Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Wonen in Nederland H1 & H2

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4890 woorden
  • 27 april 2014
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Aardrijkskunde Samenvatting: Wonen in Nederland H1 en 2

H1 Grote Rivieren In Lage Landen
§1.1 Brede rivieren door oneindig laagland
Laaglandrivieren
- De Ems en de Westerschelde zijn beide een estuarium, verwijde riviermonding waarin waterbeweging ook wordt beïnvloed door de getijden. Een stroomgebied is een gebied dat afwatert op een bepaalde rivier.
De Rijn, slagader van West-Europa
De Vorderrhein en Hinterrhein ontspringen op 2100m hoogte in de Zwitserse Alpen en stromen bij Chur, op 595m hoogte, verder als de Rijn. De twee bergrivieren worden gevoed door smeltwater van de hooggelegen gletsjers en door neerslagwater. De Rijn is een gemengde rivier en mond na zes landen in de Noordzee uit.
- Waterscheiding, grens tussen 2 stroomgebieden. De Rijn is een belangrijke waterweg voor scheepsvaartverkeer.
- Het lengteprofiel(grafische weergave van de loop van een rivier qua hoogte) van de Rijn valt te onderscheiden in bovenloop, middenloop en benedenloop.
- De bovenloop tot aan Bodensee (395m) heet Alpenrhein en verderop tot Basel (252m) Hochrhein. Het verval van de Alpenrhein bedraagt over een relatief korte afstand meer dan 1km, hier is de erosie en stroomsnelheid dus het hoogst.
- De middenloop na Bingen heet Mittelrhein. De Rijn stroom hier door een leisteenplateau waar het zich in heeft gesneden. Op sommige plaatsen moet de rivier zich door smalle kloven persen. De keiharde basaltrotsen in de ondiepe rivierbedding vormen een gevaar voor de scheepsvaart en waterafvoer.
- Vanaf Keulen (36m +NAP) begint de benedenloop, die Nederland bereikt bij 12.5m +NAP. Vanaf de grens gaat de rivier door de Rijndelta naar de Noordzee.
De Maas, een grillige rivier
> De bron van de Maas ligt op het Plateau van Langres in Noordoost-Frankrijk 400m hoog. Het heeft grofweg 3 stroomgebiedgedeelten, een Frans, Belgische en Nederlands deel.
- Het Franse deel kronkelt door de Franse Ardennen in noordelijke richting, het Franse stroomgebied is langgerekt en smal, weinig hoogteverschillen.
- In de Belgische Ardennen heeft de Maas zich diep ingesneden. Hier wordt de Maas bijgevoed door andere riviertjes met de neerslag omdat de bodem daar weinig neerslag opneemt. Hevige regenval in de Ardennen leidt snel tot een hoge waterstand in de Maas. De vertragingstijd is onder deze omstandigheden gering. Omdat het stroomgebied van de Maas relatief klein is, is de kans groot dat er overal in het stroomgebied tegelijkertijd neerslag valt.
= Nederlands deel.
- De Grensmaas is bochtig en in de zomer onbevaarbaar è Julianakanaal parallel voor de grote scheepvaart.

- Rivierkleiafzettingen op doorlatende grindlagen.

- In Midden-Limburg zand- en grindpakketten: de Plassenmaas è geschikt voor delfstofwinning, recreatie, waterberging. Fig 1.4

¡ Ten zuiden van Mook is het Maasdal begrensd door terrassen, dus:

- geen polders en dijken.

- uiterwaarden vaak intensief gebruikt è overstromingen kunnen grote schade aanrichten.

¡ De Maas stroomt nu naar Hollands Diep via Bergse Maas en Amer.

= Een groot deel van de Maas is bevaarbaar è stuwen en sluizen regelen het waterpeil en de scheepvaart (anders dan de Waal en IJssel).

Meanders, uiterwaarden en kribben
Rivieren maken natuurlijke bochten, meanders genoemd. Een meander ontstaat doordat het sneller stromende water in de buitenbocht de aarde wegspoelt, terwijl in de binnenbocht bij een lagere stroomsnelheid grond wort afgezet.
- De oever waar grond wordt weggesleten heet stootoever, de rivier is daar diep. De oever waar materiaal wordt afgezet heet glijoever. Dit mechanisme zorgt ervoor dat bochten de neiging hebben een steeds wijdere lus te vormen, tot op het punt dat ze zichzelf afsnijden en weer de oude weg afleggen.
- Het dwarsprofiel(dwarsdoorsnede van riviergeul op bepaald punt die waterbreedte en verschillen in waterdiepte laat zien) van een laaglandrivier is kenmerkend. In zomer en najaar blijft de rivier binnen de lage zomerdijken, omdat de rivierafvoer dan laag is. Deze zomerdijken liggen aan weerskanten van het zomerbed, waarin de vaargeul ligt. In het voorjaar en winter staat het water hoog en stroomt over de zomerdijken heen de uiterwaarden in. Het water dat in de uiterwaarden kan lopen wordt tegengehouden door de hoge winterdijken. Het gebied dat bestaat uit de uiterwaarden en het zomerbed heet het winterbed.
- Om het rivierwater sneller af te voeren en beter bevaarbaar te maken kan men bochten afsnijden, kribben langs de oever aanleggen en steenbestorting aanbrengen. Dit zijn kanalisatiewerkzaamheden. Kanalisatie, beek of kanaal wordt rechtgetrokken en wordt voorzien van stuwen en sluizen.
- Kribben zijn korte, stenen dwarsdammen die haaks op de oever worden aangelegd, waardoor de rivier als het ware versmald wordt. Het gevolg is dat de stroomsnelheid toeneemt en de vaargeul dieper wordt uitgesleten.
- Met behulp van stuwen kan de waterstand onder controle worden gehouden. Om de vaarweg toegankelijk te houden worden naast de stuwen sluiscomplexen aangelegd.
- De delfstofwinning, dijkverzwaring en de kanalisatiewerken zijn voorbeelden van ruimtelijke inrichting van de rivierbedding.
- Dijkverzwaring betekent verhoging en vooral verbreding van het dijklichaam.
§1.2 Met de klompen in het water
Over waterafvoer en regime
- Waterafvoer, manier waarop overtollig water uit gebeid wordt verwijderd.
- De hoeveelheid water, aantal kubieke meters per seconde op een bepaald punt, die een revier verwerkt, word aangeduid met debiet.
- Regime / regiem, jaarlijkse schommelingen in de waterafvoer van een rivier.
- De Rijn voert als gemengde rivier zijn water veel gelijkmatiger dan de Maas en de Vecht, die alleen maar regenrivier zijn.
Hoogwater in de Rijn
> De Rijn stroomt bij het plaatsje Spijk Nederland binnen en vertakt zich al snel in de Waal en de veel smallere Neder-Rijn.
- De verdeling van de afvoer over de verschillende Rijntakken wordt geregeld door Rijkswaterstaat. Als de waterafvoer aan de lage kant is krijgt de Waal prioriteit, die is belangrijk voor de scheepsvaart.
- Een situatie van hoogwater op de Nederlandse Rijntakken ontstaat na langere perioden met veel neerslag in het stroomgebied.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Extreem hoogwater: liever niet
> De uitersten in de waterafvoer hebben negatieve gevolgen. Bij zeer hoge waterstanden komt de veiligheid van het binnendijkse land in gevaar.
- De waterdruk op de rivierdijken kan zo groot worden dat een doorbrak dreigt. Wanneer de zanderige kern verzadigd is met water, kunnen gemakkelijk stukken dijklichaam wegzakken.
- Vanwege golfslag aan oevers kunnen vaarbeperkingen worden opgelegd.
- Als in de zomer de campings en uiterwaarden onderlopen gaat dit ten koste van de recreatie en loopt met veel omzet mis.
> Extreem laag water levert ook problemen op. Zout water kan landinwaarts dringen waardoor de verzilting toeneemt.
- De elektriciteitscentrales moeten vanwege problemen met koelwater lager gaan draaien en vanwege de temperatuurstijging van het water neemt het O2 gehalte af en kunnen vissen sterven.
- De scheepsvaart heet minder ruimte en kan niet meer vol beladen varen.
- Een lange periode van lage rivierstanden leidt tot een laag grondwaterwaterpeil en zo kunnen natuurgebieden uitdrogen.
Nog meer water
> De hoeveelheid water die rivieren moeten afvoeren wordt alsmaar groter, vanwege de klimaatsveranderingen en toenemende bodemintensivering waardoor regenwater sneller wordt afgevoerd.

- In het stroomgebied van de Rijn wonen ongeveer 50mil mensen, het is dichtbevolkt en verstedelijkt. Het gevolg van de toenemende verstening, toename van bebouwd oppervlak, is dat er minder neerslag kan infiltreren in de bodem en dat het overtollige water steeds sneller wordt afgevoerd.
- Ook de intensivering van de landbouw leidt tot een snellere afvoer van water. De akkerbouwers willen namelijk het liefst een laag grondwaterpeil dus willen al het overtollige water snel afvoeren.
Dalend land
> Zeespiegelstijging, verhoging van de gemiddelde stand van het zeewater.
- Men onderscheidt absolute zeespiegelstijging van de relatieve zeespiegelstijging. Absoluut betekent dat het gemiddelde peil van eb en vloed ten opzichte van een vast punt omhoog gaat in de loop van de tijd. Wanneer dit wordt gecombineerd met de daling van het land, spreekt men van relatieve zeespiegelstijging. Absolute bodemdaling is het zakken van het niveau van het maaiveld ten opzichte van een vast referentie punt, het Normaal Amsterdams Peil NAP.
> Oorzaken dalen van de bodem
- Scandinavië ging in de laatste ijstijd (Weichselien) gebukt onder een enorm pakket van landijs, toen werd daar het land naar beneden geduwd. Vervolgens smolt het ijs en daardoor veert de bodem (Baltische plaat) daar nog steeds langzaam omhoog. De aardkorst zoekt namelijk een nieuw evenwicht, isostasie. Nederland daalt hierdoor, door een wipwap verschijnsel.
- Tijdens de ijstijden lag de Noordzee droog, gaandeweg werd het Noordzeebekken opgevuld met sedimenten. Door het toenemende gewicht van die sedimenten bleef het gebied dalen, later toen het ook nog eens volliep met water werd het effect versterkt. Het gevolg is dat Nederland kantelt, de lagere delen zakken en de hogere delen komen weer omhoog.
- Door de Groningse aardgaswinning daalt de bodem in en rondom het aardgaswinningsgebied. Door het wegvallen van de gasdruk verdicht de poreuze zandlaag zich, waardoor het volume van het zandpakket afneemt.
= Door de winning daalt de bodem met alles erop, maar het water blijft staan en stijgt dus in opzichte met het land, dit probleem wordt met behulp van het verlagen van het waterpeil opgelost.
- Veelvoorkomende soort bodemdaling: zakking. Het inzakken kan het gevolg zijn van: inklinking, krimp, oxidatie en zetting.
~Inklinking, Door het graven van sloten en vaarten wordt water onttrokken aan de bodem, waardoor de opwaartse druk in de bovenste grondlagen minder wordt en de bodem dus inklinkt.
~Krimp, Veen dat door ontwatering boven het grondwaterpeil komt te liggen, droogt uit en hierdoor neemt het volume af.
~Oxidatie, Veengrond die niet onder water staat zal vergaan door contact met zuurstof.
~Zetting, Door druk van buitenaf, zware machines, kan veen- of kleigrond in elkaar worden geperst.
- Daling van rivierbodems door uitschuring. In Nederland liggen de rivieren op grof zand, dat gemakkelijk in beweging wordt gebracht door stromend water. Een gevolg van de uitdieping van de Nederlandse Rijntakken door uitschuring is een verlaagde waterstand in Duitsland dat problemen kan leveren voor de scheepsvaart daar. Hoe dichter de rivier zijn monding nadert, hoe meer sediment blijft liggen en hoe meer bedding wordt opgehoogd.
- Er zijn grote regionale verschillen wat betreft de zeespiegelstijging. De laagste en meest kwetsbare gebieden hebben het meeste last van bodemdaling.
Pompen is verzuipen
- Ontwatering leidt tot verzakking, omdat het water wordt weggepompt en zo de bodem steeds verder inzakt. Vanaf vroeger uit leidde de steeds betere bemaling tot steeds verdere inklinking, nu nog steeds.
Van koelkast tot broeikas
> Het versterkte broeikaseffect zal leiden tot klimaatverandering.
- Volgens wetenschappelijke inzichten zal er een temperatuurstijging optreden van 1.5 tot 5.8*C.
Deze stijging heef t2 gevolgen voor de waterkringloop: De bedekking van de aarde met sneeuw en ijs zal afnemen en er zal meer water door de rivieren worden aangevoerd dan dat er wordt verdampt.
- Voor Nederland zijn de gevolgen voor het waterbeheer door de temperatuurstijging van belang. De neerslagriem zal veranderen. De neerslag zal vooral in de winter vallen en onregelmatiger en heftiger zijn, de winters en zomers zullen wat warmer worden en de zomers zullen droger worden.
Amersfoort aan Zee
- Meting over lange periode nodig om storende invloeden uit te schakelen.

- Klimaatmodellen werken met simulaties en toekomstscenario’s.

- Veel onzekere factoren, bijvoorbeeld:

- de mate van stijging van de luchttemperatuur.

- de toename van de hoeveelheid broeikasgassen.

Ernstige gevolgen
> Nederland zal ook gevolgen ondervinden van de klimaatverandering.
- Kans op overstromingen neemt toe.
- Een onregelmatiger regime van rivieren oa.: hogere piekafvoer, langer laag water, meer extremen.
- Er zal steeds meer ruimte nodig zijn in het winterbed van de Rijntakken.
- De binnenvaart zal meer hinder ondervinden van de toenemende van laagwaterperioden.
- Landbouw krijgt meer te maken met verzilting en de grondwaterspiegel zal omhoog gaan.
- Waterafvoer van grote rivieren zal meer tegenstand ondervinden.
- Als gevolg van verandering in zeestromen kan er kusterosie optreden.
> Menselijk ingrijpen in het stroomgebied van een rivier leidt tot een onregelmatiger regime en een verkorting van de vertragingstijd.
- Het wordt tijd voor een andere maatregel dan alleen maar dijken te verhogen.
§1.3 Ruimte voor de rivier
Een nieuw waterbeleid
> Deltacomissie 2008
- Waterbeleid 21ste eeuw. Het verhogen van dijken is alleen maar een lapmiddel, we moeten meer oorzaakgerichter de problemen oplossen, om het regime van de rivieren beter te kunnen beheersen moet je meebewegen met de natuurlijke loop.
- Kern nieuwe beleid: Geef het water de ruimte, voordat het de ruimte zelf inneemt.
- Twee uitgangspunten nieuwe waterbeleid:
~Techniek en ruimte worden slim gecombineerd
~Werken volgens de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen, afvoeren.
Een slimme combinatie van techniek en ruimte
> Hogere dijken en sterkere gemalen zijn geen goede lange termijnoplossingen.
- In het project Ruimte voor de Rivier (2000) geeft de overheid aan welke mogelijkheden er zijn om het water meer de ruimte te geven.
- Rivierbedverruiming: combinatie van technische ingrepen om een hoe waterafvoer van een rivier op te vangen.   Toelichting:
A: Versmalling zomerbed – stroomsnelheid wordt groter en ondiepten in rivier worden uitgesleten.
B: Kribverlaging: Door uitschuring vaargeul door de tijd heen zijn de kribben hoger komen te liggen, moeten verlaagd worden voor betere waterafvoer. Verdieping: Technische ingrepen om de rivier meer ruimte te geven, voor grotere waterafvoer. Dit kan door de uiterwaard te verdiepen of het zomerbed uit te graven.
C: Nevengeul: Het graven van een nevengeul in de uiterwaard vergroot de doorstroom van het winterbed zonder het gehele zomerbed uit te graven.
D: Nieuwe rivierloop graven buiten het winterbed omgeven door hoge dijken.
E: Uiterwaardverlaging: Zo kan er meer water afgevoerd worden door het winterbed.
F: Het verwijderen van obstakels helpt om het water vrij te laten doorstromen.
G: Dijkversterking/verzwaring/verhoging: Zo kan de dijk een hogere waterstand tegenhouden.
H: Verbreding: Winterdijk meer landinwaarts plaatsen, zo vindt een verbreding van het winterbed plaats en kan er meer water door stromen.
I: Retentiebekken: Binnendijks omdijkt gebied om tijdelijk water op te vangen.
- Een retentiegebied is bedoeld om de maatgevende afvoer te helpen wegwerken. Dit is de hoeveelheid water die veilig en controleerbaar afgevoerd moet worden naar zee. Een voordeel van retentie is dat het de waterstand in het gebied dat stroomafwaarts van het retentiebekken ligt laat dalen.
- Wanneer er een extreme rivierafvoer is, kan men gebruik maken van de uiterste noodoplossing, de noodverloopgebieden. Een noodoverloopgebied komt pas in beeld als de hoeveelheid af te voeren water groter is dan de maatgevende afvoer.

 Regeringsplannen voor meer noodoverloopgebieden teruggebracht omdat: zeer hoge kosten,

twijfels aan de effectiviteit en de grote maatschappelijke weerstand.

 Criteria voor het aanwijzen van noodoverloopgebieden zijn: veiligheid en risico’s, ruimtelijke gevolgen en internationale samenwerking, maatschappelijk draagvlak, technische en juridische uitvoerbaarheid, kosten / baten en schaderegelingen.
Flessenhalzen
> De steden langs de rivieren zijn flink gegroeid, daardoor heeft de rivier veel ruimte moeten inleveren.
- Omdat ruimte voor de rivier maken door bebouwing af te breken niet gaat, wordt het water door een flessenhals gestuwd. Bij deze plaatsen wordt een groene rivier of bypass aangelegd om het gebied te beschermen. Dit is een bedijkt gebied dat aftakt van een rivier om een deel van het water via een andere route te leiden.
Een levende rivier
> Voor waterstaatkundige plannen is nodig: voldoende draagvlak en stevige financiële onderbouwing.

= Voorbeeld van succesvol plan is het project Grensmaas.

- Na de hoogwaterjaren 1993 en 1995 volgde het Deltaplan Grote Rivieren.

- Aanleg Maasdijken en de Maas meer ruimte geven.

> De Maaswerken bestaan uit: verbreding van de stroomgeul en verlaging van de uiterwaarden.

