Hoofdstuk 6

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 700 woorden
  • 25 augustus 2002
  • 386 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
386 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
ANW Hoofdstuk 6 Paragraaf 6.1 Uit nauwkeurige waarnemingen aan de bewegingen van zon, maan en sterren aan de hemel kan een model worden opgesteld. Als waarnemingen niet met dit model te verklaren zijn, moet het model worden veranderd of uitgebreid. Het model om de beweging van de hemellichamen aan de hemel te verklaren is: de aarde draait in 24 uur om haar as, de maan draait in 29 ½ dag om de aarde en samen draaien ze in een jaar rond de zon. Onze tijdrekening en kalender zijn gebaseerd op de bewegingen van de zon en de maan aan de hemel. Wanneer de zon langs de hemel beweegt, verandert de plaats en de lengte van de schaduw van een stok in de grond: een zonnewijzer. Dat zijn de oudste klokken waarmee mensen het tijdstip op de dag bepaalden. Door technische ontwikkelingen is de tijd over de hele wereld gestandaardiseerd in 24 tijdzones. Door de ontwikkeling van de radiotechnologie konden steeds sterkere zenders en ontvangers gebouwd worden. Tijdsignalen konden daardoor overal worden ontvangen, zodat mensen dezelfde standaard voor tijd gingen gebruiken. Onze hersenen bevatten een biologische klok die een natuurlijke dag- en nachtritme regelt. Dit bioritme raakt ontregelt als mensen in de nachtdienst werken of in korte tijd veel tijdzones passeren. Paragraaf 6.2 De aardas wijst altijd in dezelfde richting, terwijl de aarde om de zon draait. De zon staat daardoor niet het hele jaar even hoog aan de hemel. Dat veroorzaakt seizoenen (lente, zomer, herfst en winter). Elk seizoen verandert het weer. Eb (dalen van water) en vloed (stijgen) ontstaan door de zwaartekracht van de maan op de aarde. Wisseling tussen eb en vloed van het zeeniveau wordt getij genoemd. Om te weten wanneer een getij is, is van belang voor de zwemmers en de scheepvaart. Een getij duur 12 uur en 25 minuten. Het wordt veroorzaakt door de maan. De beweging van de maan, maakt de berekening van de waterstanden mogelijk. Zonsverduisteringen ontstaan als de maan precies tussen de zon en de aarde staat. Een maansverduistering ontstaat als de aarde tussen de zon en de maan staat. De baan van de maan ligt niet in hetzelfde vlak als de baan van de aarde om de zon. Daarom is niet elke maand een verduistering.
Paragraaf 6.3 Het zonnestelsel bestaat uit 9 planeten die om de zon draaien (Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunes en Pluto). Om de meeste planeten draaien manen. De planeten verschillen onderling strek van elkaar in grootte, samenstelling, temperatuur en omlooptijd om de zon. Veel van kennis over het zonnestelsel komt van ruimtevaartuigen die naar verschillende planeten zijn gestuurd. Zo zijn er niet alleen veel foto’s gemaakt, maar zijn we ook veel informatie over hun oppervlak, samenstelling van hun atmosfeer en hun temperatuur te weten gekomen. Het zonnestelsel is waarschijnlijk ontstaan uit een gigantische oerwolk (van gas en stof) die door zijn eigen zwaartekracht is samengetrokken. Door dat samentrekken ging deze oerwolk steeds sneller draaien, en al het materiaal kwam in het midden terecht. Toen is de zon ontstaan. Meer buiten de zon kwamen het geklonterde materiaal samen waaruit planeten ontstonden. De zon is een ster. Hij lijkt veel groter omdat hij dichterbij de aarde staat. Andere sterren staan veel verder weg, en kunnen kleiner of groter dan de zon zijn. Sterren zijn enorme gasbollen die licht uitzenden omdat ze zeer heet zijn. Sterren zijn vele lichtjaren van de aarde verwijderd. Lichtjaar: de afstand die het licht in 1 jaar aflegt. Paragraaf 6.4 Een telescoop vergroot het beeld en vangt veel meer licht op dan het oog. Sommige telescopen bestaan uit een buis met lenzen, maar grote telescopen gebruiken hol geslepen spiegels om het licht te bundelen. Door de waarneming te fotograferen wordt het beeld vastgelegd. Door fotografie waren de waarnemingen veel nauwkeuriger met elkaar te vergelijken. Met lange belichtingstijden wordt nog meer licht opgevangen, waardoor nog meer sterren en gaswolken zichtbaar worden. Hoe langer de belichttijd, hoe meer details op de foto te zien is. Uit het spectrum van sterlicht zijn temperatuur en samenstelling te bepalen. Tegenwoordig worden waarnemingen met een CCD-chip direct in de computer gezet. CCD’s zijn veel eenvoudiger en nauwkeuriger dan foto’s. CCD-chips worden niet alleen in de sterrenkunde gebruikt, ook in digitale camera’s en videocamera’s hebben er een.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.