Menstruatie
periodieke (maandelijkse) baarmoederbloeding bij de meeste primaten
Mutaties
verandering in het DNA van een organisme
Nageboorte
de placenta, navelstrengresten en de vruchtvliezen verlaten het lichaam van de moeder
Navelstreng
streng die het embryo van zoogdieren verbindt met de placenta. De navelstreng bevat twee slagaders en een ader
Negatieve terugkoppeling
een stof remt zijn eigen aanmaak
Oestrogeen
door de eierstok afgescheiden hormoon, dat ontwikkeling van de geslachtsorganen, de vrouwelijke geslachtskenmerken en de groei van het baarmoederslijmvlies stimuleert en tevens de afscheiding van FSH door de hypofyse remt
Ongeslachtelijke voortplanting
reproductie waarbij 1 ouderlijk individu betrokken is
Ontsluiting
stadium van de bevalling, waarbij de
baarmoedermond wijder wordt en de vruchtvliezen breken
Ovarium
eierstok
Ovulatie
eisprong; het openbarsten van een follikel waardoor een eicel vrijkomt
Periodieke onthouding
geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode
Placenta
placenta of Moederkoek is een orgaan dat is ontstaan uit de buitenkant van het embryoblaasje en het baarmoederslijmvlies, dat zorgt voor uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het kind
Prenatale diagnostiek
technieken waarmee de foetus onderzocht kan worden
Primaire geslachtskenmerken
kenmerken die vanaf de geboorte al aanwezig zijn, zoals de penis en vagina
Progesteron
hormoon geproduceerd door het gele lichaam in een eierstok of door de placenta.
Prostaat deel van het mannelijk voortplantingsstelsel waar
bij de mens de zaadleiders en urineleider in uitkomen. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen aan de zaadcellen
Recombinatie het ontstaan van nieuwe combinaties van
allelen/genen. Recombinatie kan het gevolg zijn van de toevalsverdeling van beide homologe chromosomen bij de meiose over de haploïde cellen. Recombinatie kan ook het gevolg zijn van crossing-over
Secundaire geslachtskenmerken kenmerken die pas tijdens de puberteit ontstaan
Seksualiteit menselijke gevoelens en handelingen die een rol
spelen bij lust en opwinding
Soa seksueel overdraagbare aandoening, een
infectieziekte
Spiraaltje anticonceptiemethode die geplaatst wordt in de
baarmoeder en die innesteling voorkomt (sommige spiraaltjes zijn in combi met hormonen)
Sterilisatie het onderbreken van de zaadleiders bij de man of
eileiders bij de vrouw
Syfilis seksueel overdraagbare aandoening met zweertjes
aan slijmvliezen en verlammingen en aantastingen van hersenen in een vergevorderd stadium
Testis zaadbal
Testosteron mannelijk geslachtshormoon, die de mannelijke
secundaire geslachtskenmerken veroorzaakt
Vlokkentest vorm van prenatale diagnostiek waarbij arts vlokken
van de placenta wegzuigt
Vruchtvlies vlies om het embryo (de foetus)
Vruchtwater vocht om een embryo (foetus); beschermt o.a.
