Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Doelstellingen biologieo thema 7

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 906 woorden
  • 11 juni 2010
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Biologie Hoofdstuk 7 Regeling en Gedrag

Delen van het zenuwstelsel:
-Het centrale zenuwstelsel;Grote hersenen,kleine hersenen,hersenstam en ruggenmerg
-zenuwen

Zenuwen verbinden alle delen van het lichaam met het centrale zenuwstelsel.
-Hersenzenuwen:verbinden delen van hoofd en hals met de hersenstam.
-Ruggenmergszenuwen:verbinden delen van romp en ledematen met het ruggenmerg.

Functies van het zenuwstelsel:
-Verwerken van impulsen afkomstig van zintuigen.

-Regelen van de werking van spieren en klieren.

Bouw van een zenuwcel:
-Cellichaam met celkern.
-Uitlopers die impulsen van het cellichaam toe geleiden.
-Uitlopers die impulsen van het cellichaam af geleiden.

Zenuw: een bundel uitlopers van zenuwcellen,omgeven door een stevige beschermde laag.
-Elke uitloper is omgeven door een isolerend laagje.

Gevoelszenuwcellen.
-Functie:Impulsen geleiden van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel.
-De cellichamen liggen vlak bij het centrale zenuwstelsel.
-Ze hebben één lange uitloper die impulsen naar het cellichaam toe geleidt.

Bewegingszenuwcellen:
-Functie:Impulsen geleiden van het centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren.
-De cellichamen liggen in het centrale zenuwstelsel.
-Ze hebben één lange uitloper die impulsen van het cellichaam af geleidt.

Schakelcellen:

-Functie:Impulsen geleiden binnen het centrale zenuwstelsel.
-Ze liggen hun geheel in het centrale zenuwstelsel.

De hersenen bestaan uit de grote hersenen ,de kleine hersenen en de hersenstam.
Bouw van de grote hersenen en van kleine hersenen:
-Schors:Aan de buitenkant,grijs van kleur,bevat veel cellichamen van schakelcellen.
-Merg:Aan de binnenkant,lichter van kleur,bevat veel uitlopers van schakelcellen.

Functies van de grote hersenen:
-Verwerken van impulsen afkomstig van zintuigen.
-Regelen van gewilde bewegingen.

Hersencentra:Delen van de grote hersenen met speciale functies.
-In gevoelscentra worden binnenkomende impulsen verwerkt.De plaats waar impulsen aankomen en worden verwerkt,bepaalt van welke prikkel je je bewust word.
-In bewegingscentra ontstaan impulsen voor gewilde bewegingen.

Functie van kleine hersenen:
-Coördineren van bewegingen.
Functies van de hersenstam:

-Geleiden van impulsen van het ruggenmerg naar de grote en de kleine hersenen en omgekeerd.
-Geleiden van impulsen van zenuwen in hoofd en hals naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd.
-Geleiden van impulsen in reflexbogen van hoofd en als.

Gevolgen van alcohol op korte termijn:
-Loskomen:Je wordt vrolijker en minder verlegen.
-Aangeschoten:Je krijgt meer zelfvertrouwen,maar je kunt minder goed horen,zien en bewegen dat betekent dat je reactievermogen afneemt.
-Dronken:Je ziet slecht,je kunt je bewegingen moeilijk beheersen en je kunt je later vaak niet meer herinneren.
-Kater:Je hebt erge dorst en hoofdpijn en je moet soms overgeven.

Gevolgen van alcohol op lange termijn:
-Je moet steeds meer alcohol drinken om hetzelfde effect te krijgen.
-Je raakt verslaafd
-Geestelijke afhankelijkheid:je hebt alcohol nodig om je lekker te voelen of om tot rust te komen.
-Lichamelijke afhankelijkheid:Als je stopt met alcohol krijg je ontwenningsverschijnselen(je wordt rillerig,ziek en koortsig)
-De lever,hersenen,maag en hart kunnen beschadigd raken.

-Het geheugen kan geheel verdwijnen.

Reflex:Een vaste,snelle,onbewuste reactie op een bepaalde prikkel.
-De snelheid is vaak nodig om het lichaam te beschermen tegen beschadigingen.
-Reflexen hebben een functie bij het handhaven van bepaalde houdingen en bij bewegingen van het lichaam.
-Voorbeelden:terugtrekreflex,kniepeesreflex,ooglidreflex,pupilreflex.

Reflexboog:De weg die impulsen afleggen bij een reflex.
-Onder invloed van prikkels ontstaan in zintuigcellen impulsen.
-Via gevoelszenuwcellen worden de impulsen naar schakelcellen in het ruggenmerg of in de hersenstam geleid.
-Schakelcellen geleiden impulsen direct door naar bewegingszenuwcellen.
-Bewegingszenuwcellen geleiden impulsen naar spiercellen waardoor spieren zich samentrekken.
-De reflexbogen van hoofd en hals verlopen via het ruggenmerg.

Het hormoonstelsel bestaat uit hormoon klieren die hormonen produceren.
-Veel hormoonklieren hebben geen afvoerbuis:de hormonen worden afgegeven aan het bloed.

-Hormonen regelen de werking van weefsels en organen die er gevoelig voor zijn.
-Hormonen zijn o.a. van invloed op de stofwisseling,voortplanting,groei en ontwikkeling.

Ligging van de belangrijkste hormoonklieren.
-Hypofse:onder tegen de hersenen aan,tussen de beide hersenhelften in.
-Schildklier:in de hals,voor het strottenhoofd,tegen de luchtpijp aan.
-Eilandjes van Langerhans:in de alvleesklier.
-Bijnieren: als kapjes op de nieren.
-Eierstokken:in de buikholte.
-Teelballen:in de balzak.

De hypofyse produceert groeihormoon en hormonen die de werking van andere hormoonklieren beïnvloeden.
-Groeihormoon stimuleert de groei van de beenderen van het skelet.
-Een hormoon uit de hypofyse stimuleert de productie van schildklierhormoon door de schildklier.
-Hormonen uit de hypofyse beïnvloeden de eierstokken en teelballen.

De schildklier produceert schildklierhormoon.
-Schildklierhormoon beïnvloedt de stofwisseling.Het stimuleert de verbranding in cellen en de groei en ontwikkeling.

-Voor de vorming van schildklierhormoon is jood nodig.Bij gebrek aan jood kan struma ontstaan.

De bijnieren produceren adrenaline.
-Adrenaline komt vrij bij woede,angst en schrik.
-Onder invloed van adrenaline stijgt het glucosegehalte van het bloed.Ook worden de hartslag en ademhaling versneld.

Gedrag:Alles wat een dier of mens doet
-Gedragingen komen tot stand door de werking van spieren of klieren.
-Gedrag is meestal een reactie van een dier of een mens op prikkels.

Gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen.
-Gedrag dat al bij pasgeboren baby’s waarneembaar is,wordt grotendeels bepaald door erfelijke factoren.
-Door leerprocessen ontwikkelt gedrag zich tijdens het leven.Hierdoor ontstaat aangepast gedrag dat de overlevingskans van een organisme vergroot.

Overeenkomsten tussen het gedrag van mensen en het gedrag van dieren:
-Bij beide wordt het gedrag bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen.
-Bij beide komen rolpatronen voor.


Verschillen tussen het gedrag van mensen en het gedrag van dieren:
-Het gedrag van mensen wordt sterker bepaald door leerprocessen.
-Mensen kunnen hun gedrag beoordelen aan de hand van normen en waarden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.