Kenmerken van het leven, blok 1

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1017 woorden
  • 11 augustus 2008
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
5 keer beoordeeld

Ontwikkeling van het denken over leven 1
In de Middeleeuwen werd er weinig gebruik gemaakt van de zintuigen om onderzoek naar levensverschijnselen te doen. Ze waren tevreden met wat de oude Grieken bedacht hadden (uit het hoofd leren van die geschriften).  Men probeerde inzicht te krijgen in het verschijnsel leven.---
Onderzoek met zintuigen kwam op gang ontdekten dat de zintuigen soms tekort schoten.
(levende wezens die wij NIET kunnen zien)

Microscoop werd uitgevonden ontdekte de mens eencellige dieren. Dieren en planten bleken geluiden, kleuren en geuren te produceren die wij niet waarnemen.--
Tijd rationalisme(16e +17e)d8 men dat de mensen een ingewikkelde soort machine was.
Dat kwam door Descartes (filosoof) (1596-1650) Hij wou deductie Het afleiden van natuurverschijnselen
Pascal (1623-1662)  Wou inductie – Vanuit waarneming en experiment natuurverschijnselen benaderen om zo tot algemene geldende regels te komen.
Elke algemene wet die we denken vastte stellen, is voorlopig en wordt door bepaalde feiten tegengesproken. Zo verandert ons inzicht voortdurend en blijft de natuurwetenschap in beweging
Oostenrijke natuurkundige Erwin (1887- 1961) . In 1944 een boek geschreven What is life? Levende wezens onderscheiden zich van de natuur op de volgende manier: Zij verzetten zich succesvol tegen het streven naar chaos.
Dat succes is te danken aan 2 eigenschappen: 1e De mogelijkheid om van buiten af energie op te nemen en 2e Het vermogen een stabiele inwendige omgeving te handhaven.

2 kenmerken en variaties

Ieder individu of voorwerp bezit kenmerken . Een bepaalde groep individuen heeft een aantal kenmerken gemeenschappelijk. Met gemeenschappelijke kenmerken kun je dus bepalen of een individu tot een groep behoort of niet.

5 kenmerken van levende wezen:
1 Levende wezens zijn in staat een constant inwendige milieu te handhaven

In 1870 schreef de Franse medicus Claud Bernard; De constantheid van het inwendige milieu is de voorwaarde voor een vrij leven Het idee van een inwendig vloeibaar milieu bestond al bij de ‘Vader van de geneeskunde’, Hippocrates van Kos(460-377 v. Chr.) leer der humores of lichaamsvochten: Bloed slijm gele gal lymfe en zwart gal. Onderling niet in balans dan ontstond er ziekte. De geneesmiddelen waren erop gericht het evenwicht daartussen te herstellen regulatie als je het te warm hebt ga je zweten. De Amerikaan Walter Cannon voerde rond 1930 de term homeostase in: Zefregulatie van organismen m.b.v. een vastgestelde norm en negatieve terugkoppeling

2 Levende wezens wisselen stoffen en energie uit met hun omgeving

Om inleven e blijven, heeft een organisme bepaalde stoffen nodig; stoffen om cellen op te bouwen en stoffen om energie uit te halen. steeds nieuwe cellensteeds energie verbruikt.

Stofwisseling= voortdurend stoffen opgenomen en afvalstoffen worden afgevoerd.
Organische stoffen Stoffen die van nature in levendewezens voorkomen en door de wezens worden gemaakt: Eiwitten koolhydraten DNA vetten. Planten kunnen zelforganische stoffen
opbouwen en zuurstof produceren door fotosynthese autotroof autos = zelf trophein= voeden
Dieren schimmels en bacteriën verkrijgen hun organische stof door andere levende wezens of dode resten daarvan op te eten heterotroof heteros= ander Zuurstof wordt door alle levende wezens gebruikt bij de verbranding of dissimilatie.

3 Levende wezens zijn in staat zich voor te planten

Cellen gaan regelmatig dood dus is celdeling noodzakelijk. 3 functies
1 vervangen van afgestorven cellen 2 Groei van een eencellige tot een meercellig organisme. 3 Voortplanting of reductie - Ongeslachtelijke voortplanting + Geslachtelijke f seksuele voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting= Kopieert een cel of celgroep zich BV eencellige dieren
Geslachtelijke of seksuele voortplanting=2 geslachtscellen smelten samen
Aanpassing=het leefgebied van een soort kan veranderen waardoor het voor die soort noodzakelijk is om mee te veranderen.
Veel soort die beide vormen van voortplanting gebruiken gaan over op geslachtelijke voortplanting BV pantoffeldiertjes

4 Levend wezens zijn gevoelig voor allerlei prikkels en kunnen hierop reageren

Levende wezens kunnen binnen en buiten hun lichaam meten zintuigcellen. zintuigcellen in je ogen zijn gevoelig voor lichtprikkels. Geluidsprikkels etc Metingen zijn belangrijk om informatie te krijgen over situaties die het lichaam dreigen te verstoren vaak regulatie zodat het inwendige milieu constant blijft. Een andere mogelijkheid=dat er een uitwendig zichtbare reactie volgt  gedrag, waarbij meestal spieren of maar soms ook kleren betrokken zijn. Er zijn veel verschillende zintuigen. De zintuigen bleken gevoeliger te zijn dan die van ons.


5 Levende wezens gaan na verloop van korte of lange tijd dood.

Veel organismen in de natuur sterven al heel snel door honger ziekte of doordat ze worden opgegeten. In het algemeen geld dat kleine soorten een kortere levensduur hebben dan grote De mens heeft verrassend lange maximale levensduur. We komen ook steeds meer in de buurt van die maximale leeftijd(106) Doordat we geen vijanden hebben en en we in saat zijnn voldoende voedsel te leveren. Mensen die niet van ouderdom sterven , gaan meestal dood aan ziektes

3 bijzondere kenmerken, vreemde wezens.

17e eeuw Antonie van Leeuwenhoek - mbv de lichtmicroscoop micro-organisme ontdekt. Deze organismen hebben wel een stofwisseling maar dat is erg moeilijk te bepalen. Ook bij planten is het erg moeilijk om de opname en de afgifte van stoffen vast te stellen. Nu kun je met verfijnde chemische analyse zeer nauwkeurig bepalen wat een plant uit de bodem en lucht opneemt.

Virussen

Aan t einde van de 19e eeuw werd ontdekt dat verschillende micro-organismen verantwoordelijk zijn voor allerlei besmettelijke ziektes
In 1886 ontdekte de Duitser Mayer dat er een ziekte bij tabaksplanten besmettelijk was hij d8 dat t de micro-organisme was. Later deed Rus Ivanovsky het volgende experiment hij perste het sap van tabaksplanten door een filter dat alle bacteriën tegenhoudt. Hiermee toonde hij dat dat andere wezens de tabaksmozaïekziekte veroorzaakten. Rond 1930 toen de elektronenmicroscoop werd uit gevonden kwamen de virussen in beeld. Virussen hebben geen stofwisseling en voor de voortplanting gebruiken ze andere organismen.
Prionen= zijn eiwitachtige deeltjes die infectieus kunnen zijn.
De Amerikaan Gajdusek deed al rond 1960 onderzoek naar koeroe een ziekt bij de Papoea’s. (een hersenziekte) Hij bracht de ziekte over op chimpansees en die werden na een lange tijd ziek hij d8 aan een slow virus.
Later - Creutzfeldt-Jakobsyndroom bij de mens, BSE of gekkekoeienziekte bij runderen.

Er is in de hersenen een natuurlijke, gezonde variant van het prioon-eiwit. De functie is niet bekend. Bij infectie dringt het schadelijke prioon-eiwit de cel binnen. Vervolgens blijkt het in staat dat een gezond eiwit om te turnen tot een ziek vorm - kettingreactie
De diversiteit in levensvormen en levensprocessen is bijna oneindig

REACTIES

R.

R.

Biologisch leven is naar mijn mening de laatste ontwikkelings fase van het multiversum. Die een vorm van energie produceert die wezenlijk belang voor haar volgende fase.
Wat dit is ? , waarom ?. Het multiversum is ontstaan uit niets, is dit het laatste ? om op te gaan in niets.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.