Samenvatting “Organen en cellen” Biologie voor jou VMBO 3A
1.1
- Bewegen
- Ademhalen
- Voeden
- Voortplanten (“hebben levenscyclus”)
- Uitscheiden (= stoffen afgeven aan de omgeving)
- Groeien
- Waarnemen (zien/horen/ruiken/voelen)
1.2
Van groot naar klein:
- Organisme = levend wezen
- Orgaanstelsel = groep van samenwerkende organen (bijv. ademhalingsstelsel, verteringsstelsel, skelet, bloedvatenstelsel, spierstelsel, zenuwstelsel)
- Orgaan = deel van een organisme met een of meerdere functies
- Weefsel = groep cellen met dezelfde vorm en functie (bijv. beenweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel)
- Cel
Torso = model van de romp van een mens
Middenrif = spierwand die borstholte en buikholte scheidt
Bij veel weefsels zoals beenweefsel ligt tussen de cellen de tussencelstof; dit is dood materiaal
Functie:
Skelet = beenderstelsel
Stevigheid, vorm, bescherming en beweging mogelijk maken
Spierstelsel
Bewegen
Verteringsstelsel
Voedsel kleiner maken en opnemen in het bloed
Ademhalingsstelsel
Zuurstof opnemen en koolstofdioxide afgeven aan de lucht
Bloedvatenstelsel
Vervoeren van zuurstof en voedingsstoffen naar de spieren/organen. Afvoeren van koolstofdioxide en afvalstoffen
Zenuwstelsel
Informatie van je zintuigen naar je hersenen sturen en van je hersenen informatie naar je spieren sturen
Leer ook afbeelding 4, 5 en 8 uit je boek
1.3
Preparaat = voorwerp dat je bekijkt onder de microscoop
- Oculair = bovenste lens waar je doorheen kijkt
- Tubus = buis die het licht doorlaat naar het oculair
- Revolver = draaischijf waaraan de objectieven zitten
- Objectief =lens aan de revolver
- Tafel = hier leg je het preparaat op
- Preparaatklem
- Diafragma = draaischijf die de hoeveelheid licht regelt
- Grote (stel)schroef = hiermee kun je grof scherpstellen
- Kleine (stel)schroef = hiermee kun je fijn scherpstellen
- Statief = hiermee pak je de microscoop vast
Een preparaat bestaat uit:
- Voorwerpglas, met daarop hetgeen je wilt bekijken in een druppel vloeistof
- Dekglas
Leer ook afbeelding 9 uit je boek
1.4
De plantaardige cel bevat:
- Celkern > regelt alles in de cel en bevat DNA
- Kernplasma = vloeistof in de celkern
- Kernmembraan = vliesje om de celkern
- Cytoplasma > vloeistof in cel met opgeloste stoffen
- Celmembraan > vliesje om cel dat boel bij elkaar houdt
- Vacuole > blaasje gevuld met vocht dat zorgt voor stevigheid van de cel
- Celwand > stevige laag om de cel heen (= tussencelstof dus geen onderdeel van de cel)
- Intercellulaire ruimte > kleine holtes gevuld met lucht of water, die liggen tussen de celwanden van naast elkaar gelegen cellen
- Plastiden = korrels in het cytoplasma. 3 soorten:
- Bladgroenkorrels > zitten in groene deel van de plant > fotosynthese uitvoeren
- Kleurstofkorrels > geven rode/oranje/gele kleur aan bloem of vrucht
- Zetmeelkorrels > kleurloos en zit zetmeel in opgeslagen
Plastiden kunnen van het ene type naar het andere overgaan. Bijv. rijpen van tomaat: bladgroenkorrels veranderen in kleurstofkorrels
Leer ook afbeelding 17
1.5
Een dierlijke cel bevat:
- Celkern (kernplasma en kernmembraan)
- Cytoplasma
- Celmembraan
En bevat geen:
- Plastiden
- Celwand (dus ook geen intercellulaire ruimte)
- Vacuole
Leer ook afbeelding 21
1.6
Celkern bevat chromosomen (alleen zichtbaar als cel gaat delen)
Chromosomen = DNA + eiwitten
DNA bevat erfelijke eigenschappen
46 chromosomen van mens kun je ordenen in chromosomenportret
Elke lichaamscel heeft “23 paar” chromosomen
1.7
Cellen delen, vanwege groei en vervangen oude cellen
Celdeling 2 stappen:
- Kerndeling > celkern in tweeën
- Celdeling = mitose
- Uit 1 moedercel ontstaan 2 dochtercellen met evenveel chromosomen, waarna cytoplasma wordt bijgevormd = plasmagroei
Chromosoom wordt pas zichtbaar vlak voor deling cel (= spiraliseren)
- Elk chromosoom bestaat nu uit twee DNA-ketens die aan elkaar vastzitten. Beide ketens zijn kopie van elkaar.
- Tijdens celdeling gaan deze twee kopieën uit elkaar. Elk naar 1 van de 2 dochtercellen
Leer ook afbeelding 26 t/m 30
1.8
Opzet van een onderzoek
1) Probleemstelling formuleer je in een onderzoeksvraag
2) Je formuleert een veronderstelling (verwacht antwoord onderzoeksvraag) = hypothese
3) Werkplan met je onderzoeksopzet
- gebruik een proefgroep en een controlegroep
- voer een proef met grote aantallen uit
- In een proef slechts 1 factor variëren
4) Resultaten: waarnemingen in grafieken/tabellen
5) Conclusie: wat is het antwoord op je onderzoeksvraag / klopte je hypothese?
Samenvatting Biologie voor Jou VMBO 3 Thema 3 Voortplanting
3.1
Bevruchting = kernen van twee geslachtscellen smelten samen
Mitose =
- gewone celdeling
- beide dochtercellen evenveel chromosomen als moedercel
- deling bij normale lichaamscellen
Meiose =
- reductiedeling
- vormen van geslachtscellen
- dochtercellen (geslachtscellen) bevatten helft van chromosomen van moedercel > slechts 1 chromosoom nog van elk paar
Leer ook afbeelding 2 t/m 4
3.2
Teelballen= testes
Produceert zaadcellen / maken hormoon testosteron
Balzak
Ligt iets buiten lichaam voor perfecte temperatuur zaadcelontwikkeling
Bijballen
Tijdelijke opslag zaadcellen
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden