Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3: stedelijke gebieden

Beoordeling 8.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 853 woorden
  • 28 juni 2016
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 8.9
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

 

Stedelijke distributie: Bevoorraden van winkels en horeca. Er botsen daar verschillende belangen met elkaar:

  • De transportondernemingen moeten zorgen voor betrouwbare aanvoer van goederen tegen redelijke tarieven.
  • De winkeliers willen steeds kleinere voorraden van een steeds groter assortiment. Dit leidt tot kleine zendingen en daardoor veel verkeer.
  • Het winkelpubliek wil sfeervol winkelen en dichtbij parkeren. Maar parkeerplaatsen en straat meubilair vreten ruimte.
  • Stadsbesturen wille de bebouwing in de binnensteden verdichten. Maar dan moet de stad jarenlang op de schop, wat slecht is voor de omzet van de bedrijven.

Het kan allemaal niet tegelijk.

Bedrijven vestigen zich graag op een plek die een goede bereikbaarheid heeft en in de buurt van een verkeersknooppunt ligt.

Bereikbaarheid: De mate waarin je binnen korte tijd en zonder moeite kunt komen waar je wilt.

Verkeersknooppunt: Een punt waar vaak meerdere lucht, spoor, water, auto wegen bij elkaar komen.

Reikwijdte: De  afstand die je maximaal wilt afleggen om gebruik te maken van een voorziening.

Verzorgingsgebied: Het gebied dat gebruikt maakt van die voorziening.

Drempelwaarde: Het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te blijven bestaan.

Kenniseconomie: Een economie waarbij de productiefactoren arbeid en kapitaal sterk gericht zijn op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie.

Het gaat om twee soorten kennis:

  1. ‘Harde’ technologische kennis, die vooral in de industrie wordt gebruikt, bijvoorbeeld om een superlichte racefiets te maken of nog meer functies op je mobieltje. Maar technische uitvindingen moeten wel verkocht worden. Net zo belangrijk is daarom:
  2. 2. ‘Zachte’ sociale kennis, die vooral in de handel en dienstverlening wordt gebruikt. Het gaat hier over de kennis van het gedrag van mensen en hun drijfveren.

Zakelijke dienstverlening: Die bedrijven in de tertiaire sector die allerlei diensten aan het bedrijfsleven en de overheid bieden.

Twee oorzaken waarom sommige steden in de jaren negentig van de vorige eeuw een creatieve stad werden genoemd:

  • De creatieven wonen graag in steden en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen.
  • De creatieven creëren een sfeer van succes, scoren en geld verdienen. Dat geeft andere bedrijven gelegenheid daarvan te profiteren.

Creatieve stad: Een stad met een hoog aandeel werkenden in creatieve beroepen.

Duale economie: In de stad zijn zowel de hoogopgeleiden, creatieve klasse die werkzaam is in de kenniseconomie vertegenwoordigd. Als de laagopgeleiden, lagere klasse.

Duale arbeidsmarkt: De grote kloof tussen banen voor hoog- en voor laagopgeleiden.

Stadsvernieuwing: Investeringen in het verbeteren van de kwaliteit van de woningen.

Herstructurering:  Het slopen van slechtere huurwoningen en de nieuwbouw van duurdere koopwoningen. Tevens het verbeteren van de openbare ruimte (na 1900)  

Gentrification: Verandering van de buurt, doordat de oorspronkelijke bewoners vertrekken en vervangen worden door sociaal-economisch sterkere groepen. Hierdoor verandert de buurt + aard van de voorzieningen. Deze worden luxer.

Huizen/flats bouwperiodes:

Arbeiderswijken: Tijdens de industrialisatie rond de 19e eeuw.

Eenvoudige eengezinswoningen en later toen het tempo omhoog moest portiekflats: Na de Tweede Wereldoorlog.

Galerijflats: Jaren 70

Nieuwbouwwijken: vanaf 1993.

Dure appartementen en huizen: 1985

Samenwerkingen rond de stad:

Regionale samenwerking:  Samenwerking tussen drie bestuurslagen: Gemeente, provincies en het Rijk. Die noodzakelijk is, omdat de aanspreken van bewoners een bedrijven op de ruimte en voorzieningen vaak de gemeente grens overschrijden.

Bestuurlijke netwerken: Vrijwillige samenwerkingsverbanden tussen besturen van overheden en maatschappelijke organisaties.

Publiek-private samenwerking: De samenwerking tussen bedrijven en overheid.

Buurtprofiel: De belangrijkste kenmerken van een bepaalde buurt samengevat: Bewonerskenmerken, woningkenmerken en omgevingskenmerken.

Woningkenmerken:

  • Ouderdom (bouwjaar).
  • Eigendom (koop, huur van particulier of corporatie).
  • Woningtype (vrijstaand, rijtjeshuis, portiekflat, galerijflat enzovoort).
  • Staat van onderhoud (goed, slecht, gerenoveerd of niet).

Bewonerskenmerken:

  • Grootte van de huishoudens (aantal personen in een huishouden)
  • Etniciteit (allochtoon of autochtoon, westers of niet-westers).
  • Inkomen (hoog of laag inkomen, uitkering of niet).
  • Gezinsfase (alleenstaande ouder, paar zonder of met kinderen, ouderen)

Je kan relaties leggen tussen woningkenmerken en bewonerskenmerken. Hier volgen twee voorbeelden:

  1. Hoe hoger het inkomen, hoe groter het huis.
  2. Hoe hoger het inkomen, hoe duurder het huis.

Overlast: Hinder die buurtbewoners ondervinden, bijvoorbeeld door harde muziek op ongewone tijden, vervuiling op straat, luidruchtige jongeren, intimidatie, drugsteel of -handel, enzovoorts.

Verloedering: Achteruitgang van de fysieke omgeving door bijvoorbeeld: Vandalisme, graffiti, zwerfvuil en hondenpoep.

Sociale (on)veiligheid: De bedreiging van de veiligheid die van binnen de samenleving komt, zoals misdrijven en overtredingen tussen burgers onderling.

Objectieve sociale (on)veiligheid: De veiligheid gemeten in cijfers. Hoe veilig het werkelijk is.

Subjectieve sociale (on)veiligheid: Hoe veilig iemand zich voelt.

Openbare ruimte: Ruimte die er voor iedereen is, maar die soms van niemand lijkt te zijn.

Stadsbestuurders moeten ervoor zorgen dat alle gebieden toegankelijk blijven, ook voor kwetsbare mensen, zoals ouderen, gehandicapten, of meisjes of vrouwen alleen. Hiervoor dienen ze drie dingen te doen:

  1. Onderhoud: Tijdig opruimen en herstellen van de openbare ruimte
  2. Overzichtelijkheid: Een goede inrichting en indeling van de openbare ruimte.
  3. Toezicht: Aanwezigheid van een aanspreekpersoon in de openbare ruimte.

Toegankelijk: Ook kwetsbare mensen kunnen gebruik maken van de openbare ruimte

Sociale cohesie: De samenhang in de wijk tussen mensen van verschillende groepen.

Buurt- of wijkvoorzieningen: Ontmoetingsmogelijkheden voor de bewoners van een buurt of wijk.

Segregatie: Gescheiden leven van bevolkingsgroepen.

Segregatie naar etnische achtergrond en inkomen.

Maatschappelijk= Je komt elkaar niet tegen op school/ voetbalclub.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Maatschappelijk= Je komt elkaar niet tegen op school/ voetbalclub.

Ruimtelijk= Je woont gescheiden.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.