Paragraaf 2
Stroomstelsel van de rivier: de hoofdstroom + alle zijtakken
Het stroomstelsel bestaat uit 3 delen:
- De bovenloop: waar de rivier ontspringt in de bergen.
- De middenloop: waar de rivier door een dal loopt waar hij zich heeft ingesneden.
- De benedenloop: bij de monding en waar de rivier door een riviervlakte loopt .
Verval: het hoogteverschil tussen het bovenste en onderste punt van een rivier.
Verhang: het hoogteverschil van een rivier per kilometer.
Meanderen: het kronkelen van een rivier (vooral in de benedenloop)
Stroomgebied: het verzamelgebied van een rivier waarbinnen alle neerslag via de zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt.
Waterscheiding: grens tussen de stroomgebieden (gebergten en andere verhogingen)
Vertragingstijd: de tijd die het het water kost om van een regenbui in een rivier te komen.
Regiem: de schommelingen in de waterafvoer van een rivier gedurende een jaar.
Debiet: totale hoeveelheid water dat een rivier afvoert.
Piekafvoer: als het waterpeil sterk stijgt.
Soorten rivieren:
- Gletsjerrivier, smeltwater vooral uit het voorjaar
- Regenrivier, water van regen vooral in de natte maanden van het jaar
- Gemengde rivier, meest regelmatige regiem, smelt- en regenwater samen
Effecten van de klimaatverandering op de rivieren:
- Temperatuurstijging à 1 tot 3% meer neerslag à hoger debiet
- Extremere weersituaties à neerslagregiem verandert à onregelmatig neerslagregiem
- Gemiddelde temperatuurstijging à zeespiegels stijging tot 60cm à verzilting à zeewater dringt de rivieren in via monding à hogere waterstand in rivieren
Paragraaf 3
Verticale erosie: rivier snijdt zich de diepte in. Boven- en middenloop.
Horizontale erosie: buitenbochten worden groten, sediment in binnenbochten. Benedenloop.
Oeverwallen: zand
Kommen: klei
Rivierbedding + oeverwallen = stroomrug
Winterdijken: dijken die parallel aan de rivier liggen.
De winterdijken braken vaak door à daarom werden er terpen/woerden aangelegd.
Tussen de rivier en winterdijk: uiterwaarden à daar kon het overstromen bij hoogwater.
Zomerdijken: lage dijken direct aan de rivier.
Kribben: om de rivier in zijn stroombed te houden, hiermee blijft ook de stroomgeul diep genoeg voor scheepvaart.
Ingrepen aan de rivieren laatste honderd jaar:
- Aanleg van kribben.
- Bebouwing van uiterwaarden en verhogen van zomerdijken.
- Rivieren verhogen omdat het sediment nergens meer heen kan, daardoor moeten ook de dijken steeds verhoogd worden.
- Rivieren zijn gekanaliseerd voor de scheepvaart.
- Bochten afgesneden, water gaat nu sneller door de rivier.
- Verstedelijking à neerslag à verstening à kortere vertragingstijd à meer water in 1x in de rivier à soms piekafvoer
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden