6.1
- Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving.
- In zintuigen ontstaan onder invloed van prikkels impulsen.
- Prikkel is een invloed uit de omgeving van een organisme.
- Alle zintuigen samen noem je het zintuigstelsel.
- Impulsen – Soort berichtjes die worden gestuurd naar je hersenen als je iets aanraakt of voelt.
- Drempelwaarde - De zwakste prikkel die een impuls veroorzaakt.
- Adequate prikkel - Het type prikkel waar een zintuig speciaal gevoelig voor is.
- Voor de prikkel heeft deze zintuigcel een lage drempelwaarde.
- Gewenning - Wanneer je de prikkel na enige tijd niet meer voelt.
- De motivatie beïnvloedt de drempelwaarde.
- Je hersenen kunnen je waarnemingen beïnvloeden.
zintuigen |
ligging |
adequate prikkel |
gezichtszintuigen |
in de ogen |
licht |
gehoorzintuigen |
in de oren |
geluid |
evenwicht zintuigen |
in de oren |
zwaartekracht |
6.2
zintuigen |
ligging |
adequate prikkel |
tastzintuig |
in de huid |
lichte aanraking |
drukzintuig |
in de huid |
druk |
koudezintuig |
in de huid |
temperatuur langer dan 37 graden |
warmtezintuig |
in de huid |
temperatuur hoger dan 37 graden |
reukzintuig |
in de neus |
geur |
smaakzintuig |
in de tong |
smaak |
- Tastzintuig - Tastknopjes vlak onder de opperhuid.
- Drukzintuig - Dieper in de huid. Belangrijk bij het regelen van de kracht waarmee je voorwerpen vastpakt.
- Reukzintuig - Zintuigcellen met reukharen in het neusslijmvlies.
- Smaakzintuig - Smaakknopjes aan de zijkanten van de groefjes in je tong. - Met smaakknopjes proef je alleen zout, zoet, bitter, en umami. - Bij het proeven van andere smaken speel het reukzintuig een grote rol.
- Pijn neem je waar met uiteinden van bepaalde zenuwen (pijnpunten). - Pijnpunten komen overal in het lichaam voor.
6.3
- Wenkbrauwen - Zorgen ervoor dat zweet en ander vocht langs de ogen loopt en niet erin.
- Oogkassen - Beschermen de ogen.
- Oogspieren - Draaien het oog in allerlei richtingen.
- Wimpers - Beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht.
- Traanklieren - Maken traanvocht. En beschermt de ogen tegen uitdroging en spoelt kleine stofjes en prikkelende stofjes weg.
- Traanbuizen - Voeren traanvocht af naar het neusholte.
- Oogleden - Verspreiden traanvocht over de ogen.
- Harde oogvlies - stevig,wit vlies dat het oog beschermt.
- Hoornvlies - De voortzetting van het harde oogvlies. Laat licht door.
- Vaatvlies - Bevat veel bloedvaten. Het bloed brengt voedingsstoffen en zuurstof naar het oog en voert afvalstoffen af.
- Iris - (regenboogvlies) - De voortzetting van het vaatvlies aan de voorkant van het oog.
- Pupil - Opening in de iris. Hier komt licht verder het oog in.
- Lens - Achter de iris en pupil.
- Kringspieren rondom de lens - zorgen ervoor dat er scherp beeld op het netvlies ontstaat.
- Netvlies - Bevat zintuigcellen en zenuwcellen. Over het netvlies lopen bloedvaten.
- Gele vlek - Plaats in het centrum van de netvlies.
- Oogzenuw - Geleidt impulsen naar de hersenen.
- Blinde vlek - Plaats waar de uitlopers van zenuwcellen (oogzenuw) door het hoornvlies, het vaatvlies en harde oogvlies in gaan.
- Glasachtig lichaam - Gevuld met geleiachtige massa. Helpt het netvlies op zijn plaats te houden.
6.4
- Functie pupilreflex - Regelen van de hoeveelheid licht dat er op je netvlies valt.
