Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Natuur & milieu

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1613 woorden
  • 12 december 2003
  • 119 keer beoordeeld
Cijfer 6
119 keer beoordeeld

AARDRIJKSKUNDE SAMENVATTING NATUUR EN MILIEU Hoofdstuk 1: het ontstaan van diversiteit § 1
De landschappelijke hoofdstructuur van een gebied wordt gevormd door verschillende landschappen in een gebied. De 6 landschappen van Nederland: 1. zeekleilandschap
2. veenlandschap
3. krijt/lösslandschap
4. rivierkleilandschap
5. zandlandschap
6. duinlandschap
Belangrijk kenmerk van al deze landschappen is de inrichting. Ecosystemen: leefgemeenschappen waar dieren van en met hun omgeving leven. Ecosystemen worden aangetast door verontreiniging. Hierdoor neemt de diversiteit (aantal soorten planten en dieren) af. Hoe kleiner de diversiteit, hoe kleiner de complexiteit: onderlinge afhankelijkheid en beïnvloeding van planten en dieren in een gebied. Volgens de eilandtheorie is de diversiteit op een eiland groter naarmate het eiland dichterbij het vaste land ligt en naarmate het eiland groter is. Natuurgebieden in Nederland zijn te vergelijken met eilanden, waar de diversiteit groter is naarmate de gebieden door verbindingszones beter te bereiken zijn. En naarmate de gebieden groter worden door die verbindingszones. Hieruit is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ontstaan, deze ontwikkelt verbindingszones. Doel EHS: toename van diversiteit. Ecotoop: een gebied met een specifiek ecosysteem op laag niveau, zoals weide of sloot. § 2
Het Nederlandse landschap zoals wij dat nu kennen, is grotendeels gevormd in het Pleistoceen en het Holoceen. Natuurlijke processen hebben in eerste instantie het landschap gevormd. De diversiteit is tot de 20e eeuw toegenomen. Al zolang er mensen wonen in Nederland, hebben ze geprobeerd het landschap te veranderen. Vanaf de Middeleeuwen veranderde het landschap door ontginningen. Door industrialisering en schaalvergroting in de 20e eeuw ontstond er een minder gevarieerd landschap. Als gevolg van de natuurontwikkelingsplannen wordt de diversiteit in landschappen tegenwoordig weer groter. § 3

De mens heeft de afgelopen eeuwen het landschap sterk veranderd. Dit leidde tot meer variatie, maar ook tot milieuproblemen: 1. aantasting
2. uitputting
3. verontreiniging
Er is sprake van een milieuprobleem als de natuur niet meer in staat is om de verandering, onttrekking of toevoeging aan de natuur te verwerken. Functies van landschappen: - informatiefunctie; veel leren over het leven in een landschap - draagfunctie; landschap draagt de leefgemeenschappen - productiefunctie - regulatiefunctie; door rivieren bv. Landschapfuncties zijn essentieel voor het behoud van natuur. Maatregelen voor het behoud van de draagfunctie; integraal ketenbeheer: vorm van beleid waarbij stoffen in een systeem aanwezig blijven en niet verloren gaan in het milieu. Milieukwaliteit: het voortbestaan van de functies van natuur, milieu en natuurwaarden (= omgeving). In Nota’s Ruimtelijke Ordening probeert men een goed leefbare woonomgeving te creëren. Milieubeleidsplannen: NMP is een element uit het integraal ketenbeheer. ROM-gebieden zijn speciale gebieden waar men samenwerkt op het gebied van Ruimtelijke Ordening en Milieu. De overheid wil de uitdrukkelijke functies van het natuurlijke milieu behouden en dit leidt hoogstwaarschijnlijk tot verbetering van milieukwaliteit. Hoofdstuk 2: de werking van het natuurlijke milieu § 1
Abiotisch: niet-levende omgeving. Biotisch: levende omgeving. Tussen de abiotische en biotische omgeving bestaat interactie; dieren en planten leven met elkaar. Tolerantiegrenzen: bepaalde grenzen waarbinnen leven van een bepaald organisme mogelijk is. Successie is de ontwikkeling van een ecosysteem, waarbij de beginfase pioniersstadium heet en de eindfase climax genoemd wordt. Naarmate de successie vordert nemen de diversiteit, de complexiteit en de stabiliteit toe. Stabiliteit: in de levensgemeenschap vinden er geen langdurige en ingrijpende veranderingen plaats in de soortensamenstelling. Interne dynamiek: veranderingen binnen het ecosysteem zelf. Externe dynamiek: veranderingen aan het ecosysteem van buiten, door bijvoorbeeld de mens. Ecosystemen vind je op elk ruimtelijk schaalniveau: 1. lokaal: sloot of weide
2. regionaal: natuurgebied of stadswijk
3. fluviaal: rivieren (lopen door iedere schaal) 4. continentaal: over een continent, een heel landschap
5. mondiaal: over de hele wereld, verschillende landschappen
Een gebied met ecosystemen op laag en lokaal niveau noem je een ecotoop. § 2
Ecosystemen op verschillende ruimtelijke schaalniveaus worden beïnvloed door activiteiten van de mens. Door verandering, aantasting of onttrekking van stoffen aan een ecosysteem of kringloop kan de mens milieuproblemen veroorzaken. Ingrijpen van de mens in natuur en milieu is het gevolg van maatschappelijke oorzaken als bevolkingsgroei en technologische ontwikkelingen. Ingrepen zoals verontreiniging, aantasting en uitputting leiden tot: 1. milieueffecten; als zowel lucht, water en bodem verontreinigt zijn, spreekt men van compartimentoverstijgende milieueffecten
2. maatschappelijke effecten; bv. ziekte na milieuramp

Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling waarbij niet alleen mensen die nu op aarde leven in hun behoeften kunnen voorzien, maar ook die van de volgende generatie. Hiervoor is een andere manier van denken nodig, een mentaliteitsverandering, maar ook een andere duurzame manier van handelen. § 3
De aarde met haar hulpbronnen vormt de milieugebruiksruimte (MGR), deze bestaat uit; - niet-vernieuwbare stoffen - vernieuwbare grondstoffen en bronnen (waaronder hout) - water - energie - ruimte (waaronder landbouwgrond) Wij kunnen gebruik maken van de MGR, maar moeten ervoor zorgen dat de volgende generaties ook nog dezelfde mogelijkheden hebben. We moeten de elementen zo duurzaam mogelijk gebruiken als we binnen de MGR van Nederland willen komen en blijven. De MGR wordt beïnvloedt door een aantal natuurlijke en maatschappelijke processen: 1. de mate van aantasting
2. verontreiniging en uitputting
3. mate van beschikbare hulpbronnen
4. mate van welvaart
5. groei van de bevolking
De kwaliteit van de bodem in arme landen maar ook in Nederland wordt bedreigd door milieuproblemen als verontreiniging, aantasting en uitputting. Bijv. de waterkringloop. In ontwikkelingslanden indirect door onder andere bevolkingsgroei, in Nederland door onder andere overconsumptie. We zullen daarom minder en duurzamer moeten consumeren. Produceren volgens duurzamere productiemethode: - minder schadelijke stoffen gebruiken - minder intensief produceren - ecologisch produceren; zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest
In de toekomst zal de drinkwatervoorziening problemen opleveren. Dat komt door de toenemende vraag naar drinkwater en de vervuiling van het grond- en oppervlaktewater. Daarnaast leidt de winning van grondwater tot verdroging. Duurzaam omgaan met zoet water houdt in: minder verbruik met water en minder vervuiling van water. Hoofdstuk 3: klimaat en klimaatveranderingen § 1
Huidige periode is het Holoceen en een nieuwe ijstijd heet glaciaal. Momenteel beleven we een interglaciaal. Klimaat is de gemiddelde toestand van het weer, gemeten over een langere periode (30 jr.) in een groter gebied. Klimaten verschillen met elkaar in jaarlijkse temperatuur, neerslag, vochtigheid, wind en bewolkingsgraad. Fysische-geografische zones zijn gebieden die je onderscheidt door de invloeden van de mens buiten beschouwing te laten. Klimaten op de wereldschaal worden van elkaar onderscheiden met een classificatiesysteem, zoals het Köppensysteem; de indeling berust op de lgging van de isothermen en de verdeling van neerslag in de vegetatiegordels op aarde. De spreiding van klimaten hangt samen met verschillen in temperatuur en neerslag op aarde. De klimaten van Köppensysteem
Af/Am : Tropische regenwoudklimaat, constant 25-30º C, zeer veel neerslag

As/Aw : Savanneklimaat, constant 25-30º C, zeer droog
Bs : Steppeklimaat, sterk wisselende temperaturen, weinig neerslag
Bw : Woestijnklimaat, sterk wisselende temperaturen, zeer weinig neerslag
Cf : zeeklimaat, koele zomers, zachte winters, altijd kans op neerslag, de jaaraplitude (= verschil van koudste en warmste maand) is hooguit 15 º C
Cs : Middellandse Zeeklimaat, warme zomers, zachte winters, jaaramplitude 15-25 º Cw : Chinaklimaat, warme zomers, zachte winters, droge winters, jaaramplitude 15-25 º Df : landklimaat, warme zomers, koude winters, altijd kans op neerslag, jaaramplitude >= 25 º C
Dw : landklimaat, warme zomers, strenge winters, droge winters, jaaramplitude >= 25 º C
Et : toendraklimaat, koude zomers van max. 10 ºC, strenge winters, weinig neerslag
Ef : sneeuw-/poolklimaat, f = frost = altijd onder nul, weinig neerslag
Eh : Hooggebergteklimaat, sterkwisselend
Klimaatveranderingen kunnen veroorzaakt worden door de mens: - broeikaseffect - verdroging - verwoestijning door onttrekking van irrigatie elders
Stralingsbalans: het evenwicht van in en uitgaande straling op het aardoppervlak à herverdeling van energie. § 2
Klimaatveranderingen kunnen plaatsvinden op: - historische tijdschaal: er is sprake van sporen van de mens - geologische tijdschaal: veroorzaakt door continentendrift
Historische tijdsschaal

Aardgeschiedenis is zo’n 3,8 miljard jaar. De laatste 2 miljoen jaar: Kwartair, bestaande uit Pleistoceen en Holoceen. Er volgden 3 ijstijden, waarvan 1 Nederland bereikte in het Pleistoceen; t.n.v. lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen lag er een ijskap. Er volgden interglacialen en glacialen. Van de 13e tot de 17e eeuw was er in Nederland een Kleine IJstijd. Oorzaken van Kleine IJstijden: - verandering van baan van de aarde om de zon - verandering van stand van de aardas
Verklaringen van klimaatveranderingen van de laatste 1000 jaar: - het voorkomen van zonnevlekken (Kleine IJstijd) - vulkanische activiteit
Geologische tijdschaal
Door een verandering van de ligging van een continent t.o.v. de evenaar verandert de temperatuur op het continent. Ook een temperatuur verandering op de gehele aarde kan echter veroorzaakt worden door continentendrift. Er zijn klimaatveranderingen geweest op continentale en op mondiale schaal. De wereld is over het algemeen iets kouder geworden, met in de laatste twee miljoen jaar een afwisseling van koude en warme perioden. Één van die oorzaken is continentendrift. Klimaatveranderingen hebben grote invloed op het handelen van de mens. Door opwarming van de aarde worden sommige kustgebieden bedreigd met overstromingen. Door een verandering in het neerslagpatroon veranderen de mogelijkheden voor de landbouw in veel gebieden. § 3
Historische tijdsschaal
De mens beïnvloedt het klimaat. Tijdens de Industriële Revolutie zijn de verbranding van fossiele brandstoffen en ontbossing de eerste oorzaken van het huidige broeikaseffect geweest. Geologische tijdsschaal
Klimaatveranderingen ontstaan bij een verandering aan stralingsbalans. Luchtcirculatie: stroming van lucht van de ene naar de andere plaats
Lagedrukgebied: plaats aan het aardoppervlak met een relatief lage luchtdruk
Hogedrukgebied: plaats aan het aardoppervlak met een relatief hoge luchtdruk
Hadley-cel:de cirkelbeweging die de lucht maakt door bij een lagedrukgebied te stijgen en verderop bij een hogedrukgebied weer te dalen om vervolgens langs het aardoppervlak weer terug te stromen naar het lagedrukgebied
Eerste wet van Buys Ballot: lucht verplaatst zich van gebieden met een hoge luchtdruk naar gebieden met een lage luchtdruk
Tweede wet van Buys Ballot: de verplaatsing van die lucht maakt daarbij een afwijking naar rechts op het noordelijk halfrond en een afwijking naar links op het zuidelijk halfrond

Mondiaal windsysteem:overheersende windrichtingen op mondiaal niveau
Oorzaken van temperatuurverandering: - vulkaanuitbarstingen - continentendrift (lange geologische geschiedenis) - stand van de aardas: a) hoek van de aardas (erg onregelmatig) b) schommeling door hoeveelheid warmte/volume van de zon, in ritmes van 180 jaar
c) verandering van aardbaan rond de zon

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.