Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 3, Blik op oneindig

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1256 woorden
  • 23 april 2005
  • 164 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
164 keer beoordeeld

Samenvatting ANW Hoofdstuk 3: Blik op oneindig 3.1 Aarde en maan Plaats op aarde aangeven met lengtegraad en breedtegraad. Lengtegraad bepalen: bepalen wan zon hoogste punt in zuiden was. Dat was tijdstip plaatselijk middaguur. Verschil tussen jou en Greenwich = lengtegraad bepalen. Tijdverschil een uur = 15 lengtegraden afstand van de Greenwich-meridiaan. Onze kalender is gebaseerd op de beweging van de aarde om de zon. Dus een Zonnekalender. 365,25 dagen in een jaar. Maankalenders: 13 manen per jaar en ong 28 dagen 1 maan. Sterrenkalender: Sirius gebruikt om te zien wanneer grote overstroming v.d Nijl. Dat was 3 dagen nadat Sirius precies op de horizon lag. Stonehenge: gebaseerd op zon. In het midden zie je dat zon op langste en kortste dag in het verlengde van bepaalde stenen komen. Zomer -> steeds meer naar N, de zon is langer boven de horizon en het is langer licht. De stand van zon, aarde en maan tov elkaar bepaalt hoe wij de maan verlicht zien -> schijngehalten -> invloed op ons denken. Aarde in baan rond zon door gravitatiekracht (een aantrekkende kracht tussen voorwerpen met massa) van de zon. De maan in baan door gravitatiekracht van de aarde. En gravitatiekracht van de maan zorgt voor onze getijden. Eratosthenes: Om 12 uur is er in Syene geen schaduw, op datzelfde tijdstip in
Alexandrië wel -> Hij meet met een stok -> Alexandrië om 12 uur 1/50ste deel van

een cirkel uit de loodrechte stand -> (m.b.v. wiel) De afstand is 800 km -> Omtrek
van de aarde is 40 000 km. 100 jaar eerder had de Griek Aristoteles gezegd dat de
aarde op z’n minst cirkelvormig was. Noordpool: poolster recht boven je. Poolster aan horizon bij de evenaar. Breedtegraad (op N halfrond): De hoogte van de poolster ( 0 - 90 graden) Nulmeridiaan: Het meridiaan bij het Engelse Greenwich. Ten westen 180 graden westerlengte, ten oosten 180 graden oosterlengte. GPS-ontvanger: positie bepalen mbv speciale satellieten: pc reken coördinaten
Het ontstaan van de seizoenen komt door de scheve aardas. 3.2 Ruimtevaart en onderzoek Buskruit: kruit + zuurstof verbranden = gasmengsel -> spuit naar benee - pijl omhoog
Moderne raketten hoge snelheid nodig gravitatiekracht ontsnappen. 20e eeuw proeven met raketten. Duitsland uiteindelijk de V2-raket. Europa’s ruimtehaven in Frans-Guyana, bij de evenaar. Yuri Garagin een rus was op 12 april 1961 1e man in de ruimte. Redenen ruimtevaart: weersontwikkelingen volgen & zend- en ontvangstinstallaties -> geen last van bergen of kroningen aardbol. Dus belangrijk telecommunicatie. Raket is een vervoersmiddel naar de ruimte…. Stroom -> zonnepanelen
Onbemande satelliet: doos met camera’s, meetinstrumenten, zend + ontvangstinstallatie en communicatieapparatuur voor gegevensuitwisseling. Op 300 tot 600 km boven de aarde is snelheid van 9 km/s. omloop = 100 min. Spaceshuttles vliegen tot 600 km hoogte . Aarde heeft 3 omloopbanen: De polaire omloopbaan: op een hoogte van 800 km over de polen, de stand tussen
zon en de satelliet verandert niet. (aardobservatiesatellieten) Geostationaire baan: op een afstand van 36000 km boven evenaar. Omloop 24 uur. Zo lijkt hij stil te staan: goed voor communicatie of weersatelliet
Lage omloopbaan: gaat om de evenaar. 1609 deed Galileo Galeleï ontdekkingen bij richten telescoop op hemel: maan is geen kristal maar rotsblok & meer sterren dan ze dachten & Jupiter 4 manen& Venus heeft ook schijngestalten net als de maan. Hubble Space Telscope draait sinds ’90 in lage baan om aarde = bekend

Nadelen van telescopen op aarde: 1) De lucht trilt door warme en koude ‘bellen’ die opstijgen en naar benden zakken
2) Het kan bewolkt zijn. 3) Overdag is een telescoop onbruikbaar vanwege het daglicht. 4) Groei van bevolking en industrialisatie -> groei kunstlicht -> lichtzwakke objecten
aan de hemel zijn slecht waar te nemen. 5) De atmosfeer werkt als een filter waardoor de meeste straling uit de ruimte wordt tegengehouden. Aardse telescopen kunnen voornamelijk zichtbaar licht en radiostraling opvangen. 3.3 Het zonnestelsel Griekse astrologen ontdekte 5 dwaalsterren (1000den jaren gelee): Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. Komeet: km’s groot en zijn van stof of ijs. In de buurt van de zon verdampt het ijs en vormt het gas een staart. Als de aarde door de ‘stofbuizen’ trekt zien we de stofjes als vallende sterren of meteoren in de atmosfeer verbranden. Meteorieten: grote blokstukken (bijv. splinters planetoïden) die in dampkring komen. Wij zien vuurbollen. Restanten kunnen op de aarde komen. Planetoïden/asteroïden : Kleine planeetjes. Er zijn er zelfs een paar met een naam. Alle planeten en planetoïden draaien dezelfde kant op. In het zonnestelsel zien ze kleine, rotsachtige planeten aan de binnenkant (Mercurius tot en met Mars)en grote gasplaneten aan de buitenkant (Jupiter tot en met Neptunus). Zon – Mercurius – Venus – Aarde – Mars – Planetoidengordel - Jupiter – Saturnus – Uranus – Neptunus – (kuipergordel) – Pluto. De zon en het planeten stelsel zijn 4,5 miljard jaar geleden ontstaan uit een grote oerwolk van gas en stof die heel langzaam draaide. Die wolk krom in onder zijn eigen gravitatiekracht en er ontstond een grote gasbol: de zon. De zon is een ster, in het binnenste vinden kernreacties plaats. Daarbij komt energie vrij en dat levert de zonnestraling op. Geleidelijk aan ontstonden klonters van rotsachtig materiaal die elkaar aantrokken en planeten vormden. Vanwege de hitte van de jonge zon werd veel gas uit de binnenste planeten gedreven. Jupiter verhinderde de vorming van een planeet in de huidige planetoïdengordel. Talloze brokstukken veroorzaakten inslagkraters op de planeten en hun manen. Meteorieten: Stukje materie van planeten – Een komeet – een astroide – ruimtepuin uit komeetstaarten (sterrenregen) 3.4 Oneindig heelal Tot in 16e eeuw gedachten: sterren even ver weg. Sterrenbeelden: patronen van heldere en zwakken sterren waarin mensen afbeeldingen zagen van goden, dieren en voorwerpen. Ecliptica = denkbeeldige lijn waarlangs de zon langs de hele trekt. Hier ligt de dierenriem
René Descartes dacht in 17e eeuw zon dichtbijstaande ster was. Christiaan Huygens probeerde afstand tot echte ster te meten -> ontdekte heelal groter is dan ons zonnestelsel. Dichtstbijzijnde ster, Proxima Centauri, licht op 40.000.000.000.000 km van aarde. Dit is 4,2 lichtjaar. 1 lichtjaar = afstand die het licht in 1 jaar aflegt met snelheid van 300.000 km/s. Door de jaarlijkse beweging van de aarde om de zon zien we nabije sterren verschuiven ten opzichte van de verder weggelegen sterren in de achterrond. De mate waarin dat gebeurt, de verschuivingshoek of parallax, word kleiner als de afstand groter word. Met de parallaxmethode zijn afstanden bepaald tot maximaal 1000 lichtjaar. Er zijn ‘wasizge vlekjes’ die niet tot het merkwegstelsel behoren. Ze hebben allemaal een nummer. Andromeda is M31 -> naaste buur -> anders sterrenstelsel -> ver weg
Edwin Hubble maakte nauwkeurige foto’s van M31 en ontdekte er sterren die op een regelmatige manier in helderheid wisselden. Dat patroon kwam ook voor bij veranderlijke sterren in de Melkweg waar hij de afstand van kende. Hij kon nu dus de afstand tot M31 bepalen. Het licht van een ster wordt vier keer zo zwak als hij 2 keer zo ver weg staat. (Andromeda staat op meer dan een miljoen lichtjaar). Afstand groter -> snelheid groter (hoe snel ze van ons afbewegen) (Hubble-relatie) Heelal begon 13,7 miljard jaar met uitdijen door de Big Bang. Dit kan worden nagebootst in grote deeltjesversnellers.. O.a. bij CERN in Zwitserland. Spectrum = kleurenband dat wit licht maakt. Spectraallijnen: dunne, donkere lijntjes in spectra van sterren en *stelsels. Ze ontstaan als het licht door een gaswolk trekt. De plaats van de lijntjes hang af van het gas. Het is dus een soort streepjescode om samenstelling van sterren en gaswolken te herkennen. In spectra van sterrenstelsels staan de spectraallijnen aan de rode kant, hoe groter de roodverschuiving, hoe sneller de sterrenstelsels van ons wegvliegen. Ster: Zon (en maan???) Astroiden: 2 gordels. Tussen Mars en

Silicaatplaneten (metalenkern): Jupiter. En de kuipergordel
Mercurius
Venus Kometen: vrije baan
Aarde twee staarten: stof en gas
Mars
Gasreuzen: Meteorieten: altijd in dampkring
Jupiter asteroïden, kometen en puin. Saturnus
Uranus
Neptumes
IJsplaneten: Pluto e.a.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.