Regionale Beeldvorming

Beoordeling 4.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 4558 woorden
  • 23 april 2007
  • 22 keer beoordeeld
Cijfer 4.2
22 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Par. 1 Informatie zenden en ontvangen ►De media spelen een grote rol bij beeldvorming, ook bij beeldvorming over regio’s. Vooral de televisie doet dit. Maar wie maakt deze programma’s waardoor wij worden beïnvloed? Als ontvanger wordt je op allerlei manier voorzien van informatie. Maar deze informatie wordt gefilterd. ► De mens komt op 2 manieren aan kennis over een gebied: ● Interne informatie. Hierbij gaat het om informatie dat je al hebt. ● Externe informatie. Dit gaat om invloeden van buitenaf, die andere mensen je dus geven. ■ Van deze informatie maak je zelf weer een mix. De aanwezige kennis en ervaring van waaruit een regio wordt bekeken noemt men het referentiekader. ►Het beeld wat jij van de wereld hebt is heel persoonlijk. Deze beelden kunnen ook weer veranderen, door: - gegevens toevoegen aan je wereldbeeld; - bestaande ideeën versterken; - wereldbeeld veranderen. De mate waarin je openstaat voor nieuwe informatie, is mede bepalend voor je kijk op de wereld. Perceptie ► Perceptie is de manier waarop je tegen de werkelijkheid aankijkt (de manier waarop iemand verschijnselen waarneemt en daaruit een beeld vormt van de werkelijkheid). Perceptie is dus objectief en subjectief. ● Perceptie heeft veel te maken met wat je verwachtingen zijn. ► Het regionale beeld is van belang voor ruimtelijk handelen. Mensen beslissen over hun ruimtelijk handelen zelden met objectieve kenmerken, maar meestal op basis van hun perceptie. Dus daarbij speelt subjectieve kenmerken een grote rol. ● Een regionaal beeld kan heel erg verschillen van de werkelijkheid. ► Een stereotype is een eenzijdige en vaak sterk vertekende vervorming van de werkelijkheid. Het is een karakterisering met de nadruk op enkele kenmerken. ● Stereotypen hebben vaak een negatieve lading. ■ Over dezelfde groep kunnen ook hele positieve dingen zijn. Het is maar hoe je het wilt bekijken. Par. 2 Zenders van informatie: city- en regiomarketing ► Niet alleen de ontvanger, maar ook de zender heeft zijn voorkeuren en beperkingen. De zender wil zoveel mogelijk klanten trekken

Ook willen ze klanten tevreden stellen. De zender wil interesse wekken bij decisionmakers. Dat zijn dus niet alleen klanten, maar ook politici en bedrijven. Dit in het geval van een dorp/stad. Men wil de identiteit versterken door een sterke binding. ► Promotie is het aantrekken van consumenten. Dit kan je doen door; - je product te verbeteren - je imago te vebeteren. Uiteindelijk gaat het erom dat ze jouw product kiezen en niet die van de concurrent. ● Citymarketing is de inspanningen die erop gericht zijn om te kunnen concurreren met andere steden. Regiomarketing is hetzelfde als het over gebieden gaat. ● Er zijn 4 marketingwapens: - infrastructuur en bereikbaarheid; - bezienswaardigheden; - modelburgers; - kwaliteit leefomgeving. ● Steden willen mensen en bedrijven in hun gemeente hebben voor het geld. ■ De meningen over de werking loopt uiteen. Sommige mensen vinden dat als steden promoten bedrijven in andere steden weggaan, en het moet juist om de eenheid van Nederland gaan. (steden bedrijven aantrekken, bedrijven in andere steden weggaan) Par. 3 Zenders van informatie: toerisme en nieuwmedia ►Uitzenden van beelden gebeurd met een bedoeling. Veel gebieden proberen toeristen aan te trekken. ► Toerisme is een booming industry. ● Toenemende welvaart ging samen met groeiende mobiliteit en vrije tijd. Hierdoor groei van toerisme en recreatie. Het gaat gebieden niet alleen om toeristen, maar ook recreatie voor eigen bewoners. ● Meer Nederlanders gaan naar het buitenland dan buitenlanders naar Nederland komen, daarom wil de overheid veel promotie. ■ Organisaties vragen zich af hoe je een gebied moet aanprijzen. ● Waar verspreid je de reclame? Welke doelgroep qua leeftijd, inkomen, gezinssituatie en herkomst. ■ Universiteiten helpen Nederland te promoten. Wetenschappers hebben bewezen dat mensen heel kritisch kijken. ► Hoe verder weg mensen op vakantie gaan, hoe vager de details worden. Dus Amerikanen willen Holland zien, de Duitsers bijvoorbeeld alleen de kuststreek. Dit heet afstandsverval. ● Ook op andere gebieden is er een selectie. - Het bijzondere van een gebied wat ‘thuis’ niet is. - In de informatiestroom is er een selectie bij leeftijd en inkomen. ► Grote invloeden komen van de media: ■ De standplaats van deze zenders is van groot belang. Mensen zijn geneigd Nederlandse zenders meer te geloven dan buitenlandse zenders. Par. 4 Collectieve beeldvorming ► Een collectief beeld is een beeld waar een groep mensen op dezelfde manier naar iets kijken. Een stereotype behoort ook daartoe. ► Afstandsverval is in de vorige paragraaf behandeld. ● Maar de kwaliteit van een beeld heeft niet alleen te maken met afstand. ● De houding van Nederlandse jongeren tegenover Duitsland is veel negatiever dan andere EU-landen. ¾ Vind de Duitsers arrogant, bijna de helft ziet ze zelfzuchtig. Veel Nederlanders kennen de naam van de Duitse bondskanselier niet. Grappis is dat jongeren met Duits in hun vakkenpakket hebben dat die meer in Duitsland geïnteresseerd zijn. Nederlanders met Duitse kennissen stellen zich ook positiever af. Hoe hoger het opleidingsniveau hoe minder mensen een uitgesproken mening hebben. De regio waar men in woont, heeft merkwaardiger wijze geen verschil op de gedachtes over Duitsers. Of je nou in Venlo of Zandvoort woont, het maakt niks uit. Etnocentrisme ► De manier waarop men tegen een gebied aankijkt is vaak eenzijdig. Ieder mens beschikt immers maar over een beperkte hoeveelheid informatie. ■ De neiging om een andere cultuur te beoordelen te vergelijking met de eigen cultuur heet etnocentrisme. Dit kan leiden tot afkeer van een bepaalde andere cultuur. Dit heet xenofobie (xenos=de onbekende). Par. 5 Manipuleren met informatie ► Vaak willen de zenders de feiten mooier voor te stellen dan ze zijn. Zoals reclame. Manipuleren kan op verschillende manieren: - Foto’s, films, teksten of tekeningen. Foto vanuit bepaald standpunt. Alleen een deel van de werkelijkheid wordt getoond. - Kaarten
Elementen weggehaald of vergroot, bewust gekozen schaalverdeling. - Afstand en ligging
Absolute afstanden i.p.v relatieve en de ligging t.o.v. andere dingen - Cijfermateriaal
Cijfers maken indruk - De weergave van cijfers
Een staafdiagram positiever lijken dan een cirkeldiagram, maar dezelfde cijfers zijn erin verwerkt. Geografische beeldvorming §6 Mental maps en ruimtelijk imago ► Mensen hebben een subjectieve beeldvorming van een gebied. Mental map is een kaart dat je in je hoofd hebt over bepaalde gebeurtenissen. ● Veel mensen maken (onbewust) dagelijks gebruik van zo’n kaart. Bijvoorbeeld de route van school naar huis. Als het goed is ken je die weg en hoef je niet op een echte kaart te kijken. Regelmatig worden bepaalde indrukken veranderd. Hoe dichterbij het gebied, hoe zorgvuldiger de informatie. ► Een mental map kan je uittekenen; dat heel ruimtelijk beeld of ruimtelijk imago. Een ruimtelijk imago bevat ook dingen die je alleen in woorden kan uitdrukken, zoals cultuur. ■ In veel ruimtelijke imago’s over het buitenland komen deze dingen naar voren: - Dingen die anders zijn - Zaken naar eigen interesse, zoals voetbal - Actualiteit zoals ‘het drugs probleem’ ► Zie 2.4 §7 Een geografisch verantwoord beeld ► Wat is aardrijkskunde? ● Het gaat om het bestuderen van gebieden en de spreiding van verschijnselen. Basisvragen: - Waar? Wat? Hoe? Dit gaat over de plaats. - Waarom/Waardoor? Dit gaat over natuurkundige (klimaat, bodem) en menselijke factoren (economie, cultuur) - Wat is de toekomst? - Tot slot een waardeoordeel. Eigen mening en die van betroken gebaseerd op bepaalde feiten. ► Soms is het handig om je eigen beeld over een gebied te controleren. Bijv. als je gaat verhuizen of op vakantie gaat. Om te oordelen of een gebied geschikt is, kan je het beoordelen op 4 kenmerken: - ligging - landschap - bevolking - relaties

De ligging: ►Onderscheid tussen absolute (site) en relatieve (solution) ligging. ● Met absolute ligging gaat het om een objectief te bepalen plaatsbepaling ● Met relatieve ligging gaat het over ruimtelijke verschijnselen
Vooral het begrip bereikbaarheid. ■ Bijv: De waarde van een huis hangt niet alleen af van het huis zelf maar ook van de omgeving. Landschappelijke kenmerken: ►Onderscheid tussen fysisch milieu en ingerichte ruimte ● Onder fysisch mileu vallen elementen van de natuurlijke omgeving (dus natuur). ● Onder ingericht landschap valt cultuurlandschap. Bevolkingskenmerken: Hieronder vallen 4 kenmerken: ● Culturele kenmerken. Onder cultuur valt alles wat is aangeleerd door een menselijke groep ■ Bij Aardrijkskunde gaat het vooral om taal, godsdienst, geschiedenis en normen en waarden van een groep. ● Demografische kenmerken. Hieronder vallen de omvang en de samenstelling. Demografische kenmerken werken vaak lang door. ■ Nederland heeft last van vergrijzing omdat in een periode na de 2de WO veel baby’s werden geboren. ● Economische kenmerken. Hieronder vallen bijv. bestaansmiddelen en werkloosheid. ■ Welvaartsmiddelen leiden vaak tot politieke spanningen. Conflicten tussen economische belangen en bescherming van het leefmilieu zijn er overal op de wereld. ● Politieke aspecten. Dit heeft te maken met het uitoefenen en spreiding van macht. ■ Tussen landen (regio’s) vaak grensconflicten. ►Relationele kenmerken. Hierin onderscheid tussen interne en externe relaties. ● Interne relaties zijn relaties binnen de regio. ● Externe relaties zijn relaties met een andere regio. ► Afbeelding 2.9 is een samenvatting van deze paragraaf. §8 Recreatiebestemmingen: op de schop of in verval? Ruimtelijk gedrag vloeit voort uit de waardering van vakantiegebieden, hun imago dus. Recreatieregio’s zijn op 2 manieren beïnvloed met dit. 1. Gedrag van de klant. Deze zoeken de regio’s uit. 2. Ruimtelijke ontwikkelingen ► Toeristische streken reageren op het beeld dat ze zelf oproepen bij de bezoeker. Ondernemers en instanties reageren hier weer op door ruimtelijke aanpassingen. ► In de ontwikkeling van de toeristische gebieden zijn 3 lijnen: Pleasure Periphery = recreatieve wereld. Deze vergroot. ■ De eerste periferie ontstond begin 19de eeuw in de vorm van badplaatsen rond de Noordzee. Rijke mensen lieten hier villa’s bouwen waar ze gedurende het badseizoen verblieven. ■ Door de opkomst van spoorlijnen zorgden ervoor dat steeds meer mensen naar badplaatsen konden – ook voor kortere tijd. Ook kon men nu verder reizen, naar de Middellandse Zee. Dit heet de 2de periferie. ■ De 3de periferie ontstond rond de jaren 60 toen Europese grenzen werden gepasseerd, door opkomst van het vliegtuig. ■ De 4de periferie is de hele wereld, vooral dankzij steeds goedkoper wordende vliegtuigprijzen. ■ Naast verschuiving is er een 2de ontwikkelingslijn: die van verschuiving of zelfs verdringing. Toeristenstroom verandert; qua aantal en qua type. Ruimtelijke segregatie is de wens om zich sociaal te onderscheiden. De hogere sociale mensen gaan naar steeds apartere plaatsen. Hierin is het verdringingsproces goed waarneembaar. ● Derde lijn: opkomst, bloei en verval ● Begin is dat het onbekend is. Bij de groeiende bekendheid wordt het imago voor buitenlanders bijgesteld maar stereotypes blijven. ■Einde is verval en neergang. Hierbij heb je 2 keuzes: gang laten gaan of proberen te herstellen. Bij het laatste weer keuren tussen bevolkingsgroepen. Dringen om de mooiste plekjes
Pioniers in reizen zijn de rijken (de upper class) Van duur vakantie gebied naar grote aantallen met kleine beurzen. Dit heet downgrading, proces van verdringing. ► Niet altijd loopt het proces als die van het ‘kustplaatsenmodel’, maar meestal wel. ● Fase 1 = de ontdekking. Plaatselijke bevolking wilt (nog) geen toerisme ● Fase 2 = boeiende reisverhalen van pioniers. De plaatselijke bevolking ziet brood in het toerisme. ● Fase 3 = ontwikkeling. Touroperators en buitenlanders gaan investeren in deze gebieden. ● Fase 4 = consolidatie. De nieuwheid raakt van het gebied af. ● Fase 5 = vervuiling door de drukte. Bezoekers worden afgeschrikt. Stagnatie. ● Fase 6 = neergang. ■ Deze downgrading kan ook weer leiden tot upgrading door vernieuwing. §9 Prettig wonen? ►Je kunt niet altijd wonen waar je wilt. Je bent ook werkgebonden. ● Om indruk te krijgen van een gebied worden enquêtes gebruikt. Makelaars, stedenbouwkundigen en planologen willen dat graag weten, zodat ze niet voor niets bouwen. ► De waardering van een woongebied wordt weerspiegeld in de huizenprijs. In de Randstad is het hoger dan in Friesland. ■ Mensen die in aanmerking komen voor een vinexwijk hebben de volgende voorkeuren: - Groen en vrij uitzicht bij hun woning; - Homogene samenstelling - Woonwijk met een stedelijken; restaurants, theater, bieb, etc. - Anderen (70%) willen een landelijke uitstraling - Woning dicht bij het centrum (winkel) en bos. Het eigen vervoer scoort beter dan het openbare vervoer. ■ Natuurlijk hangt de woonwens af van allerlei dingen. Alleenstaande wonen liever in de stad, jongere gezinnen landelijk. Wonen aan het water is aantrekkelijk, maar niet met jonge kinderen. Tweeverdieners wonen liever niet stedelijk. ► Onderzoek naar woonwensen: ● Mensen willen hun leefomgeving verbeteren. Ze wonen liever in een gebied waar ze zelf NIET wonen. ■ Het is niet altijd zo dat de nieuw gekozen woonplek overeenkomt met de wens. §10 Riskant leven ► Natuurrampen kunnen overal toeslaan. Maar in sommige gebieden (vulkaan Etna, Tornado Alley) zijn de kansen groter. Waarom wonen er toch mensen in dit gebied? ● Dit gaat over de spanning door dreigende natuurrampen en de perceptie en bewoners. Deze is heel optimistisch, en buitenstaanders vinden dat raar. ● Het oostelijke deel van Sicilië is heel gevaarlijk, maar toch wonen hier veel mensen. De bevolkingsdichtheid op de hellingen van de Etna is hoog omdat deze zo vruchtbaar is. Men zit er niet mee hier te wonen. We zijn geneigd om de kans op een ramp kleiner in te schatten dan werkelijk zo is. Ze willen niet verhuizen naar een ander gebied, uit angst voor het onbekende, of ander werk ed. En mensen willen niet hun bestaansbron en bezit achterlaten. Dus blijven ze. Natuurlijk was er wel emigratie, maar dat lag meer aan pushfactoren zoals werkloosheid, enz. ► Ook het meest kwetsbare deel van Nederland is het dichtstbevolkt. Heeft de inschatting van rampen te maken met de frequentie? Of met de technische mogelijkheden een ramp te voorkomen? Waarom gaan we niet naar Noord-Nederland? ● Een ‘natuurramp’ wordt ook veroorzaakt door menselijke handelingen; zoals onjuiste landbouwmethoden en ontbossing. Hevige regenval is dan alleen nog maar de druppel die de emmer deed overlopen. Gevolgen van een natuurramp zijn meestal ernstiger bij lagere technische en welvaart kunden. ● In Californië onderschat men de kans op een aardbeving. Vooral nieuwkomers in risicogebieden doen dit. Bewoners van rijke en hoogontwikkelde gebieden vertrouwen op de overheid. ‘Ze’ regelen het wel. Niet iedereen verzekert zich tegen rampen. Ook bouwkundige voorzieningen worden soms genegeerd. Zoals altijd ligt dit aan de kosten, ze vinden het niet waard. Doordat men gevaren overschatten doet de lokale politiek ook niks aan bescherming. ■ De optimistische kijk is opmerkelijk. Maar men vindt risico om alles te verliezen minder belangrijk dan de voordelen. Vrijwel iedereen schat het risico te laag in. ● De overheid is meer geïnteresseerd in het voorspellen van natuurrampen. Net na een ramp komen er allerlei wetten die gebouwen en evacuatieplannen moeten verbeteren. Wie geld wilt hebben voor onderzoek naar een aardbeving of orkanen, kan dit het beste doen net nadat een dergelijke ramp is gebeurd. ● Ook in economisch mindere gebieden wilt men niet vertrekken. Niet alleen is klei en as veroorzaakt door natuurrampen vruchtbaar, maar er zijn ook religieuze redenen. ►Er zijn veel streken op aarde die blootstaan aan een natuurramp. ● Begrensd rationeel keuzegedrag is dat je beïnvloed wordt bij keuzes maken door mentale beelden van een leefomgeving en de betekenis daarvan. Soms leid dit ertoe uit vertrek van gevarengebieden. Maar aangezien mensen gevaren onderschatten gebeurd dit niet vaak. ■ Rampen worden vaak gezien als het ‘noodlot’ of de ‘wil van de goden’. ■ Soms worden de oorzaak en gevolg op een wetenschappelijke manier uitgelegd. Dan leid het vaak tot maatregelen. Deze maatregelen kunnen op lokkaal, regionaal of landelijk niveau gebeuren. Hoofdstuk 4 Par. 11 Volgende indeling voor een kaart in de atlas: Naar functie ► Gebruik ● Landkaarten - topografische kaarten - overzichtskaarten ● Navigatie- of oriëntatiekaarten. Gebruikt voor het uizetten of volgen van een bepaalde route. ● Thematische kaarten. Nadruk op spreiding van bepaalde dingen. Indeling naar vormgeving: - Chloropetenkaarten: Hierin wordt naar de kwantiteit (waarde) gekeken van een verschijnsel. - Isolijnen kaarten. Verschijnselen die gelijk aan elkaar zijn worden door lijnen met elkaar verbonden. - Chorochromatische kaart. Het gaat niet om de intensiteit (hoeveelheid) maar om kwalitatieve verschillen. Bv Wereldgodsdiensten. - Diagram kaarten. Kaarten waarin diagrammen zijn verwerkt. - Stippenkaarten. Hoeveelheid wordt aangegeven door stippen. - Stroomdiagrammen. Hierin wordt beweging aangegeven. - Anamorfosediagram. Afbeelding naar verschillen. - Remote-sensing. Zijn geen kaarten maar beelden die door sensoren zijn opgewekt en met de pc worden bewerkt. Voordelen zijn onzichtbare dingen zichtbaar maken, en gelijktijdig beelden over grote gebieden dezelfde gegevens worden verzameld.
Par. 12 Projectiemethode ► Een kaartenmaker kan de werkelijkheid uitbeelden zoals hij wil. Dit kan ook door de projectiemethode. De aarde is bol en dat is lastig. Het gradennet op de aardbol heeft 5 kenmerken: - breedtecirkels (parallellen) oost-west - lengtecirkels (medianen) noord-zuid - loodrecht op elkaar - meridianen zijn even lang - de parallellen verschillen qua lengte
Een cartograaf kan niet aan alle eigenschappen volden. Er moeten keuzes gemaakt worden. ► Mercador is de oudste proectiemethode. Vormen zijn goed maar oppervlakte niet. (midden te klein, noord-zuid te groot) Veel gebruikt in scheep en luchtvaart. ● De projectie van Fuller laat alleen de werelddelen zien. ► De projectie van Peters laat de juiste oppervlakte zien. Hierdoor klopt de vorm niet. ● De projectie van Winkler is een combinatie van Merctor en Peters. Oppervlakte+vorm klopt niet, maar daardoor lijkt deze wel het beste. Deze wordt het meest gebruikt. Schaal en generalisatie ► Je kunt nooit alles weergeven. Dus wat behoud je en wat laat je weg? Hierdoor kan je ook manipuleren. Vroeger ging dat uit gebrek aan kennis, maar nu hebben we satellieten dus kunnen we alles zien. Remote sensing. ● Ook bij satellieten worden keuzes gemaakt. Figuur 4.10 zijn meerdere vormen van manipulatie, namelijk: - opnames van verschillende kleuren - false colors (later ingekleurd ► Wat een cartograaf weglaat heeft ook te maken met de schaal. 1 cm kan in werkelijkheid 200 km zijn. Een schaalstokje is dan handig. ● Hoe groter het schaalgetal hoe kleinschaliger het is op de kaart. En dan moeten er dingen weglaten (generalisatie) worden en andere vergroot (overdrijven). ● Kleuren is ook een vorm van manipulatie. Felle kleuren trekken aandacht en donkere kleuren overheersen. Par. 13 Kaarten zijn voor gegraven onmisbaar. Een aantal vaardigheden zijn hiervoor nodig. - kaartlezen - kaartanalyse. 2 manieren hiervoor: - orde van gegevens - relateren (verbanden leggen) - kaartinterpretatie. Verklaring waarmee je gebruik maakt van de kennis die je al hebt. - Kaartproductie. Zelf een kaart maken. Hoofdstuk 5 Australië Par. 14 Ligging en Fysisch milieu. Ver weg geïsoleerd. ► Australië is een heel continent. Het ligt ten zuidoosten van Azië. Afstanden naar andere continenten zijn groot. Ook binnensland grote afstanden. ● Door isolatie Australië op eigen koers. Eerst gebruikte GB ze als strafkolonie. Niet veel later ook andere immigranten. In de outback geen regels. Tot 1976 alleen blanke immigranten Daarna weinig zwarten. Landschap en delfstoffen ► Indeling 3 grote gebieden: - helft is westelijk plateau. Oorspronkelijk deel van Antartica. +300-500m - Centrale laagland. Groot geografisch verleden. - Oostelijk bergland. Oud geërodeerd gebergte. Grens vruchtbare gebieden en ‘outback’ ● Kustlijn is 25 000 km. Veel kliffen + witte stranden. ► Lange geologische geschiedenis. Veel delfstoffen. Goud, steenkool, bauxiet etc. Par. 15 ► 85% bevolking in steden. 40% in gebieden Sydney en melbourne. Aangenaamste gebieden voor klimaat. (sikkelvormig, oost-zuid) Ook beste plek voor akkerbouw. In binnenland alleen grote kuddes schapen. ● Opbouw steden vergelijkbaar met VS. Zakencentra’s in buurt van havens en uitgestrekte buitenwijken. Goed openbaar vervoer, veel groen, weinig criminaliteit.
Par. 16 ► 40 000 eerste aboriginals in Australië. Deze eerste immigranten van Australië. ► Ontdekker: Abel Tasman (NL) Kustlijn in kaart: Cook (GB) Eind 19de eeuw immigranten (gevangenen). ● Laster ook ‘normale’ mensen. Begin kust later trek naar binnenland door goudvonsten. Engelse regering bevordert immigratie door betaling overtocht. Jaren ‘50: 95% Europees, waarvan 75% Brits-Iers. ● Sinds 1945 5,7 mil. Immigranten, vooral net na WOII. V.a. 1950 per decennium ong. 1 mil. immigranten. Na 1970 vooral Duitsers, Italianen + Grieken. ► White Australian Polity: Blanken voorrang. Pas opgeheven in de jaren ’70. Sindsdien opleidingsniveau en kans op economisch succes toelatingsbeleid. ► In juni 2000 was 4,5 mil. (kwart) in ander land geboren. Tot 1980 bijna alleen Europeanen, daarna flinke groei Aziaten. Hierdoor gevolgen op sociaal-maatschappelijk gebied. Aziaten vestigen zich in steden aan de oostkust (Sydney) De Europese wijken van de jaren ’70 nu bewoond door Aziaten. 2,5 mil. Spreekt andere taal dan Engels en verandering belangrijkste godsdienst. Met gunstige economie geen spanningen, bij tegenvallende wel. Par. 17 ► Aboriginals zijn de inheemse volken van Australië.. Voor Engelsen bestonden ze niet; zij dachten onbewoond. Na hun komst enorme daling Aboriginals. Door ziektes, verdringing en slechte behandeling. Wetten voor afzondering Australische bevolking en Abo’s. Geen staatsburger tot 1907. ● Abo’s zijn redelijk verspreid: 90% op 25% aardoppervlak (Blanken 90% op 2,5%). Toch woont 65% in de stad en heeft baantje. Alleen in Northern Terrotory nog jagen + verzamelen. ► Tegenwoordig is behandeling van Abo’s door de eeuwen heen belangrijk punt op politieke agenda. Abo’s proberen grond terug te krijgen of te beschermen tegen economische uitbuiting. Komende jaren groei van Abo’s. Hoger geboortecijfer en hoger sterftecijfer. Maar: Abo’s worden ong. 60 jaar, australiërs ong. 80 jaar. Par. 18 ► Aziatische tijgers: New Industrializing COuntrys; maar Australië New Declining Country. Export altijd belangrijkste inkomstenbron geweest. In 1900 hoogste Bruto Binnenlands Product p.p. ter wereld. ● In veeteelt sector en delfstofwinning waren weinig werknemers nodig. Maar door verkoop wel veel werknemers nodig in dienstensector oostkust. Ze werden het doorgeefluik naar rest van wereld. ► Vanwege grote afstanden naar bv. GB+VS hoge importkosten. Dus in kust-gebieden importvervangende industrie. Toen er lagere importkosten kwamen beschermde Australië de eigen industrie door hoge importtarieven. Geld voor bescherming kwam van exportwinst. Het land leefde boven stand en vanaf 1980 daling door toenemende concurrentie. ► Koerswijziging, industrieel kon Australië Azië niet volgen, maar konden wel goed samen ruilen. Azië had mineralen, metalen en landbouwproducten nodig, en AU had dat in overvloed. Gevolg: AU ging zich richten op Azië en niet meer op Europa en de VS. ● Toch geen verzekering van succes in toekomst. Importtarieven van beiden zijn hoog. En Au is geen grote afzettingsmarkt: 18 mil. mensen tegenover 220 van Indonesië, wat dus veel aantrekkelijker is voor Aziatische bedrijven. Ook zijn er lagere arbeiderskosten in Indonesië, wat dus goedkoper voor bedrijven is. Hoofdstuk 6 Midden Oosten Par. 19 Islamitische wereld: Atlantische Oceaan (Marokko) tot Kaspische Zee (tussen Iran+ Turkije). Midden-Oosten maar dat klopt niet helemaal. Groot overgangsgebied tussen dit gebied en rest Afrika. Streek westen van Bospurus (Turkije) = Eu. Par. 20 Veel aardolie en aardgas. (aardrijkskunde) gevolgen: - hoog BNP - haven- en hoofdsteden door winst olie export gemoderniseerd. Hierdoor zichtbaar verschil tussen moderne en traditionele cultuur. - Deel winst geïnvesteerd in olieraffinaderijen en petrochemische industrie. - Migranten van armere gebieden naar rijkere oliegebieden - (Vrouwelijke) immigranten aangetrokken voor werk in dienstensector - groot verschil rijkdom tussen olie en niet olie gebieden. - Buitenlandse investeringen dus internationalisering. Par. 21 De regio kent veel milieuproblemen door: - Groeiende bevolking - Behoefte aan economische ontwikkelingen

Gevolg: ontbossing, verzilting en verwoesting (Dit alles in droge gebieden) Par. 22 ► Noord Afrika en zuidwest Azië kerngebied islam. ► Politieke brandhaarden. Soms leid islamitische fundamentalisme tot grote problemen. Hoofdstuk 7 Europa Par. 24 ►Grens Europa zee + bergketens Oeral + Kaukasus ● Geen sprake van 1 Europese cultuur, tenzij onderscheid tussen Europa en andere continenten. ■ Enerzijds sprake van vervagen cultuurverschillen: door internationalisering-processen, maar vooral door integratie. ■ Anderzijds sprake verdiepen verschillen, vooral door nationalisme. Heet desintegratie. Deze twee dingen bepalend voor toekomst Europa. Par. 25 ►Europa onderscheid zich van andere continenten door: diversiteit. ● Grote ongelijkheid bevolkingsspreiding en –dichtheid. Veel volkeren, grote en kleine. Europa vond nationalisme uit wordt gezegd. Grote verschillen ontwikkelingspeil, taal, godsdienst, enz. ● Ook in cultuurlandschap grote verschillen (breedtegraad, klimaat, reliëf enz.) Nooit ver van zee, zeeklimaat maar oosten landklimaat. Noord Europa toendragebieden, Zuid Europa erosielandschappen. ■ Bergketens vaak belangrijke scheidingsgebieden klimaat. Vier grote regio’s hoogteligging: - Noord Europese laagvlakte (0-500m) - Alpiene plooiingsgebergte. Jong gebergte +1500m. - Oude middelgebergte. Oud gebergte, nu golvend landschap. - Westelijke hooglanden. Resten gebergte 300 mil. jaar oud. (van Portugal tot Noordkaap) Par. 26 ► De oorspronkelijke begroeiing (bos) plaatsgemaakt voor cultuurgrond door ontginning. Hierdoor veel erosie, vooral Engeland (vroeger) en Spanje-Portugal. ■ Tegenwoordig ontbossing in wintersportgebieden probleem. ■ Veel afgelegen berggebieden ontvolkt door moeilijke levensomstandigheden. ► Water groot probleem mediterrane streken door verkeerd gebruik in landbouw. Gevolg: verzilting en verdroging. ● Stuwmeren zijn in veel berggebieden landschapbepalend. ► Zorg milieu in westen aardig in oosten heel slecht. Veel rivieren open riolen, landbouwgrond vergiftigt. Enorme uitstoot zwavel. Chemische problemen. Winning erts probleem (kwik). Milieuproblemen moeilijk oplosbaar door: - regeringen hebben er geen geld voor - Westerse investeerders investeren niet in vervuilde gebieden - Slechte wetgeving - Oplossing vereist vaak samenwerken meerdere staten.
Par. 27 ► Zorg regeringen is laag geboortecijfer en hoog sterftecijfer door vergrijzing. In oosten ook gezondheidssituatie. Op termijn dreigt bevolking aantal landen af te nemen. ► Hoge levensstandaard lokt migranten naar West-Europa. Sommige landen gebruiken ze voor arbeidstekorten. (Duitsland) Hoofdstuk 8 Noord-Amerika Par. 28 ► Samenwerking op economisch gebied sterk toegenomen. Belangrijke multilaterale instellingen zijn de GATT en de WTO. Deze gaan ervan uit dat een land moet produceren waar ze goed in zijn. ● Dit proces van internationalisering vermindert politieke grenzen in economie en groeit tot een wereldmarkt. ► De NAFTA is een economisch samenwerkingsverband tussen VS, Mexico en Canada als tegenhanger van de EU en de Aziatische landen. ► Voor en nadelen: Positief: toename totale werkgelegenheid en efficiënter gewerkt. Hierdoor daling vluchtelingen van Mexico naar VS. ► Maar in VS daling werkgelegenheid. Par. 29 ► Vier belangrijke immigratieperiodes naar de VS: ● Eerste periode: Groot-Brittaniërs, Duitsers en Fransen. Reden: economisch, politiek of godsdienst. ● Tweede periode: Noordwest Europeanen. Reden: werklozen en hongersnood. ● Derde Periode: Zuid en Oost Europa. Deze mensen deden niet mee met de meltingpot. Reden: oorlogen (1914: 1,2 mil.) ■ De relatieve afstand werd verkort door uitvinding van stoomschip. Reis werd korter en goedkoper, grotere capaciteit. ● Nauwelijks immigratie 1930-1965. Daarna weer meer door nieuw toelatingsbeleid. (hierin werd niet meer uitgegaan van nationaliteit). Vierde periode: Aziaten en Mexicanen. ► Tegenwoordig per dag 2.200 vluchteling en 5.000 illegalen. Overheid probeert illegalen te verkomen. ► Meningen verdeelt over migratie naar VS. De meeste bewoners hebben ouders of grootouders die geïmmigreerd zijn. Aan de andere kant werden in bepaalde periodes bepaalde groepen tegengehouden. ► In de toekomst zal er nog steeds immigratie zijn, vooral hoog opgeleide mensen en om politieke of godsdienstige reden. Par. 30 ► De platentektoniek gaat ervan uit dat de aardkost bestaat uit 7 grote en een dozijn kleine platen bestaat. Daaronder is een vloeibaar gesteente. ► De continentale korst drijft hoger dan de oceanische korst. De platen bewegen. ► De Pacifische en de Noord Amerikaanse plaat raken elkaar in west Amerika. Hierdoor zijn daar veel aardbevingen. De San Andreas breuk is 1.250 km lang en ligt in Californië. Hierdoor ligt over 16 miljoen jaar San Francisco naast Los Angeles. Hoofdstuk 9 Zuidoost Azië ► Zuidoost Azië bestaat een aantal eilandrijken en een bonte verzameling staten op het vaste land. Het gebied is een kruispunt van culturen. Er zijn grote verschillen in rijkdom en inwoners. ► Een paar gemeenschappelijke elementen: Gekoloniseerd geweest door een Europese macht, alle landen liggen aan zee behalve Laos en Myanmar (Birma), een land locked sate. Maleis is een belangrijke handelstaal en met engels kom je ver. In alle landen is een Chinese minderheid die de handel in handen heeft. Onderlinge economische vervlechting is beperkt. Grote verschillen tussen arm en rijk. ■ De meeste landen hebben een slecht milieu doordat ze tropisch hardhout verkopen. Primate cities (Kuala Lumpur, Manilla) lopen ver voor op de rest van het land, maar hebben last van luchtverontreiniging. ► Alle landen zitten in de ASEAN. Opgericht om het communisme tegen te gaan maar tegenwoordig heeft het een economische invalshoek.
Par. 32 ► Thailand en Indonesië lopen economisch bijna parallel. Nadat Indonesië onafhankelijk werd besteedde de regering te weinig geld aan onderwijs. Hierdoor bleef het een arm land. Voedseltekorten verdwenen pas door de Groene Revolutie. ● Grondstoffen die de wereld hard nodig hadden (in de jaren ’70) was in Indonesië aanwezig. Investeringen van buitenlandse bedrijven brachten werk waardoor het inkomen verbeterde. ■ De groei in Indonesië beperkte zich rond Jakarta en zuid Sumatra. In de jaren ’90 door corruptie grote teruggang en herstel is ver weg. ► Thailand had eerst een importsubstitutie maar dit lag de welvaart in de weg. Daarom gingen ze exporteren. Ze gingen onderdelen in elkaar zetten tot producten. Dit is de eerste trede in de economische ladder. Thailand is politiek een stabiel land. Democratie en vrije pers, nauwelijks etnische spanningen. ■ Ze hadden last van de crisis. Hierdoor niet stap 3 en 4. Stap 2=: de productie van onderdelen
Stap 3=: organisatie van de productie van onderdelen. Stap 4=: onafhankelijk exporteur van goederen ► Nadelen economische groei Thailand: Groei alleen in Bangkok & omgeving, dus immigratie hierheen. De mannen vinden ongeschoold werk en de vrouwen en meisjes moeten gedwongen de prostitutie in. Hierdoor grote seksindustrie

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.