Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Erfelijkheidtheorie

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo | 1095 woorden
  • 2 maart 2011
  • 50 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
50 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting biologie

Doelstelling 1:

• Chromosomen zijn dunne ‘draden’ in elke celkern

- In deze draden komt de stof DNA voor

- De stof DNA bevat de informatie voor erfelijke eigenschappen

- Elke celkern bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme.

• Elke soort organisme heeft een vast aantal chromosomen in elke celkern

- Bij een mens bevat de kern van elke lichaamscel 46 chromosomen

• In lichaamscellen komen de chromosomen in paren voor.


- De 2 chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk

- Bij een mens bevat de kern van elke lichaamscel 23 paren chromosomen

• In geslachtscellen (eicellen en zaadcellen) komen de chromosomen enkelvoudig voor.

- Bij een mens bevat de kern van elke geslachtscel 23 chromosomen


Doelstelling 2:

• Genotype: de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme.

- Deze informatie ligt in de chromosomen in de kern van elke lichaamscel

- Alle genen in een celkern samen vromen het genotype

- Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van de bevruchting

• Fenotype: het uiterlijk (de zichtbare eigenschappen) van een organisme.

- Het fenotype komt tot stand door het genotype en door invloeden uit het milieu

• Gen: een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor 1 erfelijke eigenschap

- Een chromosoom bevat veel genen

- In lichaamscellen komen genen in paren voor


- In geslachtscellen komen genen enkelvoudig voor


Doelstelling 3:
• In lichaamscellen bevatten de twee genen van een genenpaar informatie voor dezelfde erfelijke eigenschap

- Deze informatie kan gelijk of ongelijk zijn

- Bijvoorbeeld: het genenpaar voor de haarvorm kan informatie bevatten voor sluik en/of voor krullend haar

• Bij de vorming van geslachtscellen komt van elk genenpaar 1 gen in een geslachtscel terecht

- Hierdoor komen bij geslachtscellen veel verschillende genotypen voor

• Bij geslachtelijke voortplanting versmelten 2 geslachtscellen

- Welke geslachtscellen bij de bevruchting versmelten, is afhankelijk van het toeval

- Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan nieuwe genotypen in de nakomelingschap


Doelstelling 4:
• Een twee-eiige tweeling ontstaat als twee eicellen worden bevrucht

- Bij de bevruchting zijn twee zaadcellen betrokken

- Een twee-eiige tweeling kan hetzelfde geslacht zijn, maar kan ook van verschillend geslacht zijn

• Een eeneiige tweeling ontstaat uit 1 bevruchte eicel


- Bij de bevruchting is 1 zaadcel betrokken

- Tijdens de eerste delingen van de bevruchte eicel laten cellen van elkaar los

- Een eeneiige tweeling is altijd van hetzelfde geslacht


Doelstelling 5:
• Genetisch advies: een erfelijkheidsonderzoeker onderzoekt hoe groot de kans is dat er kinderen worden geboren met een erfelijke ziekte of afwijking

- Man en vrouw kunnen daarna beslissen over een eventuele zwangerschap

• Een genetisch advies is verstandig voor iemand die tot een risicogroep behoort. Bijvoorbeeld als:

- Er een erfelijke ziekte in de familie voorkomt

- Een vrouw al enkele malen een miskraam heeft gehad

• Prenataal onderzoek: voor de geboorte wordt onderzocht of een kind een ziekte of afwijking heeft

- Echoscopie: door middel van geluidsgolven wordt het embryo zichtbaar gemaakt op een scherm

- Vlokkentest: er wordt wat weefsel uit de placenta weggehaald. Van cellen van het embryo worden de chromosomen onderzocht

- Vruchtwaterpunctie: er wordt wat vruchtwater met cellen van de foetus uit de baarmoeder weggehaald. Hiervan worden de chromosomen onderzocht


• Bij een ernstige ziekte of afwijking kunnen de ouders abortus overwegen.



Doelstelling 6:

• Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen

- De evolutietheorie gaat uit van veranderingen in genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten

• In de natuur treffen we voordurend andere genotypen (en fenotypen) aan

- Nieuwe genotypen ontstaan door geslachtelijke voortplanting

• Natuurlijke selectie

- Individuen met een betere aanpassing van het milieu hebben een grotere overlevingskans

- Van organismen met een gunstig genotype zullen veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten

- Soorten veranderen als door natuurlijke selectie organismen met een nieuwe, afwijkende vorm blijven voortbestaan en organismen met de oorspronkelijk vorm uitsterven


• Het ontstaan van nieuwe soorten

- Een groep organismen van 1 soort raakt geïsoleerd (gescheiden) van de rest van de soort

- Beide groepen ontwikkelen zich langdurig gescheiden in verschillende milieus


- Na verloop van miljoenen jaren zijn er zoveel verschillen ontstaan dat organismen van de twee groepen zich niet meer onderling kunnen voortplanten. Er zijn twee soorten ontstaan


Doelstelling 7:
• Fossielen: versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten

- Fossielen ontstaan als resten van organismen van de lucht worden afgesloten door een laag zand of klei. Hierdoor vergaan de resten niet

- Harde delen van organismen fossiliseren beter dan zachte delen

- Uit fossielen van delen van organismen wordt een reconstructie gemaakt van het hele organisme

- Uit gevonden fossielen blijkt dat in de loop van de evolutie soorten zijn ontstaan, veranderd en/of verdwenen


Doelstelling 8:
• Overeenkomst in bouw

- Organen met verschillende functie kunnen veel overeenkomst in bouw vertonen. Voorbeelden: de vleugel van een vleermuis, de voorvin van een walvis, de voorpoot van een mol en de arm van een mens

- Waarschijnlijk zijn deze organen uit dezelfde grondvorm ontstaan. De organismen hebben waarschijnlijk een gemeenschappelijke voorouder. Door aanpassing aan het milieu zijn de verschillen ontstaan

• Rudimentaire organen: organen die geen functie meer hebben en niet of nauwelijks tot ontwikkeling komen


- Voorbeelden van rudimenten: het bekken bij een walvis, de pootresten bij reuzenslagen, de staartwervels en de blindedarm bij een mens. Bij verwante soorten komen deze organenwel tot volledige ontwikkeling

- Door rudimentaire organen wordt het aannemelijk dat verschillende soorten organismen een gemeenschappelijke voorouder hebben

• Overeenkomst in embryonale ontwikkeling

- De embryonale ontwikkeling van verschillende soorten dieren vertoont overeenkomst. Hierdoor wordt het aannemelijk dat deze dieren een gemeenschappelijke voorouder hebben

• Overeenkomst in processen (bijv. celdeling)

• Overeenkomst in de samenstelling van stoffen (bijv. DNA)


Doelstelling 9:
• In een geologische tijdschaal is de tijd sinds het ontstaan van de aarde weergegeven

- Een geologische tijdschaal is verdeeld in tijdperken

- Elk tijdperk is onderverdeeld in perioden

• In een geologische tijdschaal geven getallen de tijd aan in miljoenen jaren geleden



Doelstelling 10:

• Soorten vertonen verwantschap als ze een gemeenschappelijke voorouder hebben

• Uit een stamboom van organismen is af te lezen:

- Waaruit groepen organismen zich hebben ontwikkeld


- Welke groepen veel en welke weinig verwantschap vertonen


Doelstelling 11:

• Bij de mens komen in een lichaamscel 23 paar chromosomen voor

- 22 paar ‘gewone’ chromosomen

- 1 paar geslachtschromosomen

• Bij de mens in een geslachtscel 23 chromosomen voor

- 22 paar ‘gewone’ chromosomen

- 1 geslachtschromosoom

• De geslachtschromosomen bepalen of iemand een man of een vrouw is

- Ook beïnvloeden ze de gehaltes aan mannelijke en vrouwelijke geslachtshormonen in het bloed

• Bij een man:

- In een lichaamscel 2 ongelijke geslachtschromosomen (XY)

- In een zaadcel een X-chromosoom of een Y-chromosoom

• Bij een vrouw:

- In een lichaamscel 2 gelijke geslachtschromosomen (XX)

- In een eicel een X-chromosoom

• Het geslacht van een mens wordt bepaald op het moment van bevruchting. De zaadcel bepaald het geslacht:


- Een meisje ontstaat als een eicel (met een X-chromosoom) wordt bevrucht door een zaadcel met een X-chromosoom

- Een jongen ontstaat als een eicel (met een X-chromosoom) wordt bevrucht door een zaadcel met een Y-chromosoom

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.