Hoofdstuk 4.2 + 4.3: Wateroverlast

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 408 woorden
  • 7 september 2014
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
3 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Paragraaf 2

Stroomstelsel van de rivier: de hoofdstroom + alle zijtakken

Het stroomstelsel bestaat uit 3 delen:

- De bovenloop: waar de rivier ontspringt in de bergen.

- De middenloop: waar de rivier door een dal loopt waar hij zich heeft ingesneden.

- De benedenloop: bij de monding en waar de rivier door een riviervlakte loopt .

Verval: het hoogteverschil tussen het bovenste en onderste punt van een rivier.

Verhang: het hoogteverschil van een rivier per kilometer.

Meanderen: het kronkelen van een rivier (vooral in de benedenloop)

Stroomgebied: het verzamelgebied van een rivier waarbinnen alle neerslag via de zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt.

Waterscheiding: grens tussen de stroomgebieden (gebergten en andere verhogingen)

Vertragingstijd: de tijd die het het water kost om van een regenbui in een rivier te komen.

Regiem: de schommelingen in de waterafvoer van een rivier gedurende een jaar.

Debiet: totale hoeveelheid water dat een rivier afvoert.

Piekafvoer: als het waterpeil sterk stijgt.

Soorten rivieren:

- Gletsjerrivier, smeltwater vooral uit het voorjaar

- Regenrivier, water van regen vooral in de natte maanden van het jaar

- Gemengde rivier, meest regelmatige regiem, smelt- en regenwater samen

Effecten van de klimaatverandering op de rivieren:

- Temperatuurstijging à 1 tot 3% meer neerslag à hoger debiet

- Extremere weersituaties à neerslagregiem verandert à onregelmatig neerslagregiem

- Gemiddelde temperatuurstijging à zeespiegels stijging tot 60cm à verzilting à zeewater dringt de rivieren in via monding à hogere waterstand in rivieren

Paragraaf 3

Verticale erosie: rivier snijdt zich de diepte in. Boven- en middenloop.

Horizontale erosie: buitenbochten worden groten, sediment in binnenbochten. Benedenloop.

 Oeverwallen: zand

Kommen: klei

Rivierbedding + oeverwallen = stroomrug

Winterdijken: dijken die parallel aan de rivier liggen.

De winterdijken braken vaak door à daarom werden er terpen/woerden aangelegd.

Tussen de rivier en winterdijk: uiterwaarden à daar kon het overstromen bij hoogwater.

Zomerdijken: lage dijken direct aan de rivier.

Kribben: om de rivier in zijn stroombed te houden, hiermee blijft ook de stroomgeul diep genoeg voor scheepvaart.

Ingrepen aan de rivieren laatste honderd jaar:

- Aanleg van kribben.

- Bebouwing van uiterwaarden en verhogen van zomerdijken.

- Rivieren verhogen omdat het sediment nergens meer heen kan, daardoor moeten ook de dijken steeds verhoogd worden.

- Rivieren zijn gekanaliseerd voor de scheepvaart.

- Bochten afgesneden, water gaat nu sneller door de rivier.

- Verstedelijking à neerslag à verstening à kortere vertragingstijd à meer water in 1x in de rivier à soms piekafvoer

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.