Hoofdstuk 4: Herhaling Aarde
4.1: Circulatiesystemen
- Energiebalans: Het dynamische evenwicht tussen in- & uitstraling. Straling hangt af van:
o Dichtheid wolkendek
o Breedteligging op aarde
o Lengte van de dag & zonnestand tijdens de dag
- Samenstelling atmosfeer
o Stikstof 78%
o Zuurstof 21%
o Spoorgassen
o Water
o Vaste deeltjes (roet etc.)
- Opbouw atmosfeer
o Troposfeer: Plek waar het weer zich afspeelt
o Tropopauze
o Stratosfeer: Ozonlaag
o Stratopauze
o Mesosfeer: Temperatuur neemt af
o Mesopauze
o Thermosfeer: Overgang naar het heelal
- Natuurlijk/ Versterkt Broeikaseffect
- Luchtcirculatie gekenmerkt door:
o Hoge Luchtdruk / Lage luchtdruk (wind gaat van hoog naar laag. Wet van Buys Ballot heeft invloed op de richting.
o Minima & Maxima
o ITCZ > Intertropische Convergentie Zone
o Passaat > Wind subtropisch minimum naar evenaar
o Moesson > Veroorzaakt door verschuiving ICTZ.
o Depressies: Kou- & Warmtefronten botsen tegenelkaar
- Straalstroom
- Oceaan & Zeestromen
o Zeestroom > Warmte & Kou op de continenten
o Thermohaliene circulatie (diepzeepomp)
4.2: Klimaten en Landschapszones
- Landschapszones / Fysisch-geografische zones
o Tropische Zone
o Subtropische Zone
o Gematigde Zone
o Boreale Zone
o Polaire Zone
o Aride Zone
- Klimaatzones > Systeem van Köppen
o Temperatuur niet onder de 18 graden > A klimaat
o Temperatuur niet boven de 10 graden > Et klimaat / Ef klimaat (niet boven 0)
o Temperatuur niet beneden de -3 graden > C klimaat
o Temperatuur beneden de -3 graden > D klimaat
o Verdamping hoger dan neerslag > B klimaat
250-500 mm neerslag > BS
< 250 mm neerslag > BW
o f = fehlt (geen droge periode)
o t = toendra
o h = hoogte
o w = winterdroog
o s = sommertrocken / zomerdroog
o S = steppe
o W = woestijn
- Geologische tijdschaal
o Pangaea (land) / Panthalassa (oceaan) = 250 miljoen jaar geleden
o Kwartair = 2,4 miljoen jaar geleden tot nu
Glacialen / Interglacialen
Nu in het Holoceen (Interglacialen)
- El Nino: Het periodiek omdraaien van de passaatwind boven de stille oceaan naar het westen. Waardoor er extreme weertypen ontstaan.
4.3: Endogene processen
- Aardkorst (7-40 km dik) : Aardplaten die drijven op de aardmantel. > Lithosfeer
o Oceanische korst: basalt (zwaar)
o Continentale korst: graniet (lichter)
- Aardmantel: 3000 km dik > Asthenosfeer
- Aardkern: 3000 km dik: warmte veroorzaakt convectiestromingen
- Gesteenten > Basalt, Graniet, Andesiet
- Plaatranden
o Divergente platen
Midoceanische ruggen, basalt ontstaan
Vulkanisme, effusief
o Convergerende platen
Subductie
• Plooien > Plooiingsgebergten
• Breuken > breukgebergten
o Horsten & Slenken
Troggen
Vulkanisme > Stratovulkanen, explosief, caldera’s
Intrusies > graniet
o Transforme platen
Intrusies
- Hotspots: ontstaan niet op plaatranden kunnen effusief (schildvulkanen) of explosief zijn.
- Aardbevingen
o Haard: Oorsprong
o Epicentrum: Plek aan het aardoppervlak vlak boven de haard
o Schaal van Richter: Energie die vrij komt
o Schaal van Mercalli: Hoeveelheid schade
4.4: Exogene processen
- Chemische verwering: delen van gesteenten lossen op
o H2O
o CO2
o O2
o Karstverschijnselen (zuur water + kalkgesteente)
- Fysische Verwering: gesteenten valt in steeds kleinere hoeveelheden uit elkaar
o Insolatie: uitzetten + inkrimpen gesteente
o Vorstwerking: uitzetten water / ijs
o Biologisch – fysische werking: dikte van wortels
- Aardverschuivingen (Bergstortingen / Puinlawines > puinwaaiers, modderstromen)
- Rivierverloop
o Bovenloop: V-vormige dalen voor verticale erosie, grind, zand, klei
o Middenloop: horizontale erosie, grind, zand, klei
o Benedenloop: overstromingsvlakte, zand, klei, sedimentatie
o Uitmonding in zee: Delta’s (sediment hoopt zich op bij monding) / Estuaria
4.5: Kringlopen in het systeem aarde
- Reliëf: Verschil in hoogteligging
- Oude gebergten: gebergten die al ver afgesleten zijn door exogene processen en nu vlakke heuvellanden zijn. Hier botsten vroeger platen.
- Jonge gebergten: gebergten die pas zijn ontstaan door endogene processen en puntige gebergten zijn. Hier botsen platen.
- Gebergtevormende fasen
o Alpiene fase
o Hercynische fase
o Caledonische fase
- Schilden: De oude kernen van continenten, gevormd in de gebergtevormende fasen uit het precambrium.
- Hydrologische kringloop: waterkringloop
- Soorten gesteenten:
o Sedimentgesteenten (zandsteen, schalie, kalksteen, conglomeraat)
o Metamorfgesteenten: ontstaan onder grote druk & warmte in de subductiezone
o Stollingsgesteenten
- Koolstofkringloop
o Planten nemen Co2 op en stoten het daarna weer uit (ademen, verrotting)
o Dood plantenmateriaal vormt veenlagen, dit komt later vrij
o Vulkanisme levert Co2 op. Dit komt terecht in de zee.
o Co2 wordt opgenomen door schelpdieren & algen
o Algen & schelpdierden gaan dood en sedimenteren > vormt kalkgesteenten
o Kalk verdwijnt de aarde in door subductie
Hoofdstuk 5: Herhaling de Wereld
5.1: Economische en sociale patronen op de wereldkaart
- Centrum (rijk)
- Periferie (vrij arm)
- Semi-periferie (iets minder rijk)
- Verschillen in Welvaart meten door:
o BNP per hoofd
Waarde dollar verschilt dus gebruik koopkrachtpariteit
Alleen formele sector telt mee terwijl veel arme landen meer informele sector hebben
Geeft sociale en regionale ongelijkheid niet weer.
o BBP per hoofd (inkomsten buitenland buiten beschouwing)
o Verdeling van de beroepsbevolking
- Door mondialisering veranderd de internationale arbeidsdeling.
- Welzijn te meten door VN-ontwikkelingsindex:
o Koopkracht
o Analfabetisme
o Levensverwachting
5.2 Politieke, culturele en demografische patronen op de wereldkaart
- Bevolkingsspreiding te verklaren door:
o Natuurlijke mogelijkheden
o Ligging ten opzichte van economische centra
o Koloniale verleden
- Bevolkingsdichtheid te verklaren door:
o De hoogte van het geboorteoverschot
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden