen dat past bij de plaatselijke abiotische factoren. een ecosysteem is een afgegrensd gebied waar de organismen leven in wisselwerking met de plaatselijke abiotische en biotische factoren. alle ecosystemen op aarde vormen samen het systeem aarde. In een gezond natuurlijk ecosysteem heest een dynamisch evenwicht. dat houdt in dat predatoren prooidieren eten, dan daalt het aantal prooidieren, daardoor komen er minder predatoren. komen er meer prooidieren dan komen er meer predatoren.  De populatiegroottes schommelen rond een gemiddelde. door verstoringen verdwijnt het dynamisch evenwicht.

H2 paragraaf 4.

symbiose is langdurige samenleven van individuen van verschillende soorten.

 

Gastheer

gast

dus

Mutualisme

Voordeel

Voordeel

(+/+)

(Commensalisme

Geen last

Voordeel

(0/+)

Parasitisme

Nadeel

Voordeel

(-/+)

 

 

er zijn relaties tussen soorten (interspecifiek) en er zijn relaties tussen organismen van dezelfde soort (intraspecifiek)

 

H2 paragraaf 5.

Een reeks van organismen waarbij de een voedsel is voor de ander, heet een voedselketen. alle voedselketens in het ecosysteem maken deel uit van het voedselweb.

producenten eten geen andere organismen en noem je ook wel autotrofe organismen. ze kunnen zelf hun organische stoffen maken. (fotosynthese).

de producenten zijn voedsel voor allerlei dieren; de consumenten. Die zijn Heterotroof die hebben andere  organismen nodig om aan organische stoffen te komen.  je heb 3 soorten consumenten;

herbivoren ->planteneters. carnivoren ->vleeseters. omnivoren ->alleseters.

Producent

Consument 1e orde

Consument 2e orde

Consument 3e orde

Bv. sla

Rups

Koolmees

Roofvogel

Autotroof

Heterotroof

Heterotroof

Heterotroof

brandstoffen afkomstig van biomassa heten biobrandstoffen. duurzame energie komt uit bronnen die nooit opraken, zoals zonne-energie of windenergie. niet-duurzame energie komt uit bronnen die wel opraken, zoals fossiele brandstoffen.  planten bouwen organische stoffen op met energie uit (zon)licht. de chemische energie uit die stoffen kan overgaan in andere vormen van energie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.