Daarmee worden vier doelstellingen gehaald:

- Bestrijden wateroverlast, verbeteren scheepvaartroute, natuurontwikkeling in Maasdal en grindwinning.
§1.4 Een omgangsregeling met water
De watertoets
> Belangrijk is dat er genoeg ruimte overblijft om overstromingen en wateroverlast op te vangen.
- Sinds 2003 is de watertoets verplicht, om plannenmakers niet te laten vergeten dat er ruimte nodig is voor het water. Dit houdt in dat de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast van aanleg van een nieuw iets nauwkeurig moet worden vermeld in een waterparagraaf. Er wordt gecontroleerd op 3 punten:
~De bouwactiviteit mag het vasthouden, bergen en afvoeren van het water niet in de weg staan.
~Het gevolg van de bouwactiviteit mag niet zijn dat waterproblemen worden afgewenteld op naburige gebieden.
~Als een bouwproject toch moet doorgaan, moet worden aangegeven welke maatregelen nodig zijn om het watersysteem op orde te houden.
Drietrapsstrategie
> De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw vindt dat er een drietrapsstrategie moet worden gevolgd om het teveel of tekort aan water in de hand te houden: vasthouden, bergen, afvoeren.
- Eerste stap – Opvangen – Het opvangen van overtollig water op de plek waar het overschot ontstaat. Vasthouden wil zeggen dat het water tijdelijk in beperkte hoeveelheden, maar over een grote oppervlakte verspreid, in een gebied wordt opgeslagen.
Scheiden van de rioolafvoer en regenwater, regenwater meteen de bodem in laten zakken bijvoorbeeld met wadi’s.
- Bergen is de tweede stap: als het vasthouden onvoldoende lukt, wordt het water tijdelijk bewaard in open water, zoals plassen, vijvers en kanalen.
Extra berging kan worden gemaakt door de dijken die om het bergingsgebied te liggen, te verhogen. Ook kan er meer oppervlaktewater worden aangelegd, door sloten, beken en kanalen te verbreden of een heel nieuw meer aan te leggen. Dit kan allemaal ook gecombineerd worden met recreatie en woonfunctie.
Omstreden is het bouwen in buitendijks gebied, maar uiteindelijk heeft de regering 15 proefgebieden aangewezen waar er wel gebouwd mag worden in de uiterwaarden.
- Afvoeren is de derde stap: pas als vasthouden en bergen echt niet meer mogelijk zijn, mag er water naar een ander gebied worden afgevoerd. In regenachtige perioden laat men zo veel mogelijk boezemwater vrij in zee lopen. Door de daling van het land wordt dat steeds lastiger. Een storm die het zeewater opstuwt, maakt het lozen soms onmogelijk.
Verdroging en verzilting aangepakt
> Verdroging is in Nederland Waterland een erkend probleem.
- Verdroging heeft 3 oorzaken:
~ontwatering en versnelde afwatering(drainage) voor de landbouw
~het aan de bodem onttrekken van grondwater voor drink- en industriewater en beregening
~overige, toename verhard oppervlak, bebossing en zandwinning
- Door menselijk ingrijpen daalt de grondwaterstand, om dit aan te vullen wordt gebiedsvreemd water aangevoerd, wat het ecologisch evenwicht kan verstoren.
- Bij lage grondwaterstand neemt ook de kweldruk af, van kwel is sprake wanneer vanuit een gebied met een hogere grondwaterstand het water door de bodem wegsijpelt naar plaatsen met een lager grondwaterpeil. Als de kweldruk afneemt kan verdroging optreden.
= Bij vloed dringt zeewater in de riviermonding binnen. Bij lage rivierafvoer stroomt het water minder hard waardoor het zeewater steeds verder het land kan binnendringen.
= Droogteschade en zoutschade hangen met elkaar samen. Zoutschade wordt tegengegaan door doorspoelen, daardoor wordt het verzilte oppervlakte water in West- en Noord-Nederland verdund zodat het kan worden gebruikt in de landbouw.
Internationale afspraken
> Waterproblematiek wordt meestal op stroomgebied, fluviale schaal, bekeken.
- Grensoverschrijding van waterlopen geeft het belang aan van internationale samenwerking -> intergouvernementele samenwerking nodig voor goede aanpak.

- 1950: internationale commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging -> Rijnconferentie (nu ICB Rijn).

Na de giframp bij Sandoz werd het Rijn Actie Programma opgericht.

Tegenwoordig is er aandacht voor waterkwaliteit én waterkwantiteit:

- IRMA-programma: Rijn- en Maasstaten gericht op hoogwaterpreventie.

- Sinds 2000: Europese Kaderrichtlijn voor water -> gezamenlijk opstellen van actieprogramma’s m.b.t. waterproblemen.

- ICB Maas gebruikt Europese Kaderrichtlijn om Maas schoner te maken.

- Ingrepen in de natuurlijke loop van de rivieren in Duitsland leiden tot verkleining van de vertragingstijd -> waardoor de hoogwatergolf sneller in Nederland aankomt en opstuwing plaatsvindt tussen Ruhrgebied en Nederlandse grens.

- Actieplan Hoogwater leidt tot zoeken naar meer ruimte voor water, o.a. aanleg retentiebekkens langs de Duitse Niederrhein.

- Voorbeeld: Bislicher Insel: samenwerking met Nederland in planning en kosten.

H2 De Lage Landen Bij De Zee            
§2.1 Kust in beweging                            
De Nederlandse kust
> Al duizenden jaren sprake van zeespiegelstijging.