teggen stoten en uitdroging
Vruchtwaterpunctie
met een holle naald wordt vruchtwater opgezogen met daarin cellen van de foetus
Wee
samentrekking van de spieren in de baarmoeder
Zaadblaasje
orgaantje dat aan de zaadcellen een vocht toevoegt de zaadcellen actief maakt
Zygote
bevruchte eicel, die ontstaat door versmelting van twee gameten
§ 4.1
Eens per maand uit eierstok eicel vrij: eisprong/ovulatie
● Eicel komt in één van de eileiders terecht
- Rondom eisprong geslachtsgemeenschap: kans op zwangerschap
Zaadlozing, honderden miljoenen zaadcellen komen vrij → zaadcellen zwemmen vanuit vagina naar eileider, enkele honderden bereiken eicel in eileider → één zaadcel bevrucht de eicel, kern van die zaadcel dringt de eicel binnen → chromosomen uit zaadcel komen bij chromosomen van eicel → eicel is bevrucht bevruchte eicel = zygote
- vormt direct na versmelten met zaadcel ondoordringbare laag: voorkomt bevruchting door tweede zaadcel
● deling waarbij de cellen niet groeien = klievingsdeling
- In baarmoeder aangekomen bestaat klompje cellen uit ong. honderd cellen. Er ontstaat een holte in = blastula
● In de holte groeit kleine groep cellen uiteindelijk uit tot een baby
- Buitenste laag holte (blastula) vormt uitstulpingen (vlokken). Deze groeien het baarmoederslijmvlies in = innesteling
- In baarmoederslijmvlies vormen zich rond de uitstulpingen bloedholten. Samen met deze uitstulpingen groeien de bloedholten uit tot de placenta. De placenta bevat bloedvaten van zowel moeder als embryo
● In het embryo ontstaan eerst het hart en de bloedvaten
● Navelstreng krijgt drie bloedvaten
-
- Twee navelstrengslagaders vervoeren de afvalstoffen van het embryo naar de placenta
○ De navelstrengader vervoert zuurstof en voedingsstoffen van de placenta naar het embryo
- In de placenta vindt uitwisseling plaats van:
- voedingsstoffen
- zuurstof
- afvalstoffen
De bloedsomlopen van moeder en embryo blijven gescheiden!
- Tijdens de embryonale ontwikkeling specialiseren de cellen zich tot cellen met eigen bouw en functie ; ontstaan van weefsel, organen en orgaanstelsels
● Na ong. 8 weken alle organen aangelegd : foetus , ong. 3 cm lang
● vruchtvliezen en vruchtwater beschermen de foetus tegen stoten
Door klievingsdelingen ontstaat uit de bevruchte eicel een klompje cellen dat zich innestelt in het baarmoederslijmvlies. Het slijmvlies levert enige tijd voedingsstoffen en zuurstof voor verdere groei.
● Meisjes: 44 chromosomen, XX, intotaal 46 chromosomen
● Jongens: 44 chromosomen, XY, intotaal 46 chromosomen
Puberteit
- Jongens
- O.i.v. hormonen groeien de balzak, zaadballen en penis. Later ook groei oksel- en schaamhaar
- Zaadballen opgebouwd uit sterk gekronkelde zaadbuisjes, bijeengehouden door laagje bindweefsel
- Penis bevat zwellichamen
- Bij zaadlozing trekken spiertjes rond de bijbal en zaadleiders samen, hierdoor duwen ze zaadcellen naar de penis
- Prostaatklier en de zaadblaasjes geven vocht mee aan passerende zaadcellen. Vocht met zaadcellen samen = sperma
○ Eerste uitwendige verandering: borstontwikkeling. Tijd later begin groei oksel- en schaamhaar. Gevolgd: groeien van:
- vagina, clitoris, baarmoeder, eierstokken, schaamlippen en het verbreden van de heupen
○ Vanaf puberteit tot de overgang (menopauze) ontwikkelt zich elke maand in één van de eierstokken een eicel. Onbevruchte eicellen sterven binnen 24 uur af en ´lossen op´
○ Vindt er geen bevruchting plaats = menstruatie
-
- Spieren van de baarmoedermond trekken samen en stoten het baarmoederslijmvlies af
- De menstruatie ontstaat door een daling van de concentratie progesteron in het bloed.
○ Rond ingang vangina ligt randje weefsel = maagdenvlies. Het maagdenvlies gaat bij de eerste geslachtsgemeenschap stuk.
○ De grote en kleine schaamlippen bedekken de vagina aan de buitenzijde. Tussen kleine schaamlippen ligt clitoris
In puberteit verander je niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk:
● Je voelt je vaak onbegrepen, onzeker
● humeurig zijn
● botsen met je ouders, leraren en vrienden
Puberteit vormt overgang van kind naar volwassene. Daarbij hoort ontwikkelen volwassen houding over de eigen seksualiteit en die van (toekomstige) partner. Belangrijk onderdeel = verkennen van eigen lichaam = zelfbevrediging/masturbatie . Dit kan leiden tot een opwindend gevoel, een orgasme
- vrouwen prikkeling clitoris
-
- mannen prikkeling eikel
Heteroseksueel:
je aangetrokken voelen tot iemand van het andere geslacht
Homoseksueel:
je aangetrokken voelen tot iemand van hetzelfde geslacht Biseksueel:
je aangetrokken voelen tot beide geslachten
Ongewenste intimiteit:
Ongewenst gedrag van seksuele aard
● lichamelijke aanrakingen
● een manier van kijken
Familielid betrokken bij ongewenste intimiteit: incest
Verkrachting Extreme vorm van ongewenste intimiteiten
het ongewenst seksueel binnendringen in het lichaam van een ander
Aanranding
Als iemand ongewenst je geslachtsdelen aanraakt
§ 4.2
zaadcel
eicel
aantal gevormde
geslachtscellen per dag/maand
80 miljoen per dag 2400 miljoen per maand
1 per maand
grootte
klein (10 μm)
groot (0,1 tot 0,2 mm)
aantal geslachtscellen uit één voorlopercel
vier
één
● Kern lichaamscel 46 chromosomen
- In een karyogram staan gefotografeerde chromosomen van cel netjes gesorteerd in paren bijeen
- Lichaamscellen zijn diploid (2n): ze bevatten 23 chromomen ○ voor elk paar geldt steeds:
-
- één van beide chromosomen is afkomstig van moeder, het andere van vader
- ze bevatten beide informatie over dezelfde erfelijke eigenschappen ● Geslachtscellen afwijkend aantal chromosomen. Bij hun vorming krijgen ze van elk paar maar één exemplaar. 23 verschillende chromosomen : haploid (n) . Haploide cellen bevatten alle erfelijke info, maar in enkelvoud
- Haploide geslachtscellen ontstaan uit speciale diploide cellen in de zaadballen en eierstokken. Deling die het chromosoomaantal halveert: meiose ○ Meiose I
■ Chromosoomparen gaat uit elkaar. Dat levert twee haploide groepen chromosomen op, elke groep in aparte cel. Alle chromosomen nog steeds verdubbeld, bestaan uit twee chromatiden, bijeengehouden door centromeer ○ Meiose II
■ Bij vrouwen alleen wanneer eicel bevrucht is. Chromatiden verdubbelde chromosomen gaan uit elkaar (net als bij mitose)
■ Na meiose I en II uiteindelijk vier cellen onstaan met elk een haploid aantal chromosomen
- In puberteit start in zaadballen vorming zaadcellen. Zaadballen bestaan uit dunne zaadbuisjes.
- Wand zaadbuisjes duizenden cellen die vanaf puberteit constant delen. Uit deze ´extra´ cellen onstaan (diploide) voorlopercellen. Uit iedere voorlopercel onstaan door meiose vier haploide zaadcellen
- zaadcel:
- zwemstaart: verplaatsing
- hals met mitochondrien: energie leveren
-
- kop: bevat kern met chromosomen
- Bij mannen onstaan door een meiose uit een voorlopercel steeds vier haploide zaadcellen, terwijl bij vrouwen bij de meiose uit een diploide cel slechts één haploide eicel ontstaat
- Elke maand in één van eierstokken rijping eicel, komt voor dat twe zich tegelijkertijd ontwikkelen. Wanneer beide eicellen met zaadcel versmelten: twee-eiige tweeling
- Een-eiige tweeling: onstaan uit één eicel na bevruchting, wanneer bij een deling twee losse groepjes cellen onstaan, ieder groeit uit tot embryo. hetzelfde DNA, lijken sprekend op elkaar
- Siamese tweeling: een-eiige tweeling bij wie de groepjes cellen niet volledig van elkaar zin losgekomen § 4.3
● vruchtbaarheid start puberteit
● hypofyse: hormoonklier die onderaan tussen beide hersenhelften ligt
○ productie hormonen FSH en LH
(follikelstimulerend hormoon en luteïniserend hormoon) Jongens:
■ FSH: stimuleert zaadballen om zaadcellen te vormen
■ LH: stimuleert speciale cellen tussen de zaadbuisjes om het hormoon testosteron te produceren ● O.i.v. testosteron:
- stem omlaag
- beharing schaamstreek en oksels
-
-
- baard en snor
- spierontwikkeling
- groei uitwendige geslachtsorganen: penis, balzak
⬇
Secundaire geslachtskenmerken
● Primaire geslachtskenmerken (geslachtsorganen) zijn bij de geboorte aanwezig
- Tertiaire geslachtskenmerken hebben te maken met het ontwikkelen van een eigen zelfstandige denkwijze en daarbij behorend gedrag
- eigen smaak
- eigen sociale netwerken opbouwen
-
- eigen kijk op normen en waarden krijgen
Meisjes:
■ FSH en LH starten de menstruatiecyclus
■ FSH stimuleert elke maand ontwikkeling 5 tot 12 follikels in één van beide eierstokken
follikel = blaasje aantal cellen, waaronder toekomstige eicel Rijpende follikels vormen oestrogenen (vrouwelijke geslachtshormonen)
- Halverwege menstruatiecyclus, rond dag 14, stimuleert grote hoeveelheid oestrogenen van follikel de productie van extra LH door de hypofyse. Door plotselinge toename LH barst eicel uit follikel en komt in eileider terecht: ovulatie
- De in eierstok achtergebleven cellen van follikel nemen veel vetachtige stoffen op, gele kleur: geel lichaam (restant follikel) Geel lichaam produceert naast kleine hoeveelheid oestrogeen ook progesteron. O.i.v. progesteron:
- ontstaan extra bloedvaten in baarmoederslijmvlies. Hierdoor is er een grote aanvoer van voedingsstoffen en zuurstof mogelijk ter voorbereiding mogelijke zwangerschap.
→ Vindt er geen innesteling plaats, dan sterft geel lichaam af.
Stop productie progesteron. Baarmoederslijmvlies sterft af: begin menstruatie
Rond dag 14 kan bevruchting, begin zwangerschap: stop ´normale´ menstruatiecyclus, start hormoonproductie die is aangepast aan de zwangerschap
- Bevruchte eicel deelt tot klompje cellen dat via eileider naar baarmoeder gaat Innestelen in baarmoederslijmvlies, vorming vlokken. Cellen in die vlokken vormen het hormoon HCG (Humaan choriongonadotrofine)
● Ong. 38 weken na laatste ovulatie vindt bevalling plaats
Bevalling bestaat uit drie fases
1. Ontsluiting
Spieren baarmoeder trekken samen (weeën). Baarmoedermond gaat open, vruchtvliezen breken, vruchtwater loopt weg
2. Uitdrijving
Door persweeën van baarmoederwand en samentrekken buikspieren komt de baby ter wereld.
3. Nageboorte
Ten slotte volgt een aantal naweeën. Uitdrijving van placenta, resten vruchtvliezen en navelstreng
§ 4.4
ivf (in vitro fertilisatie: ´in glas bevruchting´) bestaat uit vier fasen
- Stimulering van follikelrijping
Door hormonen (o.a. FSH) toe te dienen, rijpen tegelijk vijf tot tien follikels
- Aanprikken van follikels
Wanneer de follikels rijp zijn, zuigt de arts met een holle naald de eicellen uit de follikels en brengt ze over in een schaaltje
- Bevruchting
De partner levert op de dag van aanprikken zijn sperma. Na een behandeling brengt een laborant de zaadcellen in het schaaltje
- Plaatsing in de baarmoeder
Twee tot vijf dagen na het aanprikken plaatst de arts één of twee embryo´s, klompjes van vier tot acht cellen, in de baarmoeder
- Vrouw krijgt hormonen om groei baarmoederslijmvlies en het innestelen van de embryo´s te stimuleren
-
ICSI (intra cytoplasmatische sperma injectie)
● vorm van ivf
- in het laboratorium brengt een arts het erfelijk materiaal van één zaadcel bij een eicel
Redenen voor onvruchtbaarheid:
- Een vrouw kan geblokkeerde eileiders hebben
- Een vrouw kan een heel onregelmatige cyclus hebben
- Een man kan slecht zaad hebben
Prenatale diagnostiek
Waar artsen foetussen onderzoeken met verschillende technieken
Echoscopie
Met echoscopie onderzoeken artsen met geluidsgolven een foetus in de baarmoeder. De teruggekaatste golven (echo) geven een beeld van de baarmoeder en foetus
Vlokkentest
● kan vanaf tiende week zwangerschap informatie geven
- Arts zuigt wat vlokken van de placenta op. Hierin bevinden zich cellen van het embryo. Laborant onderzoekt chromosomen op erfelijke afwijkingen
Vruchtwaterpunctie
● mogelijk vanaf week 16 zwangerschap
- Met een holle naald zuigt een arts wat vruchtwater op, met daarin cellen foetus
Bij zowel vlokkentest als vruchtwaterpunctie
- De laborant brengt de chromosomen in kaart met een karyogram. Daarin valt af te lezen of de foetus een chromosomale afwijking heeft - Niet zonder risico, kleine kans op een miskraam
embryoselectie
Via erfelijkheidsonderzoek kunnen artsen de kans op ernstige erfelijke afwijkingen bepalen. Het doel van prenatale diagnostiek is het opsporen van eventuele erfelijke afwijkingen bij een embryo of foetus
§ 4.5
Condoomgebruik beschermt tegen
- zwangerschap
- soa´s (seksueel overdraagbare aandoeningen)
hiv (human immunodeficiency virus): veroorzaker aids
- Dit virus dringt bepaalde witte bloedcellen binnen die belangrijk onderdeel zijn afweersysteem. In die cellen vermeerdert het virus zich, waarna de cellen kapot gaan
seropositief: drager van het virus hiv, nog geen aids
Besmetting met soa
● onveilige seks met iemand die besmet is soa
- gebruik niet-schone injectienaalden ziekteverwekkers personen met soa bevinden zich in - bloed
- vaginaal vocht
Virusremmers vertragen het vermeerderen van een virus
Tegen bacteriele soa´s zoals chlamydia, gonorroe en syfilis helpen antibiotica
Anticonceptie (letterlijk ´het voorkomen van bevruchting) maakt mogelijk seksualiteit los te koppelen van voortplanting
Methoden zonder middel (zeer onbetrouwbaar!)
● ´voor het zingen de kerk uitgaan´/ ´terugtrekken´
Geslachtsgemeenschap stoppen vlak voordat de man een zaadlozing krijgt.
- Het voorvocht bevat ook al zaadcellen!
- In alle emoties tijdens het vrijen gebeurt het vaak niet!
● periodieke onthouding, ´kalendermethode´
Man en vrouw hebben geen geslachtsgemeenschap tussen de 8e tot 19e dag van de menstruatiecyclus. Kansberekening met biologisch factoren. Zeer onbetrouwbaar, veel rekenwerk precies weten vruchtbare dagen, leidt bijna altijd tot zwangerschap
Steriliseren
- mannen: onderbreken zaadleiders vrouwen: onderbreken eileiders
Pil theoretisch meest betrouwbare anticonceptiemiddel
Slikt vrouw pil, kunstmatige geslachtshormonen binnen, beïnvloeden normale maandelijkse cyclus. Remmen productie FSH en LH. Geen rijping eicel
Spiraaltje
- voorkomt innesteling
- drie jaar achtereen blijven zitten
Morning-afterpil
- als er seks plaatsvindt zonder voorbehoedmiddel of als het kapot gaat
- max. 72 uur na geslachtsgemeenschap
- bestaat uit aantal tabletten met hoge concentraties geslachtshormonen, baarmoederslijmvlies beïnvloeden
Overtijdbehandeling
- Als een vrouw minimaal 12 en max. 16 dagen over tijd, mogelijk om zwangerschap onderbreken
- Arts zuigt baarmoederslijmvlies met mogelijk ingenesteld embryo weg
- veel bezwaren vanuit ethisch/religieus standpunt dat het moord is
aandoening en type verwekker
wijze van
besmetting
verschijnselen
voorkomen van besmetting
aids (virus)
direct bloedcontact met besmet bloed, sperma, vaginaal vocht
verminderde
afweer; kanker en allerlei infectieziekten
condoomgebruik; schone
injectienaalden; één vaste partner
chlamydia (bacterie)
intiem seksueel contact
vrouw: weinig, later onvruchtbaarheid
man: afscheiding ; pijn bij plassen
condoomgebruik; één vaste partner
gonorroe (bacterie)
intiem seksueel contact
vrouw: beschadiging eileiders en eierstokken man:afscheiding;
pijn bij plassen
condoomgebruik; één vaste partner
herpes (virus)
intiem contact geslachtsorganen - mond - anus
pijnlijke blaasjes op mond, anus en geslachtsorganen
geen direct contact
met geslachtsorganen en anus van iemand met blaasjes; één vaste partner
hepatitis B (virus)
intiem contact; vuile tatoeage- en injectienaalden
leverontsteking
condoomgebruik;
vaccinatie; schone naalden; één vaste partner
schaamluis (insect)
seksueel contact; besmet beddengoed;
besmette kleding
enorme jeuk in schaamstreek
goede hygiëne , één vaste partner
syfilis (bacterie)
intiem seksueel contact; bloedtransfusie
zweertjes op penis, mond, anus, in vagina; later aantasting
condoomgebruik; één vaste partner
hersenen; zweren
over het hele
lichaam
Tegenhouden zaadcellen of innesteling
methode
voorbeelden
hoe ziet het eruit?
werking door
condoom
mannencondoom vrouwencondoom
rubberen zakje om
de penis of in vagina
voorkomt dat zaadcellen eicellen bereiken
pessarium
rubberen kapje om de baarmoedermond
voorkomt dat zaadcellen via de baarmoeder een eicel bereiken
spiraaltje
met en zonder
hormonen
spiraalvormig voorwerpje in de
baarmoeder
voorkomt de innesteling van een klompje cellen, een
embryo
sterilisatie
sterilisatie man
onderbreken van de zaadleiders
zaadcellen kunnen niet in het sperma terecht komen
sterilisatie vrouw
onderbreken van de eileiders
zaadcellen kunnen een vrijgekomen
eicel niet bereiken
Voorkomen rijping eicel en eisprong
methode
voorbeelden
hoe ziet het eruit?
werking door
anticonceptiepil
meerfasepil minipil
Meestal een strip van 21 verschillend gekleurde pillen. De kleur geeft de verhouding van de hormonen weer
oestrogeen en progesteron remmen de hypofysehormonen.
Hierdoor rijpt er geen eicel en vindt er geen eisprong
plaats
anticonceptiestaafje
Flexibel staafje onder de huid van de bovenarm, aangebracht door een arts. Beschermt drie jaar tegen
zwangerschap
Geeft doorlopend progesteron af aan het bloed. Voorkomt rijping van de eicel.
anticonceptiepleister
een pleister die gedurende een week hormonen afgeeft. Na drie weken (en drie pleisters) volgt een stopweek van maximaal 7 dagen
oestrogeen en progesteron remmen de hypofysehormonen.
Voorkomen rijping eicel en ovulatie. Veranderen samenstelling slijmvlies baarmoederhals, waardoor
zaadcellen er niet doorheen
kunnen
prikpil
iedere drie maanden een
injectie in een spier of onder de huid
bevat progesteron, voorkomt rijping eicel en ovulatie
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden