Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Erfelijkheid en evolutie

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1382 woorden
  • 27 mei 2004
  • 468 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
468 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Biologie Samenvatting Thema 5 Erfelijkheid en evolutie Marjolein Bakker V3c Basisstof 1 Genotype en fenotype • Chromosomen: dunne ‘draden’ in elke celkern - In deze draden komt de stof DNA voor - De stof DNA bevat de informatie voor erfelijke eigenschappen wat we het genotype noemen - Elke celkern bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen v.e. organisme • Elke soort organisme heeft een vast aantal chromosomen in elke celkern, komen voor in paren - Mens: de kern v. elke lichaamscel bevat 46 chromosomen, dus 23 paren • In geslachtscellen (ei- en zaadcellen) komen de chromosomen enkelvoudig voor - Mens: de kern v. elke geslachtscel bevat 23 chromosomen • Genotype: de informatie voor de erfelijke eigenschappen v.e. organisme - Deze informatie ligt in de chromosomen in de kern v. elke lichaamscel - Het genotype: het geheel v. genen dat in een celkern aanwezig is - Het genotype v.e. organisme komt tot stand op het moment v. bevruchting • Fenotype: het uiterlijk (de zichtbare eigenschappen) v.e. organisme - Het fenotype komt tot stand door het genotype en door invloeden uit het milieu • Gen: deel v.e. chromosoom dat de informatie bevat voor 1 erfelijke eigenschap - Een chromosoom bevat vele genen - In lichaamscellen komen genen in paren voor, in geslachtscellen komen ze enkelvoudig voor
Celkern -> chromosomen -> de stof DNA -> vele genen (= samen: genotype) Fenotype -> genotype + milieu
Basisstof 2 Chromosomen en genen • In lichaamscellen bevatten de 2 genen v.e. genenpaar informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen - Deze informatie kan gelijk of ongelijk zijn - Bijv. het genenpaar voor de haarvorm kan informatie bevatten voor sluik of krullend haar • Vorming geslachtscellen: van elk genenpaar komt maar 1 gen in een geslachtscel, hierdoor kunnen er in geslachtscellen veel verschillende genotypen voorkomen. • Bij geslachtelijke voortplanting versmelten 2 geslachtscellen, welke 2 versmelten is toeval, waardoor er nieuwe genotypen ontstaan in het nakomelingenschap Basisstof 3 De evolutietheorie • Evolutie is een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit eenvoudig opgebouwde organismen ingewikkelder gebouwde organismen ontstaan • De evolutietheorie gaat uit van: - Verandering in genotypen door kruising of mutatie (plotselinge verandering van erfelijke eigenschappen) - Natuurlijke selectie (het overleven van dieren die het best aangepast zijn) - Als de vorige 2 herhaaldelijk gebeuren ontstaan er nieuwe soorten • In de natuur treffen we voortdurend andere genotypen (en fenotypen) aan - Nieuwe genotypen ontstaan door geslachtelijke voortplanting • Natuurlijke selectie - Individuen met een betere aanpassing aan het milieu hebben een grotere overlevingskans - Van organismen met een gunstig genotype zullen veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten - Soorten evolueren (veranderen) als door natuurlijke selectie organismen met een nieuwe, afwijkende vorm blijven voortbestaan en organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven • Het ontstaan van nieuwe soorten - Een groep organismen v. 1 soort raakt geïsoleerd (gescheiden) v.d. rest v.d. soort - Beide groepen ontwikkelen zich langdurig gescheiden in verschillende milieus - Na verloop v. miljoenen jaren zijn er zoveel verschillen ontstaan dat organismen v.d. 2 groepen zich niet meer onderling kunnen voortplanten. Er zijn 2 soorten ontstaan. Basisstof 4 Fossielen • Fossielen: versteende overblijfselen v. organismen, of afdrukken v. organismen in gesteenten - Ontstaan als resten v. organismen v.d. lucht worden afgesloten door sedimenten. Hierdoor vergaan de resten niet - Harde delen v. organismen fossiliseren beter dan zachte - Uit fossielen blijkt dat ingewikkelder gebouwde organismen later in de geschiedenis v.d. aarde ontstaan dan eenvoudig gebouwde organismen Basisstof 5 De geschiedenis van het leven op aarde • In een geologische tijdschaal is de tijd sinds het ontstaan v.d. aarde weergegeven, verdeelt in tijdperken. Elk tijdperk is onderverdeeld in periodes. • In een geologische tijdschaal geven getallen de tijd aan in miljoenen jaren geleden • Geologie: leer van de aarde
Tijdperk Periode, hoe lang geleden? Opmerkingen
Precambrium 4600 miljoen jaar Begin v.d. aarde
3800 miljoen jaar Eerste levensvormen
2300 miljoen jaar Bacteriën, eencellige planten en dieren algen