= Tijdens transgressieperioden sloeg veel land weg, maar ontstonden ook duinen, veenmoerassen en kleiafzettingen.

= De Nederlandse kust is vooral een duinenkust.

= Naar ontstaan en geomorfologie zijn er drie kusttypen: Waddenkust, Gesloten kust, Estuariumkust.
Zachte kusten en harde kusten
> Een kust die bestaat uit duinen, stranden, zandplaten, wadden en kwelders is een zachte kust.
- Het duinlandschap is jong, de duinen zijn in de loop van duizenden jaren door stromingen en wind als zandbanken aan de oostelijke randen van de Noordzee opgehoopt.
= Er zijn 2 soorten duinen bij de Nederlandse kust, jonge en oude. De oude zijn duizenden jaren geleden ontstaan en liggen nu enige kilometers landinwaarts. De jonge ontstonden pas zo’n duizend jaar geleden en vormen als Rijkszeewering de grens met de Noordzee en zijn een stuk hoger dan de oude duinen.
- Wadden zijn buitendijkse gronden die alleen bij vloed overstromen en is gelegen tussen de Waddeneilanden en de vaste kust. Het wad bestaat uit water, zandplaten, slikken, geulen en prielen. De geulen zijn diepere gedeelten die altijd vol water staan. De gedeelten die bijna altijd boven water liggen heten kwelders. In het waddengebied is er meer aanslibbing dan afslag. Verscheidenheid van planten en dieren in het waddengebied is groot. Duinen en wadden vormen een belangrijk onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur.
> Harde kusten zijn door de mens aangelegd en bebouwd met o.a. dijken en dammen, op sommige plaatsen zijn hoofden aangelegd, strekdammen die haaks op de kust liggen.
- De zeedijken vallen onder de primaire waterkeringen.
- Ook zachte kusten hebben vaak harde elementen zoals golfbrekers.

- Uitmondingen van kanalen in zee zijn voorzien van pieren.

- De Hondsbosse Zeewering steekt steeds meer uit door kustafslag bij de uiteinden.

- Primaire zeeweringen beschermen tweederde van Nederland tegen het buitenwater.

- De Wet op de waterkering 1966 verdeelt Nederland in dijkringen.

- Een stelsel van keringen, waaronder de Maeslantkering, beschermt het gebied Rotterdam / Europoort.

- Zandverplaatsingen en stromingen maken de kust tot een onderling verbonden systeem.
Geven en nemen
> Kustprocessen zorgen voor opbouw en afbraak van de kust onder invloed van de krachten van wind en water. De kustlijn is voortdurend in beweging door natuurlijke gevolgen en menselijk ingrijpen.
Wind
> De wind is medeverantwoordelijk voor het ontstaan van golven en zeestromingen, opstuwing van water, transport van zand en zandsedimentatie. Als de aanvoer van zand achterblijft bij de aanvoer zorgt dat voor kusterosie.
Golven
- In diep water is de golfsnelheid hoger dan in ondiep water. Zand dat ui zee wordt meegenomen, zal daarom bij de kust sedimenteren. In ondiep water breken de golven en stroomt het water terug, waarbij zand wordt verplaatst, dit heet stranddrift.
Zeestromingen
> Zeestromingen zijn zoutwaterstromen op een grotere ruimtelijke schaal, o.a. Golfstroom en Noord-Atlantische Drift.
= De Reststroom stroomt van zuidwest naar noordoost langs de kust en heeft weinig invloed op de kustprocessen.
Opstuwing
> Opstuwing is een samenspel van wind en hoogwater, kan het buitendijkse landschap van kwelders, slikken en schorren in korte tijd sterk veranderen.

Getijden
> De vloed zorgt 2 keer per dag voor hoogwater op zee. Eb is de stroming waarbij het water van de zee zakt.
= Beide waterbewegingen samen heet getijde, aantrekkingskracht van vooral de maan, maximale waterhoogte heet hoogtij, minimale waterhoogte laagtij. Springtij is extra hoog water en komt voor als de aantrekkingskracht van de maan en zon samenvallen.
= De getijdenbewegingen draaien vanuit zuidwestelijke richting langs de kust en versterken daarmee het effect van de zeestroming en de overheersende zuidwestelijke winden.

= Wandelende eilanden door samenwerking van wind, getij, zeestroom.

= Vloedstroom loopt sneller daardoor is er bij afgaand water sedimentatie.

= De kustvorm en de omvang van het Noordzeebekken beïnvloeden de getijdenamplitude.

Een lagedrukgebied geeft iets hogere waterstanden dan een hogedrukgebied.
De mens
> De bewoners van de Lage Landen zochten plekken waar ze veilig waren van het water. Ze bouwden wierden en terpen en later ook dijken.
= Sinds Middeleeuwen actieve landaanwinning, inpoldering, droogmakerijen.

= Er is sprake van een toenemende invloed van menselijke activiteiten op de kust.
§2.2 Koffers pakken
Een veilig gevoel
> Bewoners weten weinig van de kustveiligheid, maar voelen zich toch veilig en vertrouwen op bescherming van de overheid.

- De kans op overstromingen door de zee is klein. De kustverdediging wordt aangepast aan de overstromingskans die van een gebied wordt vastgesteld.

= De overheid past de overstromingskans aan door veiligheidsmaatregelen. Elke vijf jaar wordt de overstromingskans getoetst.

= De schade (het gevolg) hangt af van: de oppervlakte van het gebied, de ligging t.o.v. zeeniveau, het aantal inwoners en de economische investeringen.

De schade kan toenemen als deze elementen veranderen.

= Het risico is de vermenigvuldiging van de kans op een overstroming maal de schade / de gevolgen. De volle, laaggelegen Randstad loopt veel risico.
Rijzende zeespiegel en verdwijnend zand
> Door de klimaatverandering wordt de zeewering in de toekomst zwaarder belast.
- De gevolgen van de klimaatverandering: zeespiegelstijging, windsnelheden, golfhoogte, wateropstuwing, extreem hoogwater, neerslag per seizoen. Alles wordt anders.
- Een hogere waterstand tast de duinenrij aan. Door kusterosie verdwijnt land in zee.
- Voortbestaan van onze kust alleen mogelijk wanneer:
~de zeebodem moet over een grote afstand vanaf de kust flauw aflopen
~de zeestromingen moeten voldoende zand aanvoeren
~het verschil in waterhoogte bij eb en vloed mag niet te groot zijn
~de kust moet niet worden geteisterd door te veel stormen
~de zeespiegel mag niet te snel stijgen
= Kustafslag is tegenwoordig een structureel proces. Rijkswaterstaat gebruikt als meetmiddel om aan te geven hoeveel kust er wordt afgeslagen de basiskustlijn.
= Als de zeespiegelstijging meer als 5mm per jaar is, kan het waddengebied dit niet bijhouden.
= Op sommige plaatsen groeit de kust aan. De zandbalans geeft aan hoeveel zand erbij komt of verdwijnt langs het strand. Het natuurlijke zanddelende systeem vult aan (Waddenzee) of neemt weg (Waddeneilanden, Zeeland).
Kustverdediging
> Van belang is de veiligheid van de kust.

- Vier kustproblemen: handhaven van de kustlijn, veiligheid, beheersen overstromingsrisico en golfoverslag bij harde kustdelen.

= RWS is verantwoordelijk voor het dagelijks onderhoud van de kust en houdt (voorlopig) de basiskustlijn van 1990 aan.

= Het onderhoud is op basis van een veiligheidsnorm: een superstorm bij een uitzonderlijk hoge waterstand eens in de zoveel jaar.

= De schade moet beperkt worden tot het wegslaan van de voorste duinenrij.

= Golfoverslag kan bij een harde kust leiden tot een breuk van binnenuit.
Luctor er submergo?
> Natuurlijke kustprocessen werden altijd aan banden gelegd. Maar de traditionele kustverdediging werkt onvoldoende of averechts.

- Menselijk ingrijpen leidt ook tot verlies van belangrijke natuurwaarden.
§2.3 Inspelen op de natuur
Meewerken met de natuur
> Een nieuwe manier van kustverdediging: werk samen met de natuur en laat de natuur het werk doen, zo krijg je een veerkrachtig kustsysteem, dit heet dynamische handhaving.
- Dynamisch handhaven is een kwestie van geven en nemen. Binnen een bepaalde bandbreedte mag de kust bewegen, zodat wind en water vrij spel hebben om op te bouwen en af te breken. De kustlijn van 1990 is hierbij de meetstaaf.
- Het probleem met onze kust is dat er zand verdwijnt. Dit verlies wordt goedgemaakt door zandopspuitingen die de kustlijn op zijn plaats houden, zandsuppleties.
Er zijn 2 soorten zandsuppletie: Strandsuppletie en Vooroeversuppletie.
= Zand wordt niet alleen van strand en duinen weggeslagen, maar ook onder water. Daarom past Rijkswaterstaat ook vooroeversuppleties(onderwatersuppleties), het benodigde zand wordt uit diepere delen van de Noordzee opgezogen.
= Met zandsuppleties kunnen we de kust voldoende veilig houden, zelfs voor de te verwachte zeespiegelstijging.
= Waar zachte kusverdediging niet helpt past men harde kustverdediging(beton of asfalt) toe, deze heeft als nadeel dat de kust zich niet meer vrij kan bewegen en geen mogelijkheid heeft om zich te herstellen na een stormseizoen.
= Soms blijvend succes van harde kustverdediging: bijvoorbeeld de dam op Texel.
Dynamiek en diversiteit
> Een slufter is een getijdengebied waarin zout water vanuit zee onder invloed van eb en vloed door een geul in de duinen het land kan binnendringen.
- Slufters zijn een voorbeeld van dynamisch kustbeheer: getij en wind houden de kust in stand en vormen een gradiëntrijk milieu. Met gradiëntrijk wordt bedoeld dart er sprake is van allerlei overgangen in hoogteligging, grondsoort en waterhuishouding in een gebied. Door dit soort overgangen vormt een gradiënt een ecosysteem dat bestaat uit een rijke variatie aan planten en dieren.
= Onderhoud aan de slufter op Texel nodig door natuurlijke verschuivingen.

- Menselijk ingrijpen leidt ook tot verlies van belangrijke natuurwaarden.
§2.3 Inspelen op de natuur
Meewerken met de natuur
> Een nieuwe manier van kustverdediging: werk samen met de natuur en laat de natuur het werk doen, zo krijg je een veerkrachtig kustsysteem, dit heet dynamische handhaving.
- Dynamisch handhaven is een kwestie van geven en nemen. Binnen een bepaalde bandbreedte mag de kust bewegen, zodat wind en water vrij spel hebben om op te bouwen en af te breken. De kustlijn van 1990 is hierbij de meetstaaf.
- Het probleem met onze kust is dat er zand verdwijnt. Dit verlies wordt goedgemaakt door zandopspuitingen die de kustlijn op zijn plaats houden, zandsuppleties.
Er zijn 2 soorten zandsuppletie: Strandsuppletie en Vooroeversuppletie.
= Zand wordt niet alleen van strand en duinen weggeslagen, maar ook onder water. Daarom past Rijkswaterstaat ook vooroeversuppleties(onderwatersuppleties), het benodigde zand wordt uit diepere delen van de Noordzee opgezogen.
= Met zandsuppleties kunnen we de kust voldoende veilig houden, zelfs voor de te verwachte zeespiegelstijging.
= Waar zachte kusverdediging niet helpt past men harde kustverdediging(beton of asfalt) toe, deze heeft als nadeel dat de kust zich niet meer vrij kan bewegen en geen mogelijkheid heeft om zich te herstellen na een stormseizoen.
= Soms blijvend succes van harde kustverdediging: bijvoorbeeld de dam op Texel.
Dynamiek en diversiteit
> Een slufter is een getijdengebied waarin zout water vanuit zee onder invloed van eb en vloed door een geul in de duinen het land kan binnendringen.
- Slufters zijn een voorbeeld van dynamisch kustbeheer: getij en wind houden de kust in stand en vormen een gradiëntrijk milieu. Met gradiëntrijk wordt bedoeld dart er sprake is van allerlei overgangen in hoogteligging, grondsoort en waterhuishouding in een gebied. Door dit soort overgangen vormt een gradiënt een ecosysteem dat bestaat uit een rijke variatie aan planten en dieren.
= Onderhoud aan de slufter op Texel nodig door natuurlijke verschuivingen.

= Ecologische waarde blijkt uit: grote natuurlijke dynamiek en grote biodiversiteit / soortenrijkdom van flora en fauna.

- Ook elders langs de kust belangrijke ecologische waarden.

= Grote soortenrijkdom in de duinen

= Waddengebied als natuurreservaat: kraamkamer, foerageer- en rustgebied  onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (Natura 2000).

= Westerschelde als getijde estuarium van groot ecologisch belang.

- Conflict tussen de ecologische waarden en de economische waarden.

Voorbeelden: bollenteelt, glastuinbouw, stedenbouw, recreatie / toerisme, schelpen- en zandwinning, infrastructuur en vervoer.

= Oude kustplaatsen binnen de bandbreedte blijven beschermd.
Wonen aan de kust
> Kustgebied vormt een aantrekkelijk leefgebied.

- Kustbebouwing brengt met zich mee dat een deel van de bewegelijkheid van de kust verloren gaat. Deze ontwikkeling, waarin een kustlijn een harde grens wordt die veel bescherming vraagt heet bolwerkvorming. Een harde, starre kustlijn maakt dynamisch evenwicht zeer lastig. Een kust die bestaat uit bolwerken, vergt echter buitengewoon veel zandsuppletie, terwijl de kust in de toekomst alleen maar meer wordt aangevallen door het water, een bodemloze put dus.
- Bolwerkvorming verhoogt het overstromingsrisico -> Regelgeving en vergunningenstelsel (4e Nota Waterhuishouding).

Bebouwingscontouren moeten de kuststrook veiligstellen.

> Door de stijgende zeespiegel is op de lange duur een keuze nodig voor de kwetsbare kustgedeelten: zwakke schakels: versterking aan de landzijde, of zandbuffers aan de zeezijde aanbrengen, zoals de Zandmotor.

= De overheid reserveert ruimte langs de zwakke schakels door het aangeven van zogenaamde zoekgebieden.
 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.