Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 5: Basisboek

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1089 woorden
  • 13 december 2015
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

B64 – Afvoer van verweringsmateriaal

Verweringsmateriaal wordt op verschillende manieren verplaatst:

  1. Zwaartekracht – materiaal rolt van een berg af
  2. Rivieren en beken – materiaal in een dal, water neemt het mee.
  3. Gletsjers en landijs – groot materieel, grote afstanden
  4. Wind - alleen zand en löss, alleen droge en onbegroeide grond

B67 – Grondsoorten

Er zijn in Nederland vier grondsoorten:

  1. Zand grove korrels     onvruchtbaar    houd water niet vast     ruimte tussen korreltjes (poriën)
  2. Klei    fijne korrels       vruchtbaar         houd water vast              kleine poriën
  3. Löss    fijne korrels       vruchtbaar         houd water vast              kleine poriën     (tussen zand en klei in)
  4. Veen                                vruchtbaar         houd water vast,             plantenresten – gedroogd = turf

B69 – Geologie

Betekenis van geologie = wetenschap over de aardkorst, geschiedenis, grondsoorten, veranderingen en ontstaan.
De perioden in de geologie bij elkaar heet de geologische tijdschaal

B70 – IJstijden

IJstijd / Glaciaal = koude tijd met gemiddelde temperatuur minder dan 5 graden
Interglaciaal = tijd tussen ijstijden, op de aarde warmt het dan op

B71 – Glaciale landschapsvormen

In het Pleistoceen veel glacialen en interglacialen, veel veranderingen in het landschap:

  1. Morene – resten van onder het landijs (zoals keileem), verpulverd materiaal
  2. Grondmorene – resten die achterblijven als het ijs smelt (zoals grote zwerfkeien)
  3. Eindmorene – materiaal dat de gletsjer voor zich uit schuift
  4. Tongbekkens – uitgediepte rivierdalen door het landijs wat er in ligt
  5. Stuwwallen – de ‘muren’ om de rivier, ontstaan door de kracht van de tongbekkens
  6. Trogdalen – tongbekkens in hooggebergte, met hoge wanden (in Noorwegen fjorden)

B89 – Aantasting, vervuiling, uitputting

Milieuvervuiling / milieuverontreiniging = schadelijke stoffen komen in de natuur
Milieu-uitputting = opraken van natuurlijke stoffen (olie, gas)
Milieuaantasting = natuur (milieu) neemt plaats voor gebouwen, wegen etc.

B90 – Kringloop van het water

Op de zee stijgt waterdamp omhoog (condensatie). Het rondje wat het water maakt is de waterkringloop

  1. korte kringloop – neerslag valt op de zee
  2. lange kringloop – neerslag valt op land, neemt een ‘omweg’
    1. Water gaat via rivieren direct naar de zee
    2. Via de bomen en planten waterdamp terug de lucht in (evapotranspiratie)                                        transpiratie = blaadjes geven waterdamp aan lucht  evaporatie = ander woord voor verdamping
    3. Water zakt in grond, wordt grondwater
    4. Water valt in vorm van sneeuw op grond, via gletsjers en rivieren naar de zee

B92 – Grondwater

Het grondwater zit in de poriën van het grond hoe poreuzer de grond, hoe meer heet water infiltreert. De bovenkant van de grond waar water in zit, is de grondwaterspiegel / het grondwaterpeil. Het maaiveld is een ander woord voor de bovenste laag van de grond. Het grondwater is belangrijk voor mensen, dieren en planten.

B94 – Rivieren

2 soorten: regenrivieren: alleen regenwater, gletsjerrivieren / gemengde rivieren: ook smeltwater van gletsjers. Het gebied waar de wateren allemaal afwatert op een rivier noem je het stroomgebied, de grenzen daar tussen noem je een waterscheiding. Het debiet is het m³ water dat een rivier passeert op 1 punt, per seconde. De schommelingen daarvan noem je het regiem. Tijdens wadi’s staat een rivier droog.

B95 – Verval en verhang

Een rivier bestaat uit 3 delen: bovenloopmiddenloopbenedenloop.
Verval = hoogteverschil tussen 2 plaatsen langs een rivier
Verhang =       “          “      “         “        “        “      “    “     “    per km (hoogteverschil / afstand tussen 2 plaatsen)
Delta = uitmonding met vertakkingen van rivier           Estuarium / trechtermond = erg brede uitmonding

B103 – Luchtvervuiling

Luchtvervuiling: giftige stoffen in de dampkring stoppen, oorzaken: verbranding brandstoffen, auto’s, industrie, elektriciteitscentrales. Zure regen komt doordat er schadelijke gassen zich mengen in de wolken, dat kan als gevolg hebben dat bomen en vissen dood gaan. De gassen kunnen zich ook altijd naar alle plekken verspreiden met de wind. Soms kan een gebied schadelijke stoffen vrij zijn, maar zitten andere gebieden er mee vol.

B132 – Specialisatie en mechanisatie

Specialisatie is het richten op 1 soort landbouw / product. Dat komt door twee veranderingen in de landbouw:
1- Lonen zijn gestegen, boeren hebben liever machines. Dus mechanisatie, en machines werken op 1 product
2- Verlang naar meer winst per hectare, per dier (intensivering) Goedkoper en handiger met 1 product.
Gevolg = bedrijven worden groter, kleine bedrijven redden het niet.

B133 – Intensieve landbouw

In de intensieve landbouw doen ze zo veel mogelijk om veel winst te halen per hectare, per dier. Arbeidsintensief: veel werk doen voor veel winst (bijv. natte rijstbouw op sawa’s)
Kennisintensief / Kapitaalintensief: veel investeringen, veel kennis voor veel winst (intensieve veehouderij, goed voer voor dieren, geen ziektes, veel dieren op klein oppervlak, veel voer uit buitenland, dier werkt als machine, ook wel bio-industrie) Veel kritiek daarop, welzijn van dieren. Tegenovergestelde = biologische landbouw

B134 – Extensieve landbouw

In de extensieve landbouw, minder opbrengsten, kapitaal en kennis. Vooral in gebieden waarbij natuur/klimaat ongunstig is voor landbouw. Er zijn ook oplossingen daarvoor, zoals irrigatie (water sproeien in droge gebieden) en kunstmest. Dan werd de opbrengst hoger per stuk weide.

B135 – Landbouw en inrichting

Veel grond wordt gebruikt voor landbouw, er zijn ruilverkavelingen geweest, zodat er genoeg opbrengsten waren in de landbouw na de opkomst van de intensieve landbouw. De akkers werden groter, betere afwatering op weilanden, betere wegen in landbouw en weiland dichter bij de boerderij. Tegenwoordig spelen ook natuur en recreatie grote rollen in de herinrichtingen, nu heet het een landinrichting.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Veel grond wordt gebruikt voor landbouw, er zijn ruilverkavelingen geweest, zodat er genoeg opbrengsten waren in de landbouw na de opkomst van de intensieve landbouw. De akkers werden groter, betere afwatering op weilanden, betere wegen in landbouw en weiland dichter bij de boerderij. Tegenwoordig spelen ook natuur en recreatie grote rollen in de herinrichtingen, nu heet het een landinrichting.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.