Paleozoïcum 600 miljoen jaar, Cambrium Planten (in water) 430 miljoen jaar, Siluur Vissen, eerste landplanten
395 miljoen jaar, Devoon Eerste landdieren
345 miljoen jaar, Carboon Steenkool gevormd dus: veel
planten. Al veel reptielen+ insecten
280 miljoen jaar, Perm
Mesozoïcum 225 miljoen jaar, Trias Bloeitijd reptielen
190 miljoen jaar, Jura
135 miljoen jaar, Krijt
Neozoïcum 65 miljoen jaar, Tertiair Opkomst zoogdieren
2 miljoen jaar, Kwartair Mens • Uit een stamboom v. organismen is af te lezen: - Waaruit groepen organismen zich hebben ontwikkeld - Welke groepen veel en welke weinig verwantschap vertonen (soorten vertonen verwantschap als ze een gemeenschappelijke voorouder bezitten) Extra basisstof 6 Celdeling • Gewone celdeling. Doel: nieuwe cellen vormen voor groei, vervanging en herstel. Wordt ook wel mitose genoemd. - Eerst wordt er een exacte kopie v.d. kern gemaakt, daarna deelt de cel. - Elk chromosoom vormt een tweede ‘draad’ (een ‘kopie’) De 2 draden gaan uit elkaar. Elke dochtercel krijgt een draad - Elke dochtercel bevat dezelfde informatie voor erfelijke eigenschappen en evenveel chromosomen als de moedercel - Bij mensen vinden gewone celdelingen overal in het lichaam plaats • Reductiedeling. Doel: de vorming van geslachtscellen. Wordt ook wel meiose genoemd. Bij reductiedeling wordt het aantal chromosomen per celkern eerst gehalveerd. De 2 chromosomen v.e. paar gaan uit elkaar. Elke dochtercel krijgt een chromosoom. De dochtercellen hebben meestal verschillende genotypen. - Bij mensen vinden reductiedelingen alleen plaats in de teelballen en in de eierstokken -> Als je een even aantal chromosomen aantreft, weet je niet zeker of het een lichaamscel of een geslachtscel is. Bijv. een lichaamscel heeft 12 chromosomen, geslachtscel heeft dan 6 chromosomen of een lichaamscel heeft 24 chromosomen, geslachtscel heeft dan 12 chromosomen. -> Als je een oneven aantal chromosomen aantreft, weet je wel zeker dat het een geslachtscel is. Want: - Chromosomen komen in lichaamscellen in paren voor, dus altijd in een even getal. Als je dan een oneven aantal chromosomen aantreft, kan het dus alleen maar een geslachtscel zijn. - Geslachtscellen komen voort uit reductiedeling, waardoor er altijd de helft aan chromosomen overblijft. Dit kan dus een even of een oneven aantal zijn (zie ook vorige punt). • Bij ongeslachtelijke voortplanting groeit een deel v.e organisme uit tot een nieuw organisme. - Bijv. stekken (bij kamerplanten), knollen (bij aardappelen) - Groei vindt plaats door gewone celdeling (mitose). Hierbij hebben de dochtercellen hetzelfde genotype als de moedercel, ze zijn genetisch identiek. Evolutie is dus niet mogelijk. - Bij ongeslachtelijke voortplanting is het genotype v.d. nakomeling(en) gelijk aan dat v.d. ouder(s) • Veredeling: door kruisingen en kunstmatige selectie tracht men een combinatie v. gunstige eigenschappen in 1 nakomeling te krijgen. - Kunstmatige selectie: uit een nakomelingenschap worden alleen de individuen met de meest gunstige erfelijke eigenschappen gebruikt voor verdere kruisingen - Bij landbouwgewassen past men meestal na de veredeling alleen nog ongeslachtelijke voortplanting toe Extra basisstof 7 Geslachtschromosomen • Bij de mens komen in een lichaamscel 23 paar chromosomen voor, dus 46 chromosomen. - 22 paar ‘gewone’ chromosomen, 1 paar geslachtschromosomen • Bij de mens komen in een geslachtscel 23 chromosomen voor: - 22 ‘gewone’ chromosomen, 1 geslachtschromosoom • De geslachtschromosomen bepalen of iemand een man of een vrouw is. • Bij een man (♂): - Lichaamscel: 2 ongelijke geslachtschromosomen (XY), Zaadcel: een X-chromosoom of een Y-chromosoom • Bij een vrouw (♀): - Lichaamscel: 2 gelijke chromosomen (XX), Eicel: een X-chromosoom • Het geslacht v.e. mens wordt bepaald op het moment v. bevruchting door de zaadcel. - Een meisje ontstaat als een eicel (met een X-chromosoom) wordt bevrucht door een zaadcel met een X-chromosoom. - Een jongen ontstaat als een eicel (met een X-chromosoom) wordt bevrucht door een zaadcel met een Y-chromosoom.
Extra basisstof 8 Argumenten voor de evolutietheorie • Overeenkomst in bouw. - Organen met verschillende functies kunnen veel overeenkomst in bouw vertonen. Bijv.: de vleugel v.e. vleermuis, de voorvin v.e. walvis, de voorpoot v.e. mol en de arm v.e. mens. - Waarschijnlijk zijn de organen uit dezelfde grondvorm ontstaan. De organismen hebben waarschijnlijk een gemeenschappelijke voorouder gehad. Door aanpassing aan het milieu zijn de verschillen ontstaan. • Overeenkomst in embryonale ontwikkeling. - De embryonale ontwikkeling v. verschillende soorten dieren vertoont overeenkomst. Hierdoor wordt het aannemelijk dat deze dieren een gemeenschappelijke voorouder hebben. • Rudimentaire organen: organen die geen functie meer hebben en niet of nauwelijks tot ontwikkeling komen. - Voorbeelden v. rudimenten: het bekken v.e. walvis, de pootresten bij reuzenslangen, de staartwervels en de blindedarm bij de mens. Bij verwante soorten komen deze organen wel tot volledige ontwikkeling. - Door rudimentaire organen wordt het aannemelijk dat verschillende soorten organismen een gemeenschappelijke voorouder hebben. Verrijkingsstof 1 Het verloop van een gewone celdeling • Alleen als een cel zich gaat delen, worden de chromosomen zichtbaar. Zodra de celdeling is afgelopen, worden de chromosomen weer onzichtbaar.

REACTIES

S.

S.

Soms zijn er wel onduidelijke dingen, maar het is wel handig !

13 jaar geleden

G.

G.

is fijn ben mijn boeken kwijt

13 jaar geleden

A.

A.

het is wel handig, maar soms is het wat onduidelijk. Ik zit in 2 havo/vwo en ik moet dit gaan leren.... Eigenlijk best raar want jij zit in 3 vwo.

13 jaar geleden

K.

K.

wel goed maar er zitten wel spelfouten in,, dus ik begrijp niet alles enzo. maargoed, verder is het prima.

12 jaar geleden

H.

H.

dit is heel verwarrend tbh

11 jaar geleden

G.

G.

v.d = van de
v.e. = van een
enz.
dit is wel een beetje verwarrend maar met een beetje puzzelen kom je er wel uit

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.