Uittreksel van 3 havo/vwo, hoofdstuk 4
HOOFDSTUK 4 Europa in beweging
§1 Manchester en de Industriële Revolutie
Manchester
u Manchester werd in de negentiende eeuw [‘Cottonpolis’] genoemd omdat daar de [textielindustrie] heel belangrijk was. Tegenwoordig is het de [sportstad] en een van de toonaangevende [muzieksteden] in Groot-Brittannië.
De eerste industriestad
u Hier begon de [Industriële Revolutie]: de grootschalige omschakeling van handwerk naar fabrieksproductie.
Alle textielfabrieken maakten gebruik van [steenkool] als energiebron voor de [stoommachines]. Omdat er [veel] steenkool nodig was en het transport ervan [duur], stonden de fabrieken dichtbij de steenkoolmijnen. De plaats van de mijnen vormden zo een [locatiefactor] voor de textielindustrie.
Een andere locatiefactor was de [aanwezigheid van arbeidskrachten]. In Manchester waren vanouds veel [kennis] en [ervaring] aanwezig. Samen met de toepassing van de stoommachines ontstond er [massaproductie] in grote fabrieken. Via de haven van [Liverpool] werd de grondstof [katoen] goedkoop aangevoerd.
¢ Manchester telde in 1851 bijna een [half miljoen] inwoners en had toen een leidende positie in de wereldeconomie.
Globalisering
u De locatiefactoren uit de negentiende eeuw zijn tegenwoordig niet meer van belang. Men gebruikt [elektriciteit], andere landen gebruiken modernere machines en veel bedrijven zijn vertrokken naar [lagelonenlanden] in vooral Azië.
Dankzij [stadsvernieuwing] en omschakeling naar de [dienstensector] is Manchester weer een moderne stad geworden.
Noord-Zuid
u Het noorden van het Verenigd Koninkrijk kent nog veel verouderde industriegebieden, gebonden aan [grondstoffen], in tegenstelling tot het [rijkere zuiden], alhoewel de oude industriegebieden er langzaam weer bovenop komen.
Basisboek 127 De industrie
u In de industrie worden van één product heel veel gemaakt. Dit heet [massaproductie]. Er zijn twee soorten industrie.
Bedrijven die [veel grondstoffen] gebruiken behoren tot de zware industrie.
Deze is te herkennen aan [uitgestrekte terreinen] met veel bebouwing en opvallende inrichtingselementen zoals [hoogovens] of schoorstenen.
Zware industrie vind je op drie plekken.
¢ Oude [mijn]gebieden.
¢ Aan de [kust].
¢ Aan het eind van de [pijpleiding].
Basisboek 129 Productiemiddelen
u Om te produceren heb je drie productiemiddelen nodig: [arbeid, kapitaal en natuur].
Mensen die bij de productie betrokken vallen onder [arbeid].
¢ De beroepsbevolking omvat de mensen die betaald werk willen doen in één van de drie sectoren.
[Kapitaal] omvat alle gebouwen, machines, hulpmiddelen en voertuigen.
[Natuur] omvat alle onderdelen van de natuurlijke omgeving (delfstoffen, grond, water).
Basisboek 130 Grondstoffen
u Grondstoffen zijn stoffen waarmee [een fabriek de productie begint]. Grondstoffen kun je indelen in twee hoofdgroepen.
[Ruwe grondstoffen]: onbewerkte stoffen (graan, ijzererts, aardolie) die vooral in de zware industrie worden gebruikt.
[Halffabricaten]: bewerkte stoffen afkomstig van andere industriële bedrijven.
§2 Hightech in Engeland
Hightech
u In het zuiden van Engeland hebben multinationals langs de M4 en de M11 veel [hightechbedrijven] gevestigd, gekenmerkt door: veel [geïnvesteerd kapitaal], [hooggeschoold personeel] gericht op de productie van [micro-elektronica], [biotechnologie], medische instrumenten en medicijnen. Deze bedrijven worden [footloose] genoemd, dat wil zeggen dat ze zich overal kunnen vestigen.
Onderzoeks- en ontwikkelingsafdelingen bevinden zich in de [ontwikkelde] landen, de productieafdelingen in de [lagelonen]landen.
De M4- en M11-corridor
u Toch vestigen dit soort bedrijven zich bij elkaar in de buurt langs de M4 en de M11. Welke locatiefactoren spelen een rol?
Bedrijven zitten graag vlakbij [universiteiten] zoals [Cambridge en Oxford]. Zij leveren het hooggeschoolde personeel. Er zijn [scienceparken] ontstaan waar toponderzoek plaatsvindt op het gebied van de biowetenschappen, luchtvaart, natuurkunde en informatica. Bedrijven profiteren zo van [elkaars nabijheid] door de [uitwisseling] van informatie. We spreken dan van [agglomeratievoordelen].
Een goede [bereikbaarheid] via spoorwegen, snelwegen en luchthavens is ook een belangrijke locatiefactor.
Een derde locatiefactor is de [aanwezigheid van goedkope grond].
Een vierde locatiefactor is een [prettige woonomgeving] voor het hooggeschoolde personeel: mooi en rustig platteland en toch dichtbij de grote stad.
Basisboek 136 Grondstof of afzetmarkt
u Het maakt veel uit hoe en voor wie er geproduceerd wordt.
Zware industrie omvat bedrijven die [grondstofgebonden] zijn.
De meeste bedrijven zijn [marktgebonden] en zoeken een plek bij de afzetmarkt.
¢ Marktgebonden bedrijven laten hun grondstoffen voor weinig extra [kosten] aanvoeren.
Basisboek 137 Arbeidsmarkt
u Op de [arbeidsmarkt] komen vraag naar en aanbod van arbeid bij elkaar.
Bedrijfstakken met [arbeidsintensieve] bezigheden zijn gericht op lagelonenlanden.
Veel bedrijven hebben werknemers met gespecialiseerde, technische kennis nodig. Die vind je vooral in [dichtbevolkte], [stedelijke gebieden].
¢ Een bedrijf kiest een vestigingsplaats die aantrekkelijk is voor werknemers.
Basisboek 138 Infrastructuur
u Infrastructuur betekent [alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren].
Een bedrijf heeft goede [verbindingen] nodig om producten en mensen gemakkelijk te kunnen af- en aanvoeren.
Basisboek 139 Agglomeratievoordelen
u De voordelen van [het bij elkaar zitten van bedrijven] (voornamelijk in stedelijke gebieden) noem je agglomeratievoordelen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden