Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Politiek en ruimte

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1754 woorden
  • 23 juli 2008
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
4 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1

1) Gedragsruimte: De dagelijkse gebruiksruimte. ( je dagelijkse activiteiten)

Functionele gedragsruimte

- Woon- werkverplaatsing
- Verplaatsing voor het gebruik van commerciële diensten (winkels, pretparken)
- Verplaatsing voor het gebruik van niet- commerciële diensten (ziekenhuizen, scholen) Je kan het ook de primaire gedragsruimte noemen

Mentale gedragsruimte

- binding met het gebied en met de mensen centraal. Voelen zich verbonden door:
- Gemeenschappelijke gewoontes en tradities. Als mensen dezelfde gewoontes en gebruiken hebben, ze hebben een indentiteit. Ze onderscheiden zich van mensen door bijv dialect, kleding.

- Verbondenheid met het woongebied. Trots zijn op waar je woon. Je ziet het af en toe ook in de volksgebied <= regionale bewustzijn. Soms willen mensen vreemde groepen uitsluiten- exclusiviteit

- Ontwikkeling in het wonen:

1950- suburbanisatie: mensen trokken weg uit de steden naar de dorpen en omgeving. Hierdoor nam de afstand toe, dit was mogelijk door de verbeterde mobiliteit.
- Ontwikkelingen in het werk:
Door concurrentie willen bedrijven steeds beter de concurrentie afschudden. Dat doen ze onderhanden door het bedrijven uit de binnenstad naar buiten te schuiven: ruimtelijke uitschuivingproces. In de toekomst zullen nieuwe communicatie middelen zorgen voor veranderingen. Bv online werken.

Commerciele diensten- bedrijven die op winst uit zijn. (winkels, horeca ect).

*) Verzorgingsgebied van een dienstverlener:
Drempelwaarde: minimum aantal klanten die nodig zijn.
Draagvlak: Het aantal klanten in een gebied of plaats. (consumptieve vraag)
Verzorgings gebied: Het gebied waar de klanten vandaan komen.

Verschillen per dienst- een bakker heeft minder klanten nodig dan een juwelier.

*) Het spreidingspatroon van centrale plaatsen
Centrale plaatsen: nederzettingen die gekoppeld zijn aan de ruimtelijke spreidingspatroon. ( in stad is dat groter want het je specialisatie).
Hierarchie: rangorde naar belangrijkheid


*) De gedragsruimte van commerciele diensten
Reikwijdte: afstand dat klanten willen afleggen. Zoals groentenboeren en bakkers is de reikwijdte erg klein, omdat klanten het dichtbij wil hebben.
Frequentie: het aantal van de dienst gebruik maken.

Niet- commerciele diensten

De prijs van de diensten worden beinvloed door de overheid.
Rayon- een gebied dat het werkterrein is van de betreffende dienst. (politie/ brandweer ect) Meestal moet je ook in de buurt wonen van de des betreffende rayon.

2) Thorbecke formeerde de decentraliseerde eenheidsstaat, daarmee werd de macht in D- H beperkt. Gemeente en provincie kregen eigen verantwoordelijkheden.

Gemeentes gingen hierdoor steeds meer samenwerken.

Gemeentelijke herindeling:
Proces waarbij men door samenvoeging van gemeenten grotere nieuwe gemeenten vormt. Hierdoor wil men de bestuurskracht vergroten en de bestuursruimte meer laten samenvallen met de gedragsruimte.

Stadsprovincies: nieuwe bestuurlijke eenheid om de bestuurskracht van de hele grote gemeenten te vergroten. Ligt tussen de gewone provincies en de grote stadsgemeenten in.

Er is tegenwoordig een groot geweld voor grondgebied bij gemeentes. Ook vroeger was er een gevecht waarbij dorpen door steden werden opgeslokt.

Vanaf de jaren 60 wordt de ec schaalvergroting het samengaan van gemeenten van bovenaf sterk gestimuleerd. We leven daarom in een tijd met politieke ruimtelijke schaalvergroting.

Ruimtelijke ordening:
Proces waarbij met een groot aantal spelregels de ruimte planmatig wordt benut en ingericht. Daarbij wordt rekening gehouden met individuele en gemeenschappenlijke belangen. Kortweg: het zo goed mogelijk aan elkaar aanpassen van samenleving.

Streekplan: Niet- bindend, globaal langetermijnplan voor de inrichting van de ruimte van een provincie.

Structuurplan: Plan waarin de gemeente in grote lijnen aangeeft welke bestemmingen en inrichtingen op het gemeentelijk grondgebied mogelijk zijn.

Bestemmingsplan: Bindend, gedetailleerd plan voor de inrichting van de ruimte in een gemeente.

Motieven gemeenten vergroten:
- Meer mensen, groter de ambtelijke macht en de bestuurskracht.
- De kosten van de gemeenten worden minder. En de draagvlak wordt groter zoals bv een zwembad.
- Kostenbesparing, zoals je kan een burgemeester weg doen.
- Goedkopere ruimte voor uitbreidingsplannen.
- Grote steden hebben relatief veel mensen met een minimuminkomen en een uitkering.

Grote steden met problemen:

- Ondanks grote hebben ze weinig macht en mogelijkheden om bovengemeentelijke problemen aan te pakken.

- Ze concurreren met andere EU steden. In bijvoorbeeld handel.
- Gemeente fusies.. kan je lusten en lasten delen.

Wanneer heb je veel macht al gemeente:

- Groot ambtenarenapparaat
- Kwaliteit van het gemeentebestuur en de ambtenaren.

Kleine gemeentes die gaan samenvoegen met grootte steden, gaan er als je kijkt naar de belasting op achteruit. Want de voorzieningen waar je eerst gratis van kon profiteren, moet je later belasting over betalen voor het onderhoud.

Er zijn ook voordelen voor herindeling van gemeentes: Nu komen er misschien wel genoeg mensen naar een winkel. Of komen er grotere voorzieningen zoals popconcerten. Voorzieningen kunnen dus ook beter worden.

Een herindeling verloopt suc6vol als de gedragsruimte van de inwoners samenvalt. Vaak hebben kleine gemeenten namelijk een bepaald karakter.

Hoofdstuk 2


Relatieve afstand: tegenwoordig is alles dichterbij. We reizen bv ook sneller met de vliegtuig. Relatieve afstand kan je uitdrukken in (tijd, moeite, geld ect)

Integratie: Gebieden of landen krijgen steeds meer relaties. Op ten duur krijgen ze een steeds hechtere eenheid (samenhang): vervlechting.
Integratie kan op economie, politiek en cultureel gebied gaan.


Politieke samenwerking
Breedte- de mate waarin de staten bereid zijn een stukje van het zeggenschap af te staan.
Diepte- betreft de bereidsterreinen waarover de samenwerking gaat. BV economie/ politiek ect.

Bondstaat: Federatieve staat, gevormd door een duurzame, nauwe verbinding van staten. De politieke samenwerking in de breedte en diepte is vergaand.

EU was voor 1992 de Europese Gemeenschap, die zelf in 1958 werd opgericht.

politiek integratieproces.
*-) De uitbreiding van het samenwerkingsverband. Er worden bijvoorbeeld associatieverdragen gesloten met veel landen in Midden- en Oost Europa. De EU belooft dan steun voor economische en financiële hervormingen.
*-) Intensivering van de integratie.
a. De handelsrelaties, deze relaties zijn tussen de landen in de EU erg sterk.
b. Investeringsrelaties, veel Europese landen investeren in ander Europese landen.

Als de europese landen politiek en economisch zijn geïntegreerd, is er een Europa ontstaan. Dan vervallen de grenzen.

Op economisch gebied zal er toenemende handel en dus concurrentie ontstaan. Dat komt omdat de landgrenzen geen handelbelemmeringen geven.
Als een land slecht is in het produceren van een bepaald product zullen zij importeren.

Comparatief voordeel- Voordeel dat een land heeft doordat het producten of diensten relatief goedkoper en beter kan voortbrengen. Door met elkaar handel te drijven, kunnen beide landen daarvan profiteren.

Regionale specialisatie- een land of gebied zal zich toeleggen op die producten en diensten die het in vergelijking met andere producten/ diensten het goedkoopst kan maken.
Wij waren vroeger sterk in de tuinbouw in de EU, maar nu is dit niet helemaal vanzelfsprekend. Spanje en Marokko geeft veel concurrentie, daarom had Spanje overgangsregelingen.

Marokko mag bijna als enige land ook produceren in de EU. Dat komt door:
• Het vissers conflict. (wij hadden te weinig vis en wilden bij hen vissen)
• Ook de talrijke economische vluchtelingen in de EU
• EU invloed hebben op de politieke ontwikkelingen van de Arabische landen.

Door innovatie en dure grondstoffen hebben wij niet een gunstige concurrentiepositie.
Nederland is het enige binnen de tuinbouw die zijn concurrentiekracht ontleent uit innovatie.

Concurrentiekracht bepaald:
• Productiefactoren: grondstoffen, onderwijs ect.
• Ondernemingsgeest: houding van de ondernemer. Kan hij de wensen van de consument tevreden stellen.
• De marktorganisatie: hoe is de afzet georganiseerd?

• De overheid: hierbij kijk je wat de overheid organiseert om de concurrentie te bevorderen.
• De toevalsfactoren: gaat om onvoorspelde dingen zoals oorlogen/ politiek.

De eenwording van EU zorgt voor een markt.

1958-68 de Gemeenschappelijke LandbouwBeleid (geen belemmeringen)
doel:
• Productiviteit verhoging van de landbouw. Lagere kosten+ hogere opbrengsten- schaalvergroting.
• Verzekeren van een redelijk levenspeil voor de agrarische beroepsbevolking. - inkomenspariteit- waarbij de levensstandaard van de landbouwers gelijk is als die van de andere sectoren.
• Evenwicht tussen vraag en aanbod van landbouwproducten. (voor stabiele landb. Prix)
• Voldoende voedsel van goede kwaliteit tegen een redelijke prijs.

Het plan MacSharry gaat voer de veranderingen in het markt- prijsbeleid. Aanleiding voor een nieuw plan waren:
1. Ongewenste overproductie, elke boer kreeg op basis van zijn hoeveelheid grond en de productie in de voorgaande jaren een bepaald quotum toegewezen. Voor overproductie krijgt men een boete = superheffing (bijv. voor melk en bieten).
2. Grote financiële tekorten: het landbouwbeleid dreigde onbetaalbaar te worden.


De belangrijkste uitgangspunten van Plan MacSharry zijn:
1. Verminderen van de prijssteun: de garantieprijzen gaan met gemiddeld 30% omlaag, hierdoor is minder bescherming aan de buitengrens van de EU nodig.
2. Het verminderen van de productie. Naast de quotering wordt braaklegging gestimuleerd. Een boer krijgt voor braakligging betaald.
3. Inkomenssteun. Het inkomstenverlies als gevolg van 1 en 2 wordt gecompenseerd.

Markt- prijsbeleid- geheel van maatregelen binnen het landbouwbeleid, zodat er betaalbare prijzen zijn en zorgen voor het inkomen van de boer.

2 soorten prijzen zijn belangrijk:

• Basisrichtprijs: streefprijs door de landbouwministers elk jaar voor elk product wordt vastgesteld, met rekening houdend met het inkomen en kosten van de boer.
• Interventieprijs (garantieprijs): lager dan de basisprijs. Een feitelijke marktprijs, waarbij wordt ingegrepen. EU koopt veel producten zodat het aanbod minder is en de prijs weer omhoog kan.

Nadelen van het markt- prijsbeleid zijn:

1. Noodzaak van protectie. Garantieprijzen maken bouwproducten kunstmatig duur wat gevolgen heeft voor de import en export van landbouwproducten.
- Aan de importkant moeten invoerrechten betaald worden. Er geldt aan de EU grens een drempelprijs die is afgeleid van de basisrichtprijs.
- aan de exportkant moeten exportsubsidies gegeven worden omdat de EU prijs vaak hoger is dan de prijs in andere landen. Het verschil hiertussen wordt vergoed = restitutie

2. Het ontstaan van productieoverschotten Het GLB heeft de schaalvergroting bevorderd en er wordt meer geproduceerd.

Liberalisering van de wereldhandel

De markt van de EU is goed afgeschermd, ander landen krijgen moeilijk toegang, dit is onder andere voor ontwikkelingslanden een groot probleem. Zij hebben dus baat bij liberalisering van de wereldhandel. Dit betekent dat er geen invoerrechten of handelsbarrières meer zijn. Om dit te bevorderen is de GATT (tegenwoordig WTO) opgericht. In de WTO onderhandelt men over de toegang tot diverse markten.

Clip 4 De Lomé-akkoorden

In de Lomé- akkoorden wordt de toegang van ontwikkelingslanden tot de EU markt geregeld voor allerlei producten. Ook is er ontwikkelingshulp in geregeld vanuit de EU. Het resultaat hiervan is echter niet geweldig de ACP landen bevinden zich nog steeds in een slechte economische situatie.

Regionale ongelijkheid: onrechtvaardige verschillen tussen gebieden in welvaart, welzijn en macht. Komt voor in de EU.

Structuurfondsen: fondsen met geldmiddelen waarmee de EU probeert ongunstige omstandigheden in gebieden van de EU blijvend te veranderen.

Europees fonds voor regionale ontwikkeling: hoeveelheid geldmiddelen waarmee de EU probeert de sociaal-economische ongelijkheid in de achtergebleven gebieden in de EU te verminderen.

Regionale ongelijkheid verdwijnen?

• Dan is er wel een sterke economische groei voor nodig!
• Door toenemende Internationale concurrentie- bevordert de EU de economische ontwikkelingen vooral in de nu al rijke gebieden.
• Binnen sterke gebieden van de EU, zitten oude fabrieken die met kracht van het Europese beleid een nieuw hart wordt gegeven, daardoor worden de rijke landen rijker, en de arme landen armer.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.