Paragraaf 2: De wereld van de grote stad
Van het woord ‘stad’ een definitie geven is moeilijk. In IJsland noemen ze plaatsen met 500 inwoners al een stad en in Japan pas bij 50000 inwoners.
Een stad heeft 4 kenmerken:
1. Een bepaalde omvang (per land verschillend).
2. Een hoge bebouwingsdichtheid in vergelijking met omringende gebieden.
3. Een beroepsbevolking die vrijwel uitsluitend werkt in de secundaire en tertiaire sector.
4. Een groot aantal functies voor het gebied rond de stad.
Je kunt steden indelen in megasteden, wereldsteden en hoofdsteden.
Megastad: Meer dan 10 miljoen inwoners. Bijvoorbeeld Mumbai. De grens van 10 miljoen inwoners is vrij willekeurig. Als steeds meer steden dit overschrijven wordt de grens zeker hoger.
Wereldstad: Heeft veel inwoners én is voor een groot deel van de wereld een belangrijk centrum op het gebied van economie, cultuur en politiek. Er worden hier onder andere belangrijke politiek besluiten genomen. Ook komen hier de nieuwste snufjes op het gebied van mode, muziek en films vandaan. Er zijn ook de aandelenbeurzen die de mondiale financiële markten beheersen en de hoofdkantoren van MNO’s. Ze zijn goed met de rest van de wereld verbonden.
Hoofdstad: Meestal de belangrijkste stad in het land.
Soms valt een stad onder alle 3 de delen, zoals Tokyo en Parijs.
Er is duidelijk een verschil op de wereldkaart te zien bij de ligging van steden in ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden. In rijkere landen zijn vaak meerdere grote steden. Ze zijn op veel manieren met elkaar verbonden en vormen zo een stedelijk netwerk. In ontwikkelingslanden is er vaak meer één megastad; de primate city. De 2e stad van het land is veel kleiner.
De spreiding van bedrijven kan je met vestigingsplaatsfactoren verklaren. Bij steden kan je dat begrip ook gebruiken. Je kijkt daarbij naar 2 soorten kenmerken:
1. Site: Kenmerken van het gebied waarin de stad ligt (vlakke, vruchtbare gebieden, langs rivieren, op kruispunten van handelswegen, aan de kust of bij een vindplaats van grondstoffen).
2. Situation: Kenmerken van de ligging van een plaats ten opzichte van andere plaatsen (stad midden in land, goede verbindingen naar andere steden). De situation van een plaats kan in de loop van de tijd veranderen. Een havenstad ziet zijn situation verslechteren als het achterland in verval raakt of transportroutes over zee worden gelegd.
In de moderne tijd is de situation belangrijker dan de site. Door de globalisering is het voor de stad belangrijk dat hij op meerdere manieren bereikbaar is.
Een koloniale stad herken je als je er rondloopt. Ben je in kleine kronkelige straatjes dan zit je in het oude inlandse stadsdeel. Als je door brede rechte straten loopt ben je in het westerse, Europese deel. Dat deel is gebouwd toen het land een kolonie werd. Een stad die zo is gebouwd noem je een koloniale dubbelstad.
Paragraaf 3: Steden in verandering
Aan de urbanisatiegraad kun je zien welk percentage van de bevolking in steden woont. Rijke landen hebben een hoge urbanisatiegraad, maar de stedelijke bevolking neemt er niet verder toe. Vanuit de centrale stad trekken mensen en bedrijven juist naar plaatsen rond de stad. Dat heet suburbanisatie.
In ontwikkelingslanden is het andersom. Veel mensen trekken daar van het platteland naar de stad. Deze urbanisatie of verstedelijking richt zich vaak op de primate city. Je vindt daar de meeste industrie en diensten. Er zijn ook de beste voorzieningen. Vaak zit de regering er ook. Vooral jonge mensen trekken naar de stad. Daar stichten ze dan bijvoorbeeld een gezin. De primate city ‘zuigt’ als het ware de rest van het land leeg.
De belangrijkste reden waarom de stedelijke bevolking zo groeit is het hoge geboorteoverschot.
als je in een Amerikaanse stad over een brede highway rijdt vanaf het platteland naar het centrum zie je de omgeving veranderen. Aan de buitenkant liggen de ruim opgezette woonwijken met laagbouw; de suburbs. Mensen met een hoger inkomen wonen hier. Soms rij je langs een shoppingmall. Naar het centrum toe kom je in oudere woonwijken met een veel hogere bevolkingsdichtheid. Daar wonen vaak allochtonen. Het zijn vaak de probleemwijken. Het centrum zie je door de hoogbouw al van ver af. Het was eerst het woongebied van de rijken, maar nu is het een zakencentrum, het CBD, met chique winkels, kantoren en uitgaansgelegenheden. De bewoners zijn naar de voorsteden vertrokken. Winkels en bedrijven kunnen de hoge grondprijzen wel betalen, maar voor wonen is het er veel te duur.
Dit is meestal de opbouw van een Amerikaanse stad.
Europese steden hebben vaak nog wel een historisch centrum. In Amsterdam ligt het CBD bijvoorbeeld aan de rand van de stad. De plattegrond van de Amerikaanse steden lijkt meer op een dambord. Het historische stedenpatroon is meer een spinnenweb; alle wegen leiden naar andere steden toe. De ontwikkeling van een CBD is verder nog onmogelijk in een kleinschalig, historisch hart. Aan de rand zijn zakencentra beter bereikbaar.
Als je voor het eerst in een megastad in een arm land komt, kun je er geen touw aan vastknopen; er is geen structuur. De plattegrond in je hoofd krijgen is erg moeilijk. De steden zijn razendsnel en meestal zonder enige planning gegroeid. Toch ontdek je na een aantal dagen enige orde in de chaos. De stad heeft:
- Eén of meer zakencentra.
- Eén zone met overwegend industrie.
- Woonwijken van de rijken.
Alle andere open ruimten zijn met krottenwijken opgevuld. Ze liggen vaak op plaatsen waar rijken niet willen wonen; gevaarlijk door steile hellingen, stank door fabriek of vuilnisbelt of het ligt simpel weg te ver van het centrum af. Nieuwkomers vestigen zich ook in de bestaande wijken, waardoor nog meer verdichting optreedt.
Binnen de arme woonwijken zijn ook verschillen te zien. De nieuwste wijken zijn nog gebouwd van blik, karton, hout en modder, zonder enige voorzieningen. De oudere wijken zijn door de bewoners vaak flink opgeknapt.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden