Gezondheid hoofdstuk 4

Beoordeling 1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 563 woorden
  • 31 maart 2010
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 1
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Biologie samenvatting
5.1
Gezondheid hangt af van..
- Je leefstijl
- Je eigenschappen
- Je leeftijd
- Je omgang met andere mensen

5.2
Ziekteverwekkers bedreigen je gezondheid; bacteriën, eencellige, schimmelsporen en virussen
Barriërs
- Je huid beschermd ook tegen uitdroging
- Je slijmvliezen
Stofdeeltje ingeademd kleven vast aan je slijm  trilharen voeren deze weg naar keelholteinslikken
Per etmaal 2 liter ververst ‘snot’
- Zure maagsappen

Huid opgebouwd uit
- Hoornlaag  dode, verhoornde cellen
- Kiemlaag  pigmentvormende cellen
- Lederhuid
 Bloedvaten
 Zenuwen
 Zintuigen
 Zweetklieren
- Onderhuids bindweefsel  vetweefsel, vetreserve
Huid
- Houd bacteriën buiten
- Beschermd indirect je botten; de kiemlaag maakt onder invloed van de zon vitamine D aan
Temperatuurregeling
Warm/ hoge omgeving tempratuur :Je hebt het warm  gaat zweten  huid doorbloed meer bloedvaten meer naar de oppervlakte
Het verdampen van zweet kost engerie lichaam koelt af
Koud: Je hebt het koud  zweet niet/nauwelijks huidbloedvaten trekken samen
Zon

- UV- straling bevorderen de pigment vorming
- Waarschijnlijk een rol bij wegvangen van schadelijke stoffen
- Diepe bruin huid max. beschermingsfactor 4
- Deel v/d UV- straling (UV- B) stimuleert de delingsactiviteit (kiemlaag)
Vet
- Isolerende werking
- Reserve voedsel

5.3
5/6 liter bloed
55% bloedplasma = water + zouten, voedingsstoffen, hormonen, eiwitten, afvalstoffen en eiwitten
45% bloedcellen= witte of rode bloedcellen
Zit in je
- Rode beenmerg van platte beenderen van de schedel, ribben, ribosomen en bekken

Besmettelijk bij
- Bacteriën, schimmels en virussen
Witte bloedcellen
• Proberen ziekteverwekkers onschadelijk te maken

- Fagocyten. (nummer 1 van tegengaan indringers)
 Gaan rond een ziekteverwekker liggen verteren hem

= aspectieve afweer (werkt tegen alle soorten binnendringers)

- Lymfocyten
Kunnen verschil zien tussen lichaamseigen stoffen en lichaamsvreemde stoffen zien door antigenen die op het celmembraan zit.
 Vormen antistoffen tegen antigenen van de ziekteverwekkers
=specifieke afweer
- Lymfoïde organen verdere ontwikkeling v/d lymfocyten (milt, lymfeknopen, amandelen)

Incubatietijd= tijd tussen het besmet worden en je echt ziek voelen.
Na het bestrijden van een ziekte worden daarvan geheugen cellen opgeslagen. Zo kunnen je cellen snel bij een volgende besmetting antistoffen aanmaken hiervoor.



Vaccinatie = verzwakte griepvirus in je lichaam gespoten met antigenen.
- Lymfocyten maken antistof aan komt in je geheugencellen
- Nu ben je immuun
=kunstmatige actieve immunisatie
Serum = kant en klare antistoffen aanwezig
- Opgeslagen in je geheugencellen???
= kunstmatige passieve immunisatie


5.4
Virussen
- DNA of RNA + eiwitmantel
- Muteren heel snel (verandering van DNA)

Antibiotica
- Remt uitsluitend de deling van bacteriën
- Op virussen geen nut
- Bacteriën resistent worden voor antibiotica bij veelvuldig gebruik
Allergie
- Heftige reactie op ‘onschuldige’ antigenen (stuifmeelkorrels)
- Lymfocyten antigenen aanmaken tegen deze stoffen  hechten aan mestcellen
- Opnieuw stuifmeelkorrels in ademen is probleem  antigenen hechten aan de antistoffen van de mestcellen  mestcellen barsten open geven stoffen af
Problemen
 Kortademig
 Hoesten
 Veel slijm

 Traanogen
Auto-immuunziekten= afweersysteem richt zich tegen lichaamseigen cellen (jeugdreuma)



5.5
Getransplanteerd orgaan, de antigenen hiervan veroorzaken afstotingsverschijnselen in het andere lichaam
; het afweersysteem vormt ‘ongewenste antistoffen hechten zich aan antigenen getransplanteerde orgaan fagocyten gaan cellen v/h getransporteerde orgaan vernietigen

Rode bloedcellen
- Bevatten ook antistoffen
• Anti- B/ Anti- A  bepaald je bloedgroep
- Andere antistoffen
• Resusantigenen  resuspositief(RH+)
• Geen Resusantigenen op je rode bloedcellen  resusnegatief (RH-)
Maken antiresus aan als ze in aanraking komen met Resuspositief bloed
Verkeerde bloedsoort bloed gaat klonteren omdat verschillende antistoffen je bloed gaan aanvallen.
Bloedgroepen
- A  anti- B
- B  anti- A
- AB geen anti stoffen
- 0  anti- A en anti- B

Bloedgroep 0 word meeste aangebracht. Klontert niet/nauwelijks met Anti- A en B
Zie bron 31
Moeder en kind
Moeder RH- kind RH+  lekkage in placenta  bloed van kind in moeder moeder gaat antigenen aanmaken tweede zwangerschap zitten er antigenen in het bloed v/d moeder kindje RH+  bloed gaat klonteren kindje kan sterven of beschadigingen oplopen door klonteringen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.