- De pupilreflex en beschermt de zintuigcellen in het netvlies tegen te fel licht.
- Als er te fel licht op het netvlies valt, trekken de kringspieren in de iris zich samen en ontspannen de kringspieren zich en trekken de straalsgewijs lopende spieren zich samen. Hierdoor wordt de pupil kleiner.
- Als er weinig licht op de netvlies valt, ontspannen de kringspieren zich en trekken de straalsgewijs lopende spieren zich samen. Hierdoor wordt de pupil groter.
- Beeldvorming - Op het netvlies wordt een omgekeerd, verkleind
beeld gevormd. In de gezichtscentra in de grote hersenen wordt dit beeld `vertaald´ in een normale waarneming.
- Lichtbreking - Lichtstralen die in het oog binnenvallen, worden overal door het hoornvlies en de lens in een andere richting gebogen.
- De ooglens is een bolle lens. De ooglens buigt de lichtstralen naar elkaar toe.
- Accommoderen - De vorm van de ooglenzen wordt aangepast aan de afstand waarop een voorwerp zich bevindt.
Bij het zien in de verte |
Bij het zien van dichtbij |
|
De kringspieren rondom de lens zijn |
ontspannen |
samengetrokken |
De opening in de kringspieren zijn |
groot |
klein |
De lensbandjes zijn |
strak gespannen |
minder strak gespannen |
De lenzen zijn |
zo plat mogelijk |
boller |
De ogen zijn |
in rusttoestand |
geaccommodeerd |
6.5
- Het netvlies bestaat uit twee lagen
- een laag zintuigcellen(staafjes en kegeltjes): zij zetten lichtprikkels om in impulsen.
- Een laag zenuwcellen - zij geleiden impulsen naar de grote hersenen.
- Lichtstralen gaan als eerste lang de zenuwcellen en worden daarna opgevangen in zintuigcellen.
- Gele vlek - Hier wordt het scherpste beeld waargenomen.
- Bij het kijken naar een voorwerp worden de ogen zo gericht dat het beeld van het voorwerp op de gele vlek valt.
- Blinde vlek - Hier wordt geen beeld waargenomen
- De blinde vlek bevat geen zintuigcellen.
Staafjes |
kegeltjes |
|
De functie is |
Het zien van contrasten in zwart- wit |
Het zien van kleuren |
De drempelwaarde is |
laag |
hoog |
Ze worden gebruikt |
In de schemering en in het licht |
In het licht |
Ze komen voor |
Verspreid over het hele netvlies, maar niet in de gele vlek |
Vooral in de gele vlek en de directe omgeving daarvan |
6.6
- Oorschelp - van geluid op..
- Geluiden zijn trillingen van de lucht.
- Snelle trillingen veroorzaken hoge geluiden.
- Bij harde geluiden hebben trillingen een grote uitslag.
- Bij zachte geluiden hebben trillingen een lage uitslag.
- Gehoorgang - geleid geluiden naar het trommelvlies.
- Oorsmeerkliertjes maken oorsmeer dat het trommelvlies soepel houdt.
- Trommelvlies - wordt door geluiden in trilling gebracht.
- Trommelholte of middenoor - holte achter het trommelvlies, gevuld met lucht.
- Gehoorbeentjes (hamer, aambeeld, stijgbeugel,): geven trillingen van het trommelvlies door aan het venster van het slakkenhuis.
- Slakkenhuis - bevat een vloeistof en zintuigcellen.
- Het venster van het slakkenhuis brengt de vloeistof in trilling.
- de zintuigcellen hebben haartjes die met vloeistof meetrillen. Als de haartjes trillen ontstaan in de zintuigcellen impulsen.
- Gehoorzenuw - Geleidt impulsen naar de grote hersenen.
- Buis van eustachius - verbindt het trommelholte met het keelholte.
- Bij slikken of gapen gaat de buis open. Hierdoor kan de luchtdruk aan beiden kanten van het trommelvlies gelijk blijven.
- Evenwichtsorgaan - zintuigcellen sturen impulsen naar de hersenen als je beweegt.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden