Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 3: Zuidoost-Azië

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1355 woorden
  • 10 mei 2015
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Par 2. Fysisch-geografische kenmerken.

De breuklijnen tussen tektonische platen zijn verantwoordelijk voor vulkanisme, aardbevingen en gebergtevorming.

Lahar = verwoestende modderstroom die bij een vulkaanuitbarsting ontstaat als een kratermeer inscheurt of als alle sneeuw op de bergtop ineens door de vrijgekomen hitte smelt.

In zuidoost-Azië komen vooral tropische regenklimaten en savanneklimaten voor. 

Een variant op het savanneklimaat is het moessonklimaat. De droge tijd is nog vochtig genoeg voor aaneengesloten bossen. 

In zuidoost-Azië worden tropische orkanen ook wel cyclonen of taifoens genoemd.

Par 3. Sociaal-geografische kenmerken.

Naast religie en de wens van een groot leger hangt de verandering van geboorte- en sterftecijfers vooral samen met de stijging van de welvaart in een land. 

Zuidoost-Azië is sterk beïnvloed door de ligging tussen de Indische en Chinese beschaving. Door migratiebewegingen vind je hier veel sporen van het hindoeïsme en het boeddhisme. Arabische handelaren brachten ook de islam naar zuidoost-Azië.

Verband tussen de vorm van een land en de mate van culturele heterogeniteit:

  • Hoe grilliger de grenzen, hoe groter de kans dat meer cultuurgebieden aangesneden worden.

Door de snelle globalisering van een aantal gebieden en de ermee gespaard gaande verspreiding van de dominante westerse cultuur vindt op grote plaats acculturatie plaats.

Door voortschrijdende amerikanisering -> homogenisering van cultuur.

Welvaart meten: bnp per hoofd

Welzijn bepalen: VN-welzijnsindex

Bevolkingsgroei neemt o.a. af door gezinsplanning.

Par 4. Historisch-geografische kenmerken.

Vanaf 1800: industrieel kolonialisme begon. Hele gebieden werden economisch uitgebuit -> Exploitatiekolonies

Als gevolg van het kolonialisme hadden Europese staten rond 1900 vrijwel alle huidige ontwikkelingslanden in hun bezit.

Europese kolonisatoren bleken niet zo onoverwinnelijk als verwacht. Dit besef droeg ertoe bij dat er na de Tweede Wereldoorlog wereldwijd sprake was van een dekolonisatieproces. 

Nieuwe staten ontstonden. Vaak bestond zo'n staat uit regio's die cultureel en etnisch niet duidelijk bij elkaar hoorden.

Het onafhankelijk worden ging vaak gepaard met een bloedige strijd tegen het moederland.

Koude oorlog = machtsstrijd tussen de Sovjet-Unie en de VS. De VS was bang dat de landen communistisch zouden worden. 

Zuidoost-Azië was dus een belangrijk conflictgebied.

Mensen die aan de kant van Amerika hadden gestaan, werden in 'heropvoedingskampen' gestopt.

Sinds de beëindiging van de Koude Oorlog is de politieke stabiliteit toegenomen. 

Par 5. Politiek-geografische kenmerken.

De meeste zuidoost-Aziatische landen kennen sinds hun zelfstandigheid dictatoriale regimes, die met dwang nationale gemeenschappen bouwen op de bestaande culturele verscheidenheid. Dit leidt vaak tot verzet.

De EU, de VS en organisaties als de VN proberen de zuidoost-Aziatische landen te bewegen een parlementaire democratie naar westers model in te voeren. 

De politieke beïnvloeding van de regio houdt niet op bij de lobby van westerse mogendheden voor meer democratie. 

De opkomst van de politieke islam zorgt dat de politieke stabiliteit onder druk komt te staan. 

Pacific Rim = de regio die alle landen met kusten aan de Stille Oceaan omspant. (Noemen wij zuidoost-Azië)

Zuidoost-Azië ligt als een stootkussen tussen India en China en voorkomt zo een grote ruzie.

Thailand, Maleisië, Singapore, Brunei, Indonesië en de Filipijnen wilden niet bij de Koude Oorlog betrokken raken en richtten daarom de ASEAN op. Deze organisatie moest vrede brengen door samenwerking.

Par 6. Ontwikkeling en kolonialisme.

Neokolonialisme = arme landen zijn nog steeds afhankelijk van rijke landen.

Ondernemingslandbouw = op export gerichte verbouw van gewassen.

De rijke landen vormen het centrum en de arme lande de (semi)periferie -> centrum-periferieverdeling

Door centrum-periferierelaties op lokale schaal heeft niet iedereen gelijke kansen om vooruit te komen. In ontwikkelingslanden zie je daardoor dat de maatschappij voor een deel modern en voor een deel traditioneel is -> fragmentarische modernisering (= gedeeltelijke modernisering)

Landen in zuidoost-Azië worden gekenmerkt door economisch dualisme:

  • Moderne sector -> machines
  • Traditionele sector -> handwerk

Het is moeilijk om te moderniseren als jou juridisch onrecht wordt aangedaan en je geen toegang hebt tot kennis en krediet.

Par 7. Ontwikkeling en natuurlijke hulpbronnen.

In zuidoost-Azië grenzen maar liefst vier aardkorstplaten aan elkaar. Logisch dat hier volop ertsen voorkomen die winstgevend gedolven kunnen worden.

Ertsen zijn uit de aardmantel door het magma meegenomen naar het aardoppervlak. Ertsaders ontstaan doordat die ertsen zich ophopen in holle ruimtes.

Fossiele energiebronnen = ontstaan uit de resten van planten en miniscule diertjes. Door hoge druk omgezet door energiedelfstoffen. 

Fossiele energiebronnen worden aangetroffen op een continentaal plat = onderzees plateau dat aan een continent vastzit. 

Bodemvruchtbaarheid = het vermogen van het bovenste gedeelte van de grond om planten van de juiste hoeveelheden voedingsstoffen en water te voorzien.

Extensieve landbouw = wijze van landbouw waarbij naar verhouding per m2 weinig arbeid en kapitaal wordt ingezet.

Bevolkingsdruk = de mate waarin de bewoners van een gebied beslag leggen op de aanwezige ruimte en kringlopen.

Landen met veel natuurlijke hulpbronnen zijn in principe beter af, omdat de inkomsten ervan kunnen bijdragen aan hun ontwikkeling.

Par 8. Ontwikkeling en industrialisatie.

Bedrijven, vooral footloose industries (= bedrijven die gemakkelijk kunnen verhuizen omdat ze niet of nauwelijks gebonden zijn aan bepaalde vestigingsplaatsfactoren) doen niet anders dan voortdurend de comparatieve voordelen van verschillende gebieden met elkaar vergelijken.

Een plek heeft een comparatief voordeel als je er vergeleken met andere gebieden goedkoper kunt produceren of een dienst kunt verlenen.

Bedrijven letten bij de keuze van een gebied op de relatieve ligging, politieke stabiliteit, kostprijs en de beschikbaarheid van relevante productiefactoren

Ruilvoetverslechtering = het minder waard worden van je exportproducten ten opzichte van je importproducten. 

Sommige ontwikkelingslanden startten een beleid van importsubstitutie= proces waarbij binnenlandse producenten goederen gaan produceren of diensten gaan verlenen die voorheen van buitenlandse producten betrokken werden. 

Enkele landen in Azië voerden een beleid van exportgeoriënteerde industrialisatie. De productie en welvaart groeide snel. Daarom worden deze landen ook wel de Aziatische tijgers of NIC's genoemd.

EPZ's = gebieden bij havens of luchthavens waar multinationals zich exclusief kunnen vestigen. Als lokkertjes worden onder andere gebruikt: belastingvrije invoer en uitvoer van producten, goedkope grond, gebouwen en havenfaciliteiten en geen of weinig belasting op winsten. 

Er is sprake van global shift: Oost- en Zuidoost-Azië doen vooral in industrieel opzicht in toenemende maten mee aan de wereldeconomie.

Par 9. Ontwikkeling en globalisering.

De aanwezigheid van multinationale ondernemingen en het bestaan van EPZ's verraden het bestaan van externe economische beïnvloeding = proces waarbij het buitenland probeert zijn ideeën over het inrichten van de economie over te dragen op een ander land of regio.

Er vindt een verschuiving plaats van geleide economiën naar vrijhandel.

Ruimtelijke afwenteling = het overbrengen naar andere regio's van vervuilende activiteiten die in eigen land verboden zijn.

Agrarische transitie = landbouw wordt naar een hoger plan getild door de toepassing van moderne kennis.

In de commerciële landbouw verbouw je handelsgewassen voor de markt, dus moet er in tegenstelling tot in de op zelfvoorziening gerichte bevolkingslandbouw perse winst gemaakt worden. Daartoe wordt in de op de exportgeoriënteerde landbouw, de kapitaalintensiteit verhoogd en de arbeidsintensiteit verlaagd.

Deagrarisatie = proces waarbij de landbouw snel aan betekenis inboet en mensen uitstoot.

Rurale differentiatie neemt toe -> proces waarbij op het platteland grotere verschillen zichtbaar worden. 

Het simpelste werk wordt gedaan door landen die nog het minst ontwikkeld zijn en daarom de goedkoopste arbeiders hebben. Deze verschuivingen treden op door een verandering van productiekosten en/of locatiefactoren.

Door de veranderingen in de economische structuur, de infrastructuur, de toegenomen onderlinge handel en het meer gevarieerde exportpakket is zuidoost-Azië niet meer het kwetsbare gebied van vroeger.

Par 10. Regionale differentiatie en regionale ongelijkheid.

Onderscheid tussen:

  • formele regio -> homogeen gebied dat afgebakend is op basis van een of meerdere gemeenschappelijke fysisch- of sociaal-geografische kenmerken
  • functionele regio -> ruimtelijke interactie tussen ongelijksoortige verschijnselen

Regionale differentiatie = verschillen tussen gebieden in landschap en de manier van leven.

Regionale ongelijkheid = welvaarts- en welzijnsverschillen tussen gebieden.

Bijna alle landen van zuidoost-Azië proberen de export van artikelen te ontwikkelen en buitenlands kapitaal aan te trekken. Toch is het een gebied dat uit landen bestaat die zich op verschillende niveaus van economische en politieke ontwikkeling bevinden.

Ondanks die onderlinge verschillen kun je in zuidoost-Azië een paar trends waarnemen: deagrarisatie, verstedelijking, afnemende bevolkingsgroei, afnemend analfabetisme en een toenemende koopkracht